WIDOPEDIA
Een blog over Frans-Vlaanderen, de Nederlanden en Europa
Wido Bourel

Meest recente berichten
Archieven
Kernwoorden

Frans en toch Vlaams

nu beschikbaar!

Het verhaal van Frans-Vlaanderen

Tijdens de bekerwedstrijd voetbal tussen de Franse kampioen Parijs Saint Germain en het kleine Frans-Vlaamse stadje Kassel kleurden 35.000 supporters, getooid met evenveel Vlaamse leeuwen, het stadium volledig geel-zwart. We bevinden ons hier in het noorden van Frankrijk. En toch noemen de inwoners zich Vlamingen. Hoe Vlaams zijn die Frans-Vlamingen? Spreken ze nog de streektaal? Wat kunnen we leren uit de geschiedenis van deze streek? Hoe is de schreve – de staatsgrens – ontstaan? En wat is er gebeurd nadat de regio door Frankijk werd geannexeerd?

Wido Bourel schetst het verhaal van Frans-Vlaanderen door de eeuwen heen. Van de plaats en belang van de regio als rijk deel van het graafschap Vlaanderen, het hertogdom Bourgondië en de Nederlanden, tot het cultureel en economisch verval na de Franse aanhechting.

De auteur heeft het zelf beleefd: de onmogelijkheid om de eigen taal te kunnen leren, de censuur op de eigen cultuur en geschiedenis en de strijd voor het behoud van de Vlaamse/Nederlandse identiteit van de streek. Uit het verhaal van Frans-Vlaanderen, maar ook vanuit zijn eigen beleving, schetst hij enkele interessante uitdagingen voor de toekomst.

Titel
Frans en toch Vlaams
Taal
Nederlands
ISBN
9789464750362
Formaat
15 x 23 cm
Verschijningsdatum
20 november 2023
Vijfde druk: maart 2025
Aantal pagina’s
270 p.
Prijs
€ 29.50
te vinden in elke boekhandel
Voor een door de auteur gesigneerd exemplaar, hier bestellen.

Mijn nieuwste boek

Op 10 april heb ik een afspraak gemaakt met ontwerper Raf Claes om de illustraties voor mijn nieuwe boek te selecteren. Ik heb inmiddels een titel gekozen:

DE DRIE MAAGDEKENS VAN KAASTER
De geheimen van een vergeten cultus

en in het Frans:

LES TROIS VIERGES DE CAESTRE.
Les secrets d’un culte oublié

Het aantal pagina’s moet nog definitief worden vastgesteld, maar het boek zal naar verwachting ongeveer 100 pagina’s tellen.

Als primeur voor mijn Facebook-vrienden zie je hieronder het ontwerp voor de kaft van het boek. Het wordt een tweetalige editie Nederlands-Frans.

Voor meer nieuws over de totstandkoming  en de verschijning van dit boek , volg mijn Facebook-pagina en binnenkort ook mijn blog.

Gepubliceerd

10.04.2025

Kernwoorden
Reacties

De Caesterlinde

9 april – De Caesterlinde was een oud café in Kaaster. Het originele bord, hier op de foto van Cyriel Moeyaert, verdween eind jaren ’80. Het gebouw werd toen omgebouwd tot woning. Zo verloor het bord in oud-Nederlands zijn functie. Ik heb de Caesterlinde vaak bezocht toen het nog open was. De deur stond altijd open als welkom.

De Caesterlinde had ook een andere rol. In 1614 werd het gebouwd als wetshuis van de heerlijkheid van de Commanderij van Kaaster. De linde fungeerde waarschijnlijk als grenspaal tussen Kaaster en Eke. Ik heb nooit een oude linde gezien en weet niet wanneer de boom verdween. De grens met Eke raakt tot aan de dorpskom van Kaaster. Daarom spreekt men soms over de Commanderij van Eke. Maar de ligging  in de nabijheid van de oude Romeinse heerweg maakte het ‘Commanderij van Kaaster’.

De Commanderijhoeve ligt een eindje verderop, tegen de beek. Het tempelhuis dateert uit de twaalfde eeuw. De bestuurlijke zetel van de Commanderij was hier in Kaaster. Daarom werd het wetshuis hier gebouwd.

De Commanderij was belangrijk. Tot 1790 werd ze bestuurd door achttien Commandeurs. Ze bezat veel gronden, niet alleen in Kaaster en Eke, maar ook in Borrre, Wormhout, Winnezele, Lomme, Radingem, Verlingen, Elverdinge, Brugge, Ruiselede, Anzegem en Waregem. Ook uit Zeeland kreeg de Kaasterse Commanderij inkomsten.

Uit mijn dagklapper: Een deel van de Commanderijhoeve werd in 1918 zwaar verwoest tijdens het Duitse lenteoffensief. Dit begon precies vandaag op 9 april en eindigde op 29 april.

Gepubliceerd

09.04.2025

Kernwoorden
Reacties

De eerste Frans-Vlaamse  veertiendaagse in Nieuwpoort

Vijftig jaar geleden, in april 1975, vond de eerste Frans-Vlaamse veertiendaagse in Nieuwpoort plaats. Dankzij de Mededelingen van het Komitee voor Frans-Vlaanderen is het volledige programma bewaard gebleven. Op de openingsdag, 29 maart, werd de veertiendaagse geopend door de Nieuwpoortse burgemeester Mommerency, in aanwezigheid van meer dan 250 gasten.

Het is ongelooflijk hoe rijk het programma  van deze twee weken was. Bij de organisatie van deze veertiendaagse waren dertien burgemeesters betrokken, afkomstig uit vijf Vlaamse en acht Frans-Vlaamse gemeenten. Van Vlaamse zijde was ook het ministerie van Nederlandse Cultuur en Vlaamse Aangelegenheden vertegenwoordigd, met kabinetschef O. Coenen.

 Het Komitee voor Frans-Vlaanderen hield een werkvergadering onder leiding van haar bezieler Luc Verbeke. Er werden beiaardconcerten georganiseerd, lezingen gehouden over diverse onderwerpen, en er vertrok een busreis naar Frans-Vlaanderen. Het Frans-Vlaamse volkstoneel van Flor Barbry zorgde voor een indrukwekkende voorstelling voor een volle zaal, en alle Frans-Vlaamse verenigingen, van het CFF tot de Michiel de Swaenkring, waren aanwezig.

André Demedts hield op de openingsdag een visionair betoog waarin hij het deltagebied van de Nederlanden, met wereldhavens zoals Rotterdam, Antwerpen en Duinkerke, als kerngebied en economisch draaischijf van Europa aanwees, en een grote toekomst voorspelde. Verslaggever Raymond Watthy prees in zijn verslag het feit dat tijdens deze eerste Veertiendaagse in Nieuwpoort, vanuit verschillende overtuigingen en richtingen, met respect voor elkaar, soepel werd samengewerkt.

Hoe komt het toch dat mensen als Demedts, Verbeke, Barbry, Montmorency en vele anderen in staat waren om al deze activiteiten te ontplooien, mensen in zo’n kort tijdsbestek samen te brengen en de pers en de politiek te bereiken, terwijl wij dit vandaag de dag niet meer kunnen? Wie volgt in hun voetsporen?

Gepubliceerd

07.04.2025

Kernwoorden
Reacties

Een Franse, Waalse, of Zuid-Nederlandse hugenote?

Op 6 april 1652 arriveert de Nederlander Jan van Riebeeck in de Tafelbaai, aan de Kaap in Zuid-Afrika. Zijn vrouw, Maria de la Quellerie, vergezelt hem. Maria stamt af van een familie van calvinisten die afkomstig is uit het Land van het Vrije Leen en het Leiedal. Meer specifiek komt haar familie uit het huidige Frans-Vlaamse stadje Armentiers.

Sommige Franse auteurs beweren ten onrechte dat zij afstamt van Franse hugenoten, maar dat klopt niet, aangezien Armentiers toen nog tot de Zuidelijke Nederlanden behoorde. Dergelijke vormen van geschiedschrijving behoren tot de mythes van het eeuwige Frankrijk. Andere schrijvers zijn van mening dat zij afstamt van Waalse hugenoten, omdat de familie De la Quellerie, eenmaal in Nederland, zich had ingeschreven bij de ‘Waalse kerk’. In feite was de familie De la Quellerie Zuid-Nederlandse, meer bepaald Vlaamse, maar Picardisch sprekend.

Jan en Maria richtten, namens de VOC, een verversingspost en tussenstop voor proviandering op de Kaap op. Dit landingspunt markeert het prille begin van wat later zal uitgroeien tot de Republiek Zuid-Afrika.

P.S. Meer info over Maria de la Quellerie vind je in mijn boek “Kinderen van de Beeldenstorm.” Meer informatie en laatste exemplaren zijn beschikbaar op mijn blog widopedia.eu.

Gepubliceerd

06.04.2025

Kernwoorden
Reacties

Ook niet taalkundigen hebben een mening over taal

In de jaren ’70 van de vorige eeuw bedacht en verspreidde ik samen met Jan Pol Sepieter de slogan: “Ons Vlaamsch is een steektaal van het Nederlands, de taal van 25 miljoen Europeanen.” Onze bescheiden poging om de streektaal te redden was nooit tegen het Nederlands gericht; integendeel. Jaren later kwamen er krachten op die onze boodschap verdraaiden en het Nederlands als vreemd aan de streek en elitair bestempelden.

Ik ben geen taalkundige, maar ik heb mijn verantwoordelijkheid genomen en getuigd dat dit nooit onze bedoeling is geweest. Ik heb hierover verschillende artikelen geschreven en zelfs een boek, Olla Vogala. Nu lees ik dat Jan Pekelder, een taalkundige van Nederlandse afkomst, mij beschouwt als iemand die de “voortdurende tweespalt” onderhoudt. De man weet wat ik denk al heb ik nooit met hem gesproken. Daarom geef ik hier nogmaals een samenvatting van mijn visie, die ik al meer dan een halve eeuw verdedig. Vandaag precies en jaar geleden schreef ik hierover nog een artikel met de titel ‘Honden in het kegelspel’.

Frans-Vlaams

Cyriel Moeyaert noemde zijn levenswerk “woordenboek van het Frans-Vlaams,” niet van het West-Vlaams. Hiermee maakte hij duidelijk dat dit woordenboek specifiek over de streektaal over de schreve ging. Deze taal is niet zo anders dan die in Heuvelland of Bachten de Kupe, maar de Frans-Vlaamse streektaal heeft eigenaardigheden en woorden bewaard die elders verdwenen of in onbruik geraakt zijn.

We schreven Nederlands en spraken de streektaal.

Wij schreven Nederlands en spraken de streektaal. Van Cyriel Moeyaert leerde ik dat de geschreven taal van de Frans-Vlamingen in de zeventiende, achttiende, negentiende en begin twintigste eeuw altijd Nederlands is geweest. Het Nederlands van die tijd. De geschreven taal van Michiel de Swaen, Andries Steven of Renaat Despicht vertoont soms regionale kleuren en woorden, maar is onmiskenbaar Nederlands.

Streektalen als geheugen van de standaardtaal
Van Cyriel onthield ik ook hoe belangrijk de standaardtaal is en waarom ik de taalerfenis van mijn ouders moet koesteren. De streektalen van het Nederlands zijn het geheugen van onze taal voor alle mensen van goede wil. De liefde voor het Nederlands betekent niet automatisch oppositie tegen de streektaal; integendeel.

Taal evolueert voortdurend

Ooit was het gebied van de huidige Nederlanden in Frankrijk de bakermat van onze taal, waar men het Noordzeegermaans sprak van hier tot aan de Engelse kust. Wat mij betreft had men de standaardtaal Diets kunnen noemen. Het punt is dat het Nederlands de standaardtaal is geworden van de streken die tot de historische Nederlanden behoren. Voor wie problemen heeft met de taal boven de Moerdijk is pragmatisme nodig: het is wat het is. Ook onder de Moerdijk hebben ze misschien vragen bij de evolutie van onze taal. Laten we niet te bekrompen denken: de afstand van Duinkerke tot Amsterdam is amper 300 km, niet veel verder dan Parijs, behalve in onze hoofden.

De geschiedenis is wat het is

Dat onze standaardtaal meer “Hollands” klinkt dan ons in Vlaanderen lief is, heeft te maken met de geschiedenis, de wet van de grote getallen, en de afstand. Het lijkt me logisch: hoe verder men van het centrum staat, hoe minder invloed. Dit geldt niet alleen voor het West-Vlaams; ook Limburgers hebben reden tot klagen. Het zuiden had een tweede centrum kunnen aanduiden, maar is in 1830 een andere weg opgegaan. Een troost: mijn Nederlandse vrienden onder de Moerdijk klagen ook wel eens over de taal van de Randstad.

Nederlands: geen ‘vreemde taal’ in de Westhoek

Er zijn mensen in Frans-Vlaanderen die de onwetendheid van de plaatselijke bevolking en van liefhebbers van de streektaal misbruiken om hen allerlei onzin wijs te maken. Vlaenderen, met ‘ae’, zou Frans-Vlaams zijn, en Vlaanderen, met ‘aa’, zou een andere, vreemde taal zijn: het Nederlands. De Frans-Vlaamse naam voor de gemeente Sercus zou Zurkel zijn en niet het duizendjarige Zerkel. En het Frans-Vlaams zou meer verwant zijn met het Engels en zelfs met het Duits, maar niet met het Nederlands. Dit alles komt van dezelfde zelfgeproclameerde academici van de Vlaemsche taele, die soms niet eens tot vuuve kunnen tellen. Laat staan tot vijf.

West-Vlamingen moeten zich niet vergissen in de strijd

Er zijn mensen aan deze kant van de schreve, liefhebbers van het West-Vlaams, die deze onzin beamen en aanmoedigen. Ze stimuleren deze Frans-Vlamingen om een nieuw Volapük te creëren. De rijkdom van de streektaal is precies in de verscheidenheid, en niet in de standaardisering ervan. Ze moeten ook weten dat zelfs Guido Gezelle, nochtans een hardnekkige verdediger van het West-Vlaams, nooit dialectisch heeft geschreven.

De Nederlandse gedachte helpt

Dat onze standaardtaal meer “Hollands” klinkt dan ons in Vlaanderen lief is, heeft ook te maken met de geschiedenis, de wet van de grote getallen, en de afstand. Hoe verder men van het centrum staat, hoe minder invloed. Dit geldt niet alleen voor het West-Vlaams. Over dat centrum nog dit: het zuiden had een tweede centrum kunnen aanduiden, maar is in 1830 een andere weg opgegaan. Een troost: mijn Nederlandse vrienden onder de Moerdijk klagen ook wel eens over de taal van de Randstad. Het is dus geen specifiek Vlaams probleem.

Vlamingen moeten niet zeuren, maar handelen

Met 25 miljoen sprekers behoort het Nederlands tot de top tien van de meest gesproken talen in Europa. Niet meer, maar ook niet minder. Laten we dus niet kleiner denken dan we zijn en onze plaats innemen. Eenheid in verscheidenheid is al een tijdje de norm. De tijd van de stugge ABN-normen is voorbij. Het zuiden moet, in plaats van de rol van slachtoffer te spelen, de Taalunie en alle mogelijke taalinstanties overspoelen met ideeën en voorstellen voor een betere stem in het kapittel.

Gepubliceerd

05.04.2025

Kernwoorden
Reacties
Jan Achten
15.04.2025 - 07:00

Men leze van Jelle Stegeman: Grote geschiedenis van de Nederlandse taal, deel 2 (deel 1 behandelt de vroege historie, vanaf het Indo-Germaans). In de 16e eeuw was het Nederlands een verzameling streektalen die onderling slecht waren te verstaan. Daarom ontwikkelde zich voor de commercie een bovenregionale taal en in de tweede helft 18e eeuw werd die officieus gecodificeerd, op basis van geschriften van Vondel en P.C. Hooft, allebei Hollanders. De Bataafse republiek maakte die codificatie officieel. Na de scheiding hebben Nederland en Vlaanderen in de tweede helft 19e eeuw die codificatie afzonderlijk opnieuw vastgesteld, aldus werd Hollands officieel Nederlands.
Regio speelt bij ons weinig een rol, we hebben het geluk veel minder last te hebben van de Franstalige overheersing. Nee, het is de erfenis van Vondel en P.C. Hooft!

Beantwoorden

De ‘Zunnekeuning’ die geen zon bracht

De Vlaamsgezinde directeur van het College van Hazebroek, priester Dehaene (1809-1882), stelde ooit de vraag: “Moeten wij onze voorouders vergeten? Zouden zij niet terecht verbaasd zijn als ze ons zien dansen op hun beenderen bij het bezingen van hun schaamte?” Deze woorden schreef de gezaghebbende Dehaene als protest tegen de oprichting van het gedenkteken voor de drie veldslagen van het Frans-Vlaams Kassel.

Ik moest hieraan denken bij het lezen van een tweetalig straatnaambord in Sint-Winoksbergen: “Voetbruggetje van den zunnekeuning.” Het feit dat dit bord een mengeling is van geschreven folklore-Vlaams en Nederlands, maakt het nog niet acceptabel. De zunnekeuning bracht immers geen zon, maar dood en verderf. De kronieken uit de zeventiende eeuw vertellen ons dat de meeste inwoners waren gevlucht en dat wie achterbleef, ziek of dood was. De hele streek was geplunderd, afgebrand of verwoest.

In de woorden van priester Dehaene: in Sint-Winoksbergen is de schaamte voorbij, zelfs met maar een voetbruggetje, om Pietje XIV te eren. De katholieken onder ons zouden kunnen zeggen: vergeef de initiatiefnemers, want ze weten niet wat ze doen. Maar ik ben een pantheïst. Dit bord ontsiert het stedelijk landschap van deze Vlaamse stad en mag wat mij betreft zo snel mogelijk worden verwijderd of overgeschilderd.

Gepubliceerd

03.04.2025

Kernwoorden
Reacties

Een lezing in een historisch muziekcafé

Vandaag, 31 maart, houd ik een lezing over mijn boek FRANS EN TOCH VLAAMS, HET VERHAAL VAN FRANS-VLAANDEREN op uitnodiging van TROUVAILLES, een groep onder leiding van Bern Paret, regiocoördinator Westhoek, die jaarlijks een auteur uit de streek uitnodigt.

De lezing vindt plaats in Café des Orgues in Herzele, dat wordt uitgebaat door onze vriend Wartje. Wartje is ook de animator van de Frans-Vlaamse vereniging Zannekin (niet te verwarren met de stichting Zannekin) en brouwer van het Zannekin-bier (zie ook logo hieronder).

Deze lezing wordt in besloten kring gehouden. Maar je kunt op eigen initiatief eens een bezoek brengen aan Café des Orgues voor een uurtje muzieknostalgie. De openingstijden zijn elke vrijdagavond, zaterdag en zondagmiddag.

De drie instrumenten van het muziekcafé zijn dansorgels, vervaardigd door Mortier, de bekende dansorgelmaker uit Antwerpen. Dit bedrijf werd opgericht in 1885 en verdween in 1952. Mortier heeft meer dan 600 orgels geproduceerd, maar de meeste zijn inmiddels verloren gegaan. In Café des Orgues kun je nog dansen op de muziek van een van de weinige Mortier-orgels die de tand des tijds heeft doorstaan. Een unieke belevenis!

Gepubliceerd

31.03.2025

Kernwoorden
Reacties

Tegen de zomertijd

Elk jaar verzet ik, zeer tegen mijn zin, mijn horloge een uur vooruit om over te schakelen naar de zomertijd. Ik herinner me nog goed hoe mijn grootvader, net als alle Frans-Vlaamse boeren, niet om 12 uur, maar om 13 uur pauzeerde voor het middagmaal. 13 uur betekende nog steeds een verschil van één uur met de hoogste zon, maar vanaf vandaag komt daar nog een uur bij, wat in totaal twee uur verschil maakt.

Op de oude metselaarstekens op onze huizen lees je dat onze voorouders de dagen indeelden in drie delen, volgens de drie standen van de zon: de opkomende zon, de hoogste stand of middagzon en de ondergaande zon. Het jaar kan op dezelfde manier worden ingedeeld: de zomerzonnewende (hoogste stand van de zon), de winterzonnewende (laagste stand) en de lente (middelste stand of evenwicht, vandaar de term lente-evening). Deze “drie zonnen-symboliek” vind je terug op gebouwen, maar ook op oude graven.

Onze vreemde wereld heeft een mond vol van de natuur. Men maakt rivieren weer kronkelig nadat ze rechtgetrokken zijn, graaft opnieuw grachten die gedempt waren, en plant bomen waar bossen zijn gesneuveld. Maar rekening houden met de zon is te veel gevraagd.

Het soort stedelijke ‘natuur’-mens dat onze tijd voortbrengt, heeft niets te maken met leven in harmonie met de natuur. Mijn grootvader was een echte natuurmens: hij werd wakker bij het kraaien van de haan, verstond de geluiden van de dieren in de stal en het gezang van de vogels die het ochtendgloren begroeten.

Welke instanties moeten zich hier nu over buigen om de klok definitief minimaal een uur terug te draaien en dat zo te houden? Wie is bevoegd? Misschien de EU onder leiding van Angela Dinges? Dan zijn we nog niet aan de nieuwe aardappelen.

Gepubliceerd

30.03.2025

Kernwoorden
Reacties

De eerste Nederlandse feministe

Op 28 maart 1799 overleed Etta Palm in Den Haag. Ze was courtisane, dubbelspionne en feministe. Geboren in 1743 in Groningen, kwam ze uit welgestelde ouders en sprak vloeiend Nederlands, Frans, Engels en Duits.

Palm woonde in verschillende Europese hoofdsteden, waaronder Parijs. In 1789 raakte ze gefascineerd door de Franse Revolutie. Als een van de weinige vrouwen mocht ze in de Franse Nationale Vergadering een toespraak houden. Daarin betoogde ze dat vrouwen niet onderdoen voor mannen. In Parijs richtte ze ook de ‘Club Patriotique des Femmes’ op, een revolutionaire, patriottische vrouwenclub. Zo ging ze de geschiedenis in als de eerste Nederlandse feministe.

Voor de Franse Revolutie was Etta al bekend als courtisane en actief als spionne, zelfs als dubbelspionne voor haar thuisland en andere mogendheden. Haar turbulente jaren in Parijs eindigden in een gevangenis. Na haar vrijlating vluchtte ze naar Nederland. Daar werd ze ontmaskerd als dubbelagente en opnieuw gevangengenomen. Ze belandde in het kasteel van Woerden. In de gevangenis werd ze ziek, en werd daarom vrijgelaten. Etta Palm overleed een jaar later op 55-jarige leeftijd.

Gepubliceerd

28.03.2025

Kernwoorden
Reacties

Nicolas Bourgeois, de grijze eminentie van Frans-Vlaanderen

Op 27 maart 1982 overleed mijn goede vriend Nicolas Bourgeois, op 86-jarige leeftijd. Nicolaas, zoals zijn vrienden hem noemden, was een briljante geest. Hij was oud-leerling van de prestigieuze École Normale Supérieure maar relativeerde al lachend de tegenstelling in die titel: “Hoe kun je ‘normaal’ en tegelijk ‘superieur’ zijn?”

Rechtsgeleerde, historicus, politieke theoreticus en schrijver – dat was Nicolaas in al zijn facetten. Zijn doctoraatsthesis, getiteld “Proudhon, het federalisme en de vrede”, en zijn roman ‘Le berceau sous le beffroi’ werden meermaals bekroond.

Als rechterhand van de Frans-Vlaamse voorman Jean-Marie Gantois was Nicolaas, vaak onder verschillende pseudoniemen, de meest productieve Frans-Vlaamse schrijver van het interbellum. Namens het Vlaams Verbond in Frankrijk fungeerde hij als contactpersoon voor federalistische kringen in Parijs en andere Franse regio’s. In zijn rol als secretaris van de stad Parijs schreef hij bijna de helft van alle spreekbeurten die namens de gemeenteraad werden uitgesproken. Zelf noemde hij zich spottend “de papegaai van de stad.”

In de jaren ’70 had ik het voorrecht Nicolaas wekelijks te bezoeken in zijn statige Olmkasteel in Hazebroek. Hij vertelde over de Frans-Vlaamse beweging, de voornaamste spelers van zijn tijd en zijn visie op de toekomst van Vlaanderen en Europa. Hij moedigde me aan om te schrijven en besprak mijn eerste (mis)stappen met veel humor en deskundigheid. Hij was bijzonder dankbaar dat jonge mensen in Frans-Vlaanderen de fakkel overnamen. Soms trad hij discreet op als ‘grijze eminentie’ voor de jeugd.

Van Nicolaas ontving ik de wijze raad:

“Ga altijd naar de bron. Lees zelf de boeken die zogezegd de brandstapel verdienen. Neem niet zomaar de mening van een ander over zonder eerst zelf te kijken wat er werkelijk staat. Vele criticasters en zogenaamde beïnvloeders liegen en bedriegen, of weten gewoon niet waarover ze spreken.”

Gepubliceerd

27.03.2025

Kernwoorden
Reacties