WIDOPEDIA
Een blog over Frans-Vlaanderen, de Nederlanden en Europa
Wido Bourel

Meest recente berichten
Archieven
Kernwoorden

streektaal

Over geschreven en gesproken taal

In een recente stuk schreef ik het over soldaat en schoolmeester Philippus Boone die in de negentiende eeuw in keurig Nederlands van toen over zijn avontuurlijke reisverhalen schreef. Idem in de zeventiende eeuw met als voorbeeld Andries Steven, schrijver van het ‘Nieuwen Nederlandschen Voorschriftboek’. Of, op het einde van de zestiende eeuw, met de grote Duinkerkse dichter Michiel de Swaen.

 Cyriel Moeyaert, dé specialist van het Frans-Vlaams, heeft in zijn talloze artikels over de schrijftaal van de Franse Westhoek overvloedig aangetoond dat de Frans-Vlamingen, net als de rest van Vlaanderen of Brabant, de standaardtaal hanteerden in al hun geschriften. Standaardtaal ja dan neen gekleurd met regionale woorden of syntaxis. Uiteraard spraken Philippus Boone, Andries Steven en Michiel de Swaen op straat en in de familiekring het West-Vlaams van hun stad of streek.

Dwaalspoor

Laat me toe hier mijn stelling te herhalen: het promoten van de gesproken taal alleen, en met forse Hauts-de-France subsidies ondersteund, verdient taalkundig een certificaat van onkunde. Men dient uiteraard tegelijk de geschreven taal, het Nederlands, naast de orale taal te erkennen. Een specifieke spelling fantaseren voor de spreektaal is een dwaalspoor.

Niet geholpen door kennis van zaken verkoopt een vereniging als de AVNT dat de archaïsmen in de spelling van de geschreven taal van de vorige eeuwen geschreven dialect zijn. Dat klopt uiteraard niet: het was het geschreven Nederlands van zijn tijd, net als in Vlaanderen, Brabant of Limburg.

‘Schriftdeutsch’

De verhouding tussen dialecten en standaardtaal beantwoordt aan wat de taalkundigen een diglossie noemen. Gesproken dialecten en geschreven standaardtaal zijn niet specifiek voor het Nederlands taalgebied. Het is de normaliteit in veel Germaanssprekende landen.

De Duitssprekende Zwitsers hebben daar een expliciete naam voor: ze noemen hun geschreven standaardtaal Schrifdeutsch. Let op: de meesten spreken dagdagelijks hun respectievelijke streektalen (Muntart). Hun geschreven standaardtaal is het Schweizer Hochdeutsch, een Zwitserse variante van wat ze noemen de ‘pluricentrisch Deutsche Sprache’. De vele dialecten worden gekoesterd, precies omwille van hun diversiteit. De standaardisering van dialecten is in Zwitserland een contradictio in terminis. Niet de gesproken dialecten maar het Schriftdeutsch overkoepelt het geheel.

In de Zwitserse terminologie omgezet: het Frans-Vlaams is een van de dialecten van het standaard Zuid-Nederlands, een variante van de pluricentrische Nederlandse taalgroep. Als de Taalunie het laat afweten wordt de ‘pluricentrische Nederlandse taal’ de nieuwe definitie van de toekomst voor onze standaardtaal.

Gepubliceerd

04.02.2025

Kernwoorden
Reacties

Nogmaals over de streektaal

Sommigen van mijn lezers denken dat ik iets heb tegen de Frans-Vlaamse streektaal. Wie mijn verleden kent weet dat dit niet klopt niet. Het Frans-Vlaams is de taal van mijn ouders, taal die ze thuis met elkaar en in onze familie spraken. Mijn interesse voor het Frans-Vlaams heeft me geleid tot mijn studies van het Nederlands. En dat heeft mijn verdere carrière en mijn leven bepaald.

De verdwijning van het Frans-Vlaams maakt me droevig. Met vriend Jan Pol Sepieter lanceerden wij samen in de jaren ‘70 met de slogan “’t is schoon Vlaamsch te klapp’n”, de eerste naoorlogse reddingsoperatie van onze streektaal. Het was toen al duidelijk dat het Frans-Vlaams gevaar liep en de 21ste eeuw met moeite zou halen.

Onze reddingsoperatie was nooit tegen het Nederlands gericht, integendeel. Jan Pol sprak vloeiend Nederlands en dit had hem geholpen om ’t Frans-Vlaams (die hij thuis niet sprak) snel te beheersen en zijn leermethode te schrijven. Ik volgde uiteraard dezelfde lijn. Ik leerde Nederlands met als houvast het Frans-Vlaams gesproken in onze familie. Het was voor ons nogal vanzelfsprekend dat het gesproken Frans-Vlaams een springplank was naar het Nederlands, en omgekeerd.

Van de eminente kenner van het Frans-Vlaams, de taalkundige Cyriel Moeyaert hadden wij geleerd dat het Nederlands geen vreemde taal voor de Westhoek in Frankrijk zoals sommigen beweren. Het was de geschreven taal in enkele van onze scholen nog onderwezen tot in de negentiende eeuw.  En het was ook de taal van het geschreven woord, van onze archieven, net als in West-Vlaanderen of in de rest van Vlaanderen.

In al mijn lezingen over Frans-Vlaanderen, wanneer ik spreek over de verdwijning van onze streektaal, gebruik ik steeds het citaat van George Steiner (1925-2020) Frans-Amerikaans literatuurwetenschapper en cultuurfilosoof:

“De dood van een taal, ook al wordt ze nog maar gefluisterd door een handjevol mensen op een perceel geteisterde aarde, is de dood van een wereld. ”

In tegenstelling tot de ANVT vragen wij dat de regio Hauts-de-France het Nederlands erkent als regionale taal NAAST het Frans-Vlaams en als ’taal van de buren’. Het model bestaat al in de Elzas waar het Duits eindelijk erkend is als een van de streektalen naast het Elzassisch.

Gepubliceerd

30.01.2025

Kernwoorden
Reacties