nu beschikbaar!
Het verhaal van Frans-Vlaanderen
Tijdens de bekerwedstrijd voetbal tussen de Franse kampioen Parijs Saint Germain en het kleine Frans-Vlaamse stadje Kassel kleurden 35.000 supporters, getooid met evenveel Vlaamse leeuwen, het stadium volledig geel-zwart. We bevinden ons hier in het noorden van Frankrijk. En toch noemen de inwoners zich Vlamingen. Hoe Vlaams zijn die Frans-Vlamingen? Spreken ze nog de streektaal? Wat kunnen we leren uit de geschiedenis van deze streek? Hoe is de schreve – de staatsgrens – ontstaan? En wat is er gebeurd nadat de regio door Frankijk werd geannexeerd?
Wido Bourel schetst het verhaal van Frans-Vlaanderen door de eeuwen heen. Van de plaats en belang van de regio als rijk deel van het graafschap Vlaanderen, het hertogdom Bourgondië en de Nederlanden, tot het cultureel en economisch verval na de Franse aanhechting.
De auteur heeft het zelf beleefd: de onmogelijkheid om de eigen taal te kunnen leren, de censuur op de eigen cultuur en geschiedenis en de strijd voor het behoud van de Vlaamse/Nederlandse identiteit van de streek. Uit het verhaal van Frans-Vlaanderen, maar ook vanuit zijn eigen beleving, schetst hij enkele interessante uitdagingen voor de toekomst.
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/hoe-kan-men-geen-fransman-zijn
Tugdual Kalvez is een Bretoense filosoof, taalkundige en schrijver. Hij is afkomstig uit het dorpje An Erge-Vihan in de buurt van de stad Quimper. Vader en moeder spraken Bretoens en Tugdual interesseerde zich van jongs af voor de Bretoense taal en cultuur. Hij publiceerde onlangs het boek Comment peut-on ne pas être français?*: Hoe kan men geen Fransman zijn?
Tugdual Kalvez, de titel van uw boek laat niets aan de verbeelding over. Hoe kan men als Bretoen geen Fransman zijn?
‘Mijn titel refereert naar het iconisch boek Comment peut-on être Breton? (1970) van de Bretoense voorman Morvan Lebesque. Op deze wijze wou Lebesque de niet-erkenning van het Bretoense volk door de Franse staat aanklagen. Vijftig jaar later is niets veranderd. De jakobijnse pretentie om de zogenaamde universaliteit van het Franse model aan te prijzen regeert het land.’
Frankrijk als licht in de duisternis van de wereld?
‘Een anoniem gebleven jakobijn van dienst schreef in 2012: “Een Franse burger zou kunnen stellen dat hij de wereld alle geluk toewenst die de Franse republiek garandeert.” Ik denk dan aan de vijf nachten durende rellen in de Franse steden, één maand geleden. Dezelfde dwaas vervolgt in alle bescheidenheid: “Het is niet Frankrijk dat men opnieuw moet uitvinden, maar de wereld.” De wereld volgens Frans model, dat is het einde!’
Ik lees: ‘De auteur van dit boek is geen nationalist maar een Bretoense patriot.’ Wat is voor u het verschil tussen een nationalist en een patriot?
Het andere volksnationalisme is defensief van aard. Het gaat om de verbondenheid met onze voorouders, met hun taal, hun cultuur en patrimonium
‘Ik zie twee soorten van nationalisme. Eerst het leerstellig agressief nationalisme dat van de natie een absolutisme maakt. Het plaatst het eigen land boven alle andere. De gevolgen kunnen zijn: chauvinisme, xenofobie en zelfs racisme en kolonialisme. Dit nationalisme dat andere volkeren en naties niet respecteert, klaag ik aan. Het andere volksnationalisme is defensief van aard. Het gaat om de verbondenheid met onze voorouders, met hun taal, hun cultuur en patrimonium.’
U schrijft dat Frankrijk geen organische natie is maar een politieke en militaire constructie.
Een organische natie wordt samengesteld door etnische, taalkundige en culturele componenten. Frankrijk is een politieke en militaire constructie, geen organische natie. De Gaulle heeft dat juist verwoord: “Frankrijk werd gemaakt met het zwaard.” Aan de Franse periferie tel ik zes volkeren die door Frankrijk met de wapens zijn veroverd. De Franse natie is alleen wat in het centrum overblijft.’
U trekt van leer tegen het virus van het jakobinisme. Zijn die jakobijnen niet samen met de Franse Revolutie verdwenen?
‘Helaas, neen, de jakobijnen zijn niet verdwenen met de Revolutie van 1789. De diverse politieke partijen die later opdoken waren centralistisch en staatsnationalistisch. Het zijn allemaal aanhangers van het één en ondeelbaar Frankrijk. Ze ontkennen het bestaan van de perifere volkeren. Ze weigeren om hun geschiedenis en hun taal te onderwijzen. Het hele systeem is fundamenteel jakobijns.’
In uw boek definieert u allerlei termen. Wat is uw definitie van jakobinisme?
‘Het jakobinisme is een ideologie geërfd van de meest radicalen onder de revolutionairen. Zijn kenmerken zijn buiten het centralisme, het staatsnationalisme, het etatisme en het republicanisme. Maar dan telkens in hun extreme vorm. Het gevolg is een sterk gecentraliseerde staat, een gedwongen eenheid gebaseerd op de centrale modellen. Voeg eraan toe een scheefgetrokken vorm van secularisme. De cultuurminderheden worden met dwang onder de knoet gehouden. Hun talen worden verboden. De Republiek spaart op de vrijheden en de democratie wordt in een spannend korset samengehouden.’
De Franse president Jacques Chirac zei ooit: ‘We moeten de humanistische en universele boodschap van Frankrijk bekend maken.’
‘De Franse pretentie tot universalisme bestond nog niet voor de Franse revolutie. Het draagt het masker van de begoede klasse en van het Frans nationalisme. Noem het een superioriteitscomplex. De schrijver Paul Gaultier poneerde dat “de Franse beschaving een evident universalisme inhoudt met de rede als voornaamste kenmerk”. En hij voegde eraan toe: “Ze is hierdoor van toepassing op alle volkeren, en kan voor hen het ideale kader worden voor het leven in een gemeenschap.”’
Laten we het nu hebben over Bretagne: hoe is de streek Frans geworden?
‘In 1488 verloor Bretagne de oorlog. Frankrijk dwong Bretagne tot een verdrag. Anne, dochter en erfgename van het hertogdom, mocht volgens dat verdrag niet trouwen zonder het akkoord van de Franse koning. Ze werd gedwongen om de koningen Charles VIII en Louis XII te huwen. Door het edict van 1532, werd Bretagne tot een autonoom gebied herleid binnen het Franse Koninkrijk.’
Sinds wanneer kan men spreken van een Bretoense beweging?
‘De Bretoense beweging kwam op in de tweede helft van de negentiende eeuw. De beweging kende een trage ontwikkeling en werd pas na Wereldoorlog I volwassen. De Parti National Breton (PNB) gaf het weekblad l’Heure Bretonne uit, goed voor een oplage van 30.000 exemplaren in de oorlogsjaren. Maar het verdween door de gevolgen van de oorlog. Andere organisaties namen later de fakkel over. Ze bereikten resultaten op economisch en cultureel, maar niet op politiek vlak. In 2022 vroeg de Regionale Raad van Bretagne een bredere vorm van autonomie. Momenteel tracht een collectief alle Bretoense krachten te bundelen om deze eis te steunen.’
Een Bretoense uitgever legde me uit dat de Bretoense beweging vandaag alleen links kan zijn, om de collaboratie te vergeten.
‘Er zijn zoveel valse beschuldigingen geuit tegen de Bretoense beweging dat wij zo weinig mogelijk refereren naar deze periode. Ik bereid momenteel een nieuw boek voor om de waarheid over de PNB recht te zetten. De Bretoense actie is nu naar de toekomst gericht en wil een bijzondere status bekomen voor Bretagne.’
Wat zijn de voornaamste Bretoense eisen?
‘Ik som ze even op. 1 – de administratieve hereniging van alle Bretoense gebieden, dat wil zeggen de re-integratie van het departement Loire Atlantique; 2 – de oprichting van één Bretoense raad die de Regionale Raad en de vijf Departementale Raden samenbrengt; 3 – een ruime autonomie met een aangepaste financiële dotatie; 4 – het onderwijs van het Bretoens in alle Bretoense gemeenten en op alle onderwijsniveaus; 5 – van het Bretoens een officiële taal maken, naast het Frans.’
‘Sommige militanten zijn van mening dat alleen een Bretoense Republiek al deze eisen samen kan mogelijk maken.’
De hereniging van het Bretoens territorium: waar gaat het precies om?
‘Het is het Vichyregime dat het departement Loire-Atlantique met hoofdstad Nantes in 1941 heeft gesplitst van de rest van Bretagne. In 1955 heeft eerste minister Michel Debré deze verdeling van Bretagne — een beslissing genomen door een collaborerende regering — bevestigd. 72 procent van de Bretoenen waren in 2014 voor de hereniging van Bretagne. Maar de regering heeft een truc van de foor uitgehaald om dit te blokkeren. Eens te meer!’
In mijn jeugd was Bretoens zijn synoniem voor ‘autonomist’. Hoe ziet u dit autonomisme?
‘In 2020 hebben wij twee voorstellen gedaan: de gemeente blijft het lokaal echelon dicht bij de mensen. Een tweede echelon is de regio die zich bezig houdt met het territoriaal beheer, de urbanisatie, de economische ontwikkeling, de grote ecologische vragen (water, energie, afvalbeheer), enzovoort.’
De regio moet een sterke macht krijgen, met een bijzondere status die toelaat om zelf oplossingen te brengen voor haar problemen
‘De regio moet een sterke macht krijgen, met een bijzondere status die toelaat om zelf oplossingen te brengen voor haar problemen. Tegenover de Franse staat is er uiteraard de eis tot transfer van de nodige competenties om een autonome financiering, een budget en een financieel beheer van Bretagne mogelijk te maken. Vergelijk het met de situatie in Schotland.’
Hoe ziet u als taalkundige de toekomst van de Bretoense taal?
‘De toekomst van onze taal blijft problematisch als wij niet politiek en financieel baas kunnen worden in eigen land. De centrale macht in Parijs speelt met onze voeten, doet kleine beloftes die ze niet houdt. Anderzijds is de Bretoense beweging te braaf en mist aan eenheid.’
En de toekomst van Bretagne?
‘Wij hebben als Bretoenen enkel een toekomst als wij kunnen breken met de jakobijnse macht. Daarom ook mijn oproep in mijn boek. Ik nodig de Bretoenen niet uit om te rebelleren. Ik roep ze op om hun onvervreemdbare rechten te laten gelden in naam van de rechtvaardigheid. Ik roep de Franse machthebbers op om hun principe van gelijkwaardigheid toe te passen in plaats van onze rechtmatige eisen te bestrijden. Ik roep ten slotte alle Franse staatsburgers op tot een federalistische, sociale en solidaire revolutie.’
Het is oorverdovend stil rond uw boek in de Franse media.
‘Er is sprake van censuur vanwege de Franse, maar ook van de Bretoense media. Enkel publicaties van de Bretoense beweging hebben mijn boek besproken. De titel spreekt de militanten aan, maar het maakt de jakobijnen ongerust. Het treft hun ideologie in het hart. De reden van het verzwijgen van mijn boek in de nationale media heeft uiteraard alles te maken met mijn aanval op hun onaantastbaar geacht jakobinisme.’
*Comment peut-on ne pas être français? Le Temps éditeur — An Amzer embanner, 2022.
03.09.2023
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/de-rel-rond-les-lacs-du-connemara/
Een journalist van het internet medium Tipik van de RTBF, vroeg Juliette Armanet, een jonge, vrij onbekende Franse zangeres, drie liederen te noemen waarbij zij onmiddellijk de zaal zou verlaten. Antwoord: drie maal de wereldhit Les lacs du Connemara van de Franse zanger Michel Sardou. Je weet wel, het liedje dat iedereen meezingt al zwaaiend met een servet. Geen trouwfeest of studentikoze avond zonder ‘Là bas au Connemaraaa’. Meer moest dat niet zijn, de nieuwe Franse woke rel van de maand was een feit.
Wat Armanet tegen dat wereldberoemd liedje – al uit 1981 – heeft, verwoordde ze plastisch bij de RTBF. ‘Ze kotst ervan’ en voegde er aan toe: ‘het is een lied voor de scouts, het is sektarisch, het is rechts. Er is niets goeds aan’. Dat moet dan haar definitie van conservatisme zijn. Ik las de liedjestekst om zeker te zijn. Wat is het probleem van deze dame eigenlijk ?
Michel Sardou is niet gelijk wie. De zanger, inmiddels 76 jaar, heeft meer dan 500 liedjes geschreven en miljoenen platen verkocht. Naast zijn repertoire over liefde en leed stak hij ook zijn nek uit met geëngageerde liederen over niet politiek-correcte onderwerpen. Daarmee kwam hij tijdens zijn carrière regelmatig in het oog van de storm. Het is niet duidelijk of de man op sluwe wijze de actualiteit wil aankaarten om zijn visie op de wereld te ventileren, dan wel of hij graag provoceert. Hoe dan ook, een politiek statement moet je niet zoeken in zijn liedje over Connemara, dat braafjes over een trouwfeest in een gedeeld Ierland gaat.
De tekst van Les lacs du Connemara is van de bekende liedjesschrijver Pierre Delanoë . Hij is ook tekstschrijver vooronder meer Gilbert Bécaud. Denk aan beroemde Franse chansons zoals Nathalie en Et maintenant. Eerst moest Les lacs du Connemara een liedje over Schotland worden. Het werd uiteindelijk Ierland.
Voor de muziek deed hij beroep op de componist Jacques Revaux . Het verhaal wil dat diens muziekapparatuur defect was en klanken als een doedelzak produceerde. Dat gaf Revaux de nodige inspiratie, en het meeslepende en versnellende ritme dat hij bedacht deed de rest. Sardou zelf geloofde eerst niet in het liedje. Hij had ook geen affiniteiten met Ierland en had de Connemara nooit bezocht. Resultaat van deze Spielerei, een wereldhit met meer dan een miljoen platen verkocht in enkele weken. Het succes wereldwijd verklaart waarom Michel Sardou de hit tot vandaag blijft zingen telkens hij op tournee gaat.
Armanet is verwittigd: Michel Sardou heeft nooit de controverse gemeden en kan tegen een stootje. Al blijft de lange lijst van zijn geëngageerde liedjes in de schaduw van zijn succes als charmezanger. Het begon met les Ricains dat hij in 1967 schreef, als eerbetoon voor de Amerikanen die Europa hadden bevrijd. Sardou ging daarmee in tegen de politiek van de Gaulle die een jaar voordien de Nato had verlaten.
Op de achtergrond woedde in die jaren de Vietnamoorlog. Sardou schreef de tekst aanvankelijk voor Alain Delon die het niet wou zingen. In 1969 zou Delon wel Monsieur le président de France, zingen, opnieuw een pro Amerikaanse song geschreven door Sardou.
In ’73 zong hij Les vieux mariés, een romantische tekst over een gelukkig oud paar dat nog een beetje wil profiteren van het leven. Niets revolutionairs aan maar de Franse feministen vielen over twee regels. Ik vertaal ze letterlijk: ‘ je gaf me prachtige kinderen/ en nu heb je een beetje rust wel verdiend’.
Toegegeven, men zou het een halve eeuw later anders formuleren. Maar of dit van Sardou een verdediger van het patriarchaat en een vrouwenhater maakt is nogal kort door de bocht.
In 1976 haakte Michel Sardou in op de Franse actualiteit om Je suis pour, (‘Ik ben voor’) te schrijven. In dat nummer geeft hij het woord aan de vader van een vermoord kind om te pleiten voor de doodstraf. Frankrijk stond toen in rep en roer door de zaak Patrick Henry, een gevaarlijke recidivist die een zevenjarig kind had ontvoerd en vermoord.
Het lied was niet zozeer een succes dan wel de aanleiding van een hevige controverse. De Franse minister Badinter zou het leven van de moordenaar sparen en de doodstraf afschaffen. Sardou verklaarde later dat Je suis pour werd geschreven in de verontwaardiging van het moment, dat hij het lied weinig had gezongen en dat hij vandaag tegen de doodstraf was.
Een jaar later, in 1977, kwam Michel Sardou met een lied als een provocatie over het koloniaal verleden: Le temps des colonies. Sardou gebruikt steeds dezelfde techniek: hij laat iemand aan het woord, hier een koloniaal die over zijn ‘gezegende tijd in de kolonies’ vertelt. Het werd op radio en tv zonder verpinken gedraaid.
Als je weet dat Michel Sardou van fascisme werd beschuldigd voor het Fransdolle liedje J’habite en France (1972), dat de Franse president Giscard d’Estaing speciaal voor hem een bijzondere belastingcontrole liet uitvoeren wegens de tekst van Ne m’appelez plus jamais France (1975) en dat hij ook nog werd aangevallen voor homofobie voor een zinnetje in het lied Chanteur de jazz (1985), dan ken je de reactionaire agenda van een succesvolle zanger die dit niet nodig had om op te vallen.
Eerst trachten de historische context te begrijpen, en dan pas oordelen, dat is niet aan de woke-generatie van Juliette Armanet besteed. Het zal Sardou een zorg wezen. Opvallend is dat de geëngageerde liedjes van Michel Sardou klinken als de opinie van de zwijgende meerderheid over voorname maatschappelijke thema’s.
Zelf merkt Sardou fijntjes op dat zijn fans hem steeds bleven steunen. Hij beschouwt zijn vrij en vrank repertoire als een stem voor het volk. In het liedje Les lacs du Connemara zingt hij: Men zegt het leven/ is waanzin/ Laat ons dansen/ op de waanzin.
24.08.2023
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/eerherstel-voor-kapitein-westerling
Jaarlijks wordt op 15 augustus de Indië herdenking gehouden op de dam in Amsterdam. Is verzoening rond het koloniaal verleden in Nederland aan de orde? Niet voor Femke Halsema, burgemeester van Amsterdam, die plots besliste om van de ceremonie weg te blijven. Reden: Palmyra Westerling, dochter van Raymond Westerling, commandant van de speciale troepen van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL), krijgt er het woord. Wie is bang voor Westerling en waarom?
De figuur van Westerling heeft me altijd geïntrigeerd. Toen ik Nederlands studeerde volgde ik alle Franstalige uitgaven over Nederland en Vlaanderen. Zo las ik “Westerling. Guérilla-story”, een boek van de Franse historicus en essayist Dominique Venner. Het verscheen in 1977 bij de grote uitgeverij Hachette. Sommigen spraken van een hagiografie. En zelf ben ik op mijn hoede voor elke vergoelijking van kolonialisme.
Ik kreeg de gelegenheid om de auteur te ontmoeten en hem kritische vragen te stellen. Zijn interesse ging voornamelijk naar de geschiedenis van militaire conflicten, onafhankelijkheidsstrijden en verzetsdaden wereldwijd. 1977 was ook het jaar van de treinkaping door gewapende Zuid-Molukkers in het Groningse. Als introductie tot de geschiedenis van Indonesië kon dat tellen.
Maar wie is de man die, 36 jaar na zijn overlijden, nog voor commotie zorgt in Nederland? Raymond Westerling werd in 1919 geboren in een voorstad van Istanbul. Vandaar – en ook wegens zijn atletische kwaliteiten – zijn schuilnaam ‘de Turk’. Zijn Nederlandse nationaliteit kreeg hij van zijn vader. Moeder was een Griekse. In Istanbul studeerde hij in een Franstalige Jezuïetenschool. Naast Nederlands sprak Westerling Grieks, Turks, Frans en Engels. Niet alledaags voor een Nederlander. Dit, en zijn kennis van de islam, maakte hem bijzonder inzetbaar in het wespennest Indonesië.
Westerling nam dienst bij het Nederlandse leger tijdens wereldoorlog II. Volgde een stevige opleiding bij de Britse paracommando’s. Hij droeg de rode baret en klom tot de rang van instructeur. In 1945 werd hij in Sumatra ingezet. Zijn missie daar was de nog aanwezige Japanners en terroristen ontwapenen. Hij maakte er kennis met de guerrillatechnieken en met de inzet van inlandse vrijwilligers. Zijn bevorderingen tot tweede- en eerste luitenant tonen aan dat zijn chefs tevreden waren over hem.
Tussen 1946 en ‘48 kreeg Westerling, in de rang van kapitein, de leiding over de commando-eenheid “Depot speciale troepen”. Hij werd belast met de contraguerrilla, en de riskante acties die erbij hoorden. Vooral het toegepast geweld tijdens de pacificatie van Zuid-Celebes, nu Sulawesi, in 48-49 zou hem later zwaar worden aangewreven. Tegenstanders spraken van standrechtelijke executies. De legerleiding had het over een hard maar rechtvaardig optreden.
De zogenaamde “Westerling-methode” moest je wel plaatsen in een algemeen klimaat van terreur waar oog om oog en tand om tand de regel was. Zelf heeft Westerling zijn harde aanpak nooit ontkend. Hij voegde er aan toe ‘dat zijn acties niet zozeer gericht waren tegen de nationalisten dan wel tegen de terroristen’.
Tot hier was Westerling in militaire dienst en voerde opdrachten van zijn oversten uit. In oktober ’48 nam hij ontslag. Hij bleef in contact met militaire kringen en leidde voortaan een klein transportbedrijf. Hij zorgde vooral voor het in stand houden en trainen van zelfverdedigingsgroepen bij de inheemse bevolking.
In januari ’50 probeerde hij met een commando de macht over te nemen in Bandoeng en Djakarta. Deze poging tot staatsgreep tegen Soekarno mislukte, Westerling moest onderduiken. Hij kon uiteindelijk uit Indonesië ontsnappen met discrete hulp van zijn netwerk bij de Nederlandse vertegenwoordiging. Westerling kwam nooit meer terug in de regio. Indonesische nationalisten wilden zijn hoofd maar zouden er, ondanks vele pogingen, nooit in slagen hem terug in Indonesië te krijgen.
Na een verblijf in Brussel landde Westerling uiteindelijk in Nederland. In de beginjaren genoot hij van een ongeziene populariteit. Jaap de Moor schreef in het Hollands maandblad (jaargang 2000): ‘hij was voor velen het toonbeeld van een held, en die zijn zeldzaam in de moderne Nederlandse geschiedenis’. Hij werd een veel gevraagd en gevierd spreker op allerlei drukbezochte militaire- en veteranenbijeenkomsten. En door de Molukse gemeenschap die Nederland trouw was gebleven werd hij op handen gedragen. De Moor voegde er nog aan toe: ‘hoeveel ouders hebben in die tijd hun zoons niet Raymond genoemd?’
Westerling op TV, Westerling op de radio, Westerling die misschien te veel als een ster optrad. Het keerde zich uiteindelijk tegen hem. Beeldmateriaal werd aangebracht dat moest bewijzen dat het Nederlandse leger ‘oorlogsmisdaden’ had gepleegd. Het was in de tijd van de oorlog in Vietnam en de publieke opinie veranderde stilaan van mening. Vanuit Indonesië werd er gretig op ingespeeld: de special forces zouden 40.000 doden op hun geweten hebben. Hedendaagse bronnen hebben het over +/-3.500.
Over de slachtoffers aan pro Nederlandse zijde werd op dat moment niet gesproken. Met respect voor het leed van nabestaanden in Indonesië ging het uiteraard ook over financiële vergoedingen en compensaties allerlei. De Nederlandse legerinstanties veerden met de jaren mee om hun reputatie te beschermen en de overheid werd tot excuses gedwongen.
De controverse komt als een boemerang terug: Westerling als zondebok opgeofferd op het politiek-correcte altaar van een fout koloniaal tijdperk. In zijn boek Kapitein Raymond Westerling en de Zuid-Celebes affaire (1946-1947) aarzelt auteur Bauke Geersing niet om te spreken over ‘een mythe rond het optreden van Westerling en van een verdraaiing van de geschiedenis’.
‘Indisch Platform 2.0’, de organisator van de herdenking in Amsterdam, die de belangen van Indische Nederlanders verdedigt, geeft nu aan de dochter van Westerling een stem om eerherstel voor haar vader te vragen. Op de plechtigheid worden ook mensen verwacht die hun leven te danken hebben aan Westerling. Alleen mevrouw de burgemeester blijft weg.
15.08.2023
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/menhirs-van-carnac-geschonden
Het is een van de grootste megalithische sites ter wereld en de meest toeristische trekpleister van Bretagne: de menhirs van Carnac. Deze steenrijen betekenen voor Bretagne wat Stonehenge is voor Groot-Brittannië. Ze behoren tot de oudste van Europa.
Je zou dus denken dat men respectvol omgaat met zulke monumenten. Maar in deze mercantiele wereld is niets minder waar. Onlangs kwam in het nieuws dat, voor de bouw van een supermarkt, verschillende stenen waren verwoest.
Carnac, 4.000 inwoners groot, is gelegen in Zuid-Bretagne, in het departement Morbihan. Een doodgewoon Bretoens dorpje, ware het niet dat er meer dan acht kilometer lange steenrijen verspreid zijn over het grondgebied van de gemeente.
Het gaat om een van de grootste megalithische sites van de wereld. Ongeveer 3.000 stenen, verspreidt over 40 hectare, op drie voorname plaatsen. De archeologen schatten dat de site, oorspronkelijk, meer dan 11.000 stenen telde.
De stenen, 7000 jaar oud, zijn verspreid over verschillende gehuchten:
Als leek denk je aan de menhirs van Carnac zoals op de postkaarten voorgesteld. Maar in de gemeente liggen nog veel stenen in de grond, of amper zichtbaar aan de oppervlakte. Verschillende plaatsen werden nooit onderzocht. Maar de kans dat je hier botst op megalieten is even groot als op Romeinse artefacten in het centrum van Tongeren.
Over hun betekenis en functie blijven de meningen verdeeld. Door hun oriëntatie in de richting van de zon tijdens de winterzonnewende spreken de specialisten van een soort observatorium. Noem het een kalender gekoppeld aan sacrale rituelen rond zon en maan. De graven in de omgeving wijzen eveneens op een mogelijk verband met gebruiken om de doden te eren. Het gaat trouwens niet alleen over staande stenen. Allerlei artefacten, zoals bijlen, werden in de omgeving van deze plaatsen gevonden.
Voor de bouw van een supermarkt is men er in alle stilte in geslaagd om 38 stenen te vernietigen. De site is gelegen in de industriezone SAS marché des Druides — what’s in a name. Volgens Christian Obeltz, een amateurarcheoloog die de feiten heeft aangeklaagd: ‘Alles is verwoest, de stenen vermalen en in de grondaanvulling van de funderingen vermengd.’ Obeltz spreekt over ‘een compleet illegaal initiatief’.
Het is dus niet, zoals in de pers voorgesteld, dat de bekende menhirs van Carnac deels zijn verwoest
Voor de duidelijkheid: het ging hier om een site met groot archeologisch potentieel die nog moest worden onderzocht. Het is dus niet, zoals in de pers voorgesteld, dat de bekende menhirs van Carnac deels zijn verwoest.
Nu blijkt dat de gemeente Carnac in augustus 2022 een bouwtoelating verleende. De burgemeester, Olivier Lepick, wast zijn handen in onschuld. Hij verklaarde niet op de hoogte te zijn van de aanwezigheid, laat staan van het belang van deze stenen. Leg Bretoenen dat maar uit in het megalietendorp van Europa.
De man wordt op sociale media nu bedreigd en staat onder politiebescherming. Voor een goed begrip: de burgemeester van Carnac ‘die-niet-op-de hoogte-is’ blijkt voorzitter te zijn van de vereniging Paysage des mégalithes. Dat is de instelling die de kandidatuur van Carnac voorstelde voor bescherming door de UNESCO.
De bouwaanvragen voor de industriezone dateren nochtans niet van gisteren. Reeds in 2014 werd een aanvraag ingediend, toen voor een andere supermarkt. De toelating werd in december van datzelfde jaar evenwel geweigerd. De reden was duidelijk: de plaats vertoonde ‘neolithische sporen’ en de betrokken diensten vroegen om bijkomend archeologisch onderzoek. De aanwezige stenen in de grond wezen namelijk op een mogelijk belangrijke vindplaats. Het ging niet alleen om 38 stenen want het nabije kreupelhout is nooit onderzocht. Daar liggen, zo goed als zeker, nog ondergrondse stenen. Op 200 meter van de betwiste zone heeft men door koolstofdatering kunnen bewijzen dat de aanwezige stenen daar tot de oudste van Bretagne — en van Frankrijk — behoren. Men spreekt dan over 5480 tot 5320 jaar voor onze tijdrekening.
Het archeologisch onderzoek ging uiteindelijk niet door want de bouwaanvraag was stopgezet. Men liet de zaak enkele jaren slapen.
De aanwezige neolithische stenen werden plots ‘waardeloze stenen muurtjes zoals er een beetje overal in de streek zijn’
Tot het, via achterpoortjes, opnieuw werd geactiveerd in het kader van deze nieuwe bouwaanvraag. De aanwezige neolithische stenen werden plots ‘waardeloze stenen muurtjes zoals er een beetje overal in de streek zijn’. Geen obstakels meer, alles ging plots heel snel. De gemeente keurde zonder morren de bouwtoelating goed. En, ter plaatse, werd de site met spoed omgewoeld.
Wellicht had de aanvraag tot bescherming van de menhirs van Carnac, ingediend bij de Unesco, tot gevolg dat belangengroepen iedereen in snelheid namen. Eens de UNESCO in het spel wordt het moeilijker om de klassieke bouwtrucjes van de foor toe te passen.
Deze kandidatuur bij de Unesco betreft 397 megalieten, verspreid over een dertigtal gemeenten in het departement. Het dossier moet eind september van dit jaar worden ingediend. Maar de problemen in Carnac kunnen de aanvraag nu bemoeilijken en zelfs tenietdoen.
De zaak is pas begonnen nu er zoveel persaandacht en verontwaardiging kwam. Het regent klachten: verkozenen van diverse pluimage wijzen naar de plaatselijke coalitie. Jacobijns Parijs lacht in zijn vuistje voor deze Bretoense klucht. Er is uiteraard een officieel onderzoek gestart, geleid door het parket van Lorient. Goed om weten: wie in Frankrijk een archeologische site verwoest of verstoort riskeert straffen tot zeven jaar gevangenis en 100.000 euro boete.
Dit alles mag u niet beletten, als u langs Bretagne passeert, om Carnac te bezoeken. Die 3.000 stenen van op de postkaarten zijn wel beschermd: de eerste menhirs al in 1889.
11.08.2023
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/wat-kunnen-wij-leren-van-de-rellen-in-frankrijk
Samenleven in een gefragmenteerde gemeenschap leidt niet naar het beloofd multicultureel paradijs. Ook niet in jakobijns Frankrijk, zoals blijkt uit de recente rellen. Maar de schuldigen voor deze bijna burgeroorlog moet je niet alleen zoeken bij de relschoppers. Een grote verantwoordelijkheid berust bij de boegbeelden van de neoliberale maatschappij die onze normen en waarden verpandden aan de sjacheraars van het groot profijt.
Aan de rechtse kant onderstreept men vooral het etnisch karakter van de revolte, als voorbode van de burgeroorlog. Uiteraard ziet links in de rellen een vorm van sociale opstand. Voor links is het de schuld van de uitsluiting, van de discriminatie en van de werkloosheid. Links én rechts hebben geen ongelijk: het gaat uiteindelijk om een combinatie van dit alles. Maar nu is er meer aan de hand. Alain de Benoist, boegbeeld van het Franse nieuw rechts, stelt dat ‘de relschoppers geen echte politieke eisen formuleren en dat de rellen eigenlijk geen politiek karakter vertonen’.
Ronduit lachwekkend was de communicatie van het Franse ministerie van Binnenlandse Zaken om de publieke opinie gerust te stellen: ‘De rellen nemen stillaan af. Er zijn deze nacht maar 768 auto’s in brand gestoken tegen 1.400 vorige nacht’.
De waarheid is dat het geweld van de jongste weken een nooit geziene escalatie toonde, en de kleinere Franse steden bereikte. De relschoppers gebruiken nieuwe wapens zoals mortieren voor vuurwerk. Sommigen schieten met de bedoeling om te doden. De daders zijn almaar jonger en gewelddadiger. Adolescenten moeten van justitie toch zo goed als niets vrezen.
18 gemeentehuizen, 3 cultuurcentra, 243 scholen, 250 winkels en 200 supermarkten werden vernietigd en of geplunderd. Meer dan 1.000 huizen en 269 politiecommissariaten werden beschadigd
Het is als geweld voor de lol. 18 gemeentehuizen, 3 cultuurcentra, 243 scholen, 250 winkels en 200 supermarkten werden vernietigd en of geplunderd. Meer dan 1.000 huizen en 269 politiecommissariaten werden beschadigd. 6.000 wagens en 12.400 vuilnisbakken gingen in vlammen op. De Franse werkgeversorganisatie Medef schat de aangerichte schade op meer dan 1 miljard euro.
Zelfs de jakobijnse aanpak voldoet niet meer om van deze migranten model Fransmannen te maken. De relschoppers behoren dikwijls tot de zoveelste generatie migranten die zich in Frankrijk hebben gevestigd. Maar dat is geen garantie voor integratie. Hun desinteresse voor de Franse maatschappij is totaal. Tenzij het hen een voordeel oplevert voor financiële steun of sociale dekking. Die desinteresse kan in haat omslaan als ze in contact komen met de radicale islam. Evenmin te onderschatten: de geest van vendetta in sommige families, gevoed door de koloniale herinneringen van hun voorhouders.
Deze jongens leven volgens de regels van hun clans en van de sterkste. Hun wijken zijn hun territorium die ze tegen alle vormen van intrusie verdedigen. Leerkrachten, vertegenwoordigers van de staat en de openbare orde, brandweer én ziekenwagenpersoneel, noem maar op. Ze worden allemaal als indringers beschouwd omdat ze niet tot hun clan behoren. In hun wijken worden de Europeanen weggepest als ze nog niet gevlucht zijn. Pottenkijkers zijn door de bendeleiders niet gewenst. Dit om allerlei criminele handel, van drugssmokkel tot illegale wapens en dure auto’s, te beschermen.
Als deze jongeren betrokken zijn bij een incident met de ordediensten komt de hele clan, die zich tegelijk slachtoffer en solidair voelt, meteen op straat. Deze tweede, derde of vierde generatie migranten heeft een onoplosbaar identiteitsprobleem. Het land van herkomst van hun ouders biedt voor hen geen referentiekader meer. Ze zijn niet meer wat hun ouders waren en de Franse identiteit spreekt hen niet aan. Ze zijn hun identiteit verloren. In de plaats fantaseren ze hun eigen ruilidentiteit in groepen en benden waar tribale regels gelden. In Frankrijk waar ze nu leven voelen ze zich – en gedragen ze zich – als paria’s.
Tussen de relschoppers vormen de Black blocs een aparte groep. Ze mengen zich in rellen met de bedoeling maximale schade te veroorzaken. Politiemensen mogen voor hun leven vrezen als ze geïsoleerd in hun handen vallen.
Jaren geleden kleefden onderzoekers etiketten als anarchisten, libertairen, antifa’s, extreem-links op deze Black blocs. De Franse filosoof Michel Onfray stelde pertinente vragen over de sociologie van de huidige Black blocs. Ook de vreemde stilte van de media hierover valt op. Zo goed als niemand vraagt zich af wie ze werkelijk zijn, aldus Onfray. Wie schuilt achter de zwarte maskers? Hoe oud zijn ze? Waar komen ze vandaan? Welke strekkingen vertegenwoordigen ze? Wat zijn hun eisen? Nog meer opvallend: ondanks de camera’s op elke straathoek, de talloze films en opnames van buurtbewoners en de aanwezigheid van tienduizenden politiemensen worden er amper arrestaties verricht. Hoe zou dat komen?
Onfray noemde de Black blocs ‘de nutteloze idioten van de macht’. Dit brengt ons bij de houding van de Franse regering. De waarheid is dat president Macron overweldigd was door de gebeurtenissen. Zijn haastige en laffe veroordeling van de schietende politieman, daags na de dood van een jonge, minderjarige delinquent, was een kolossale inschattingsfout. Het stond in de sterren geschreven dat dit de escalatie van het geweld in de hand zou werken.
Evenmin toonde de publieke opinie – die de interventie van het leger vroeg – begrip voor de arrogante blaaskaken aan de macht. De zelden getoonde solidariteit om de familie van de politieman te steunen bracht in enkele dagen 1,6 miljoen euro op, ondanks alle pogingen om deze inzameling in diskrediet te brengen. Er werd zelfs klacht ingediend tegen deze zogenaamde ‘jackpot van de schande’. Maar de publieke opinie trapte niet meer in de val.
De liberale samenleving dacht dat de gepredikte gelijkheid, het zoetzuur verhaal van de diversiteit gekoppeld aan de geneugten van positieve discriminatie en van de consumptiemaatschappij het zouden halen. Nog meer homo consumens en goedkope arbeidskrachten weet je wel, als antwoord op de veroudering van de bevolking.
Macron en zijn voorgangers vergaten even dat geld en macht geen normen en waarden kunnen vervangen. De mensen zijn het beu. De orders om niet in te grijpen terwijl je eigendom wordt verwoest, de verkeersboetes die duurder uitvallen dan de straffen als je een school in brand steekt, de publieke opinie associëren met fascisme, racisme en extreemrechts telkens ze een beetje mort. Alles komt nu als een boemerang terug in het gezicht van de macht.
In een land waar de stemplicht niet bestaat en de president momenteel geen 25% van de bevolking vertegenwoordigt, blijft dat een explosieve situatie nu en op termijn. En nog dit: op basis van de huidige situatie is Marine Le Pen de volgende Franse presidente.
22.07.2023
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/jeanne-darc-mythe-en-geschiedenis
Opvallend: twee vrouwen symboliseren het Franse nationalisme. Enerzijds is er Marianne, die de triomf van de Franse republiek, vrijheid, gelijkheid broederschap (of de dood) uitbeeldt. Marianne: aanwezig in alle Franse gemeentehuizen, drager van de rode Frygische muts die haar jakobijnse oorsprong verraadt. En anderzijds is er Jeanne d’Arc, heldin en martelares, die de redding van het land in gevaar voorstelt. Jeanne als symbool van de eenheid van de natie en de strijd voor het verloren grondgebied.
Dat Marianne niet voor een historische figuur staat is helder. Maar met Jeanne d’Arc is dat anders. De historische Jeanne d’Arc heeft namelijk bestaan. En toch: waar haar Geschiedenis eindigt, daar begint de mythe. Wil de ware Jeanne nu opstaan?
Volgens onze hedendaagse historici is de geschiedenis van Vlaanderen grotendeels een mythe. Van deze helden van het Vlaams deconstructivisme verneem je dat Jan Breydel in 1302 vooral in Kortrijk aanwezig was — als hij daar al aanwezig was — als leverancier van vleeswaren en niet als strijder. Maar het gras is niet groener aan de andere kant van de heuvel. De zogenaamde Vlaamse mythes verdwijnen namelijk in het niet tegenover de mythes van de Franse geschiedenis. Tot deze mythes behoort het verhaal van Jeanne d’Arc, na de hersenspoeling van het negentiende-eeuwse Franse nationalisme.
Het officiële verhaal van de historische Jeanne is bekend. Als jonge, maagdelijke herderin hoorde ze stemmen die haar dicteerden Frankrijk te redden. Het Franse Koninkrijk was toen verwikkeld in de honderdjarige oorlog tegen de Engelsen. Ze dienden met goddelijke hulp uit Frankrijk te worden verjaagd. Jeanne werd rond 1412 geboren uit een landbouwersfamilie in het Lotharingse Domrémy. Het dorpje ligt aan de Maas. Het gebied was een mark tussen het Frans koninkrijk en het Rijk.
Opvallend: inwoners van het dorp behoorden tot het kamp van de ‘Armagnacs’. Dat was juist de partij die, in het begin van de vijftiende eeuw, tegen de Bourgondiërs streed na de moord op de hertog van Orléans door handlangers van hertog Jan zonder Vrees. Jeanne drong aan bij de Franse troonpretendent Karel VII]] en kreeg een troepenmacht. In 1429 kon ze met deze soldaten het beleg van de stad Orléans helpen doorbreken. Twee maanden later begeleidde ze Karel VII naar Reims voor zijn kroningceremonie als koning.
Maar daarna was haar ster snel tanende. Ze mislukte in haar koppige poging Parijs in te nemen. Een Picardische boogschutter nam haar uit het Bourgondische kamp gevangen en leverde haar over aan de Engelsen. Haar terdoodveroordeling volgde na een geruchtmakend proces, waar beschuldiging van hekserij aan te pas kwam. Jeanne werd, nota bene, niet door Engelse maar door Franse rechters veroordeeld. Ze eindigde op de brandstapel in Rouen, op 30 mei 1431.
Als ik hoor van helden begeleid door goddelijke stemmen, dan wordt mijn werkhypothese: aan dit verhaal zit een geurtje. Het begint al met de afkomst van Jeanne d’Arc zelf. Hoe kon een niet-adellijke jonge vrouw als een volleerd ridder ten strijde trekken? Waar had ze paardrijden, gevechtstechnieken, oorlogsstrategie geleerd? In die tijd waren dat toch privileges van de adel? Hoe kon iemand al deze vaardigheden op zeventienjarige leeftijd beheersen als zij er niet jaren op voorhand op is voorbereid?
Jeanne sprak ook het Frans van het hof, niet het Lotharings dialect van haar dorp. En ze kon schrijven. De politieke situatie van toen was even complex als wisselvallig met de Engelsen als kandidaat op de Franse kroon. En ook met de ambitieuze Bourgondiërs die met de Engelsen samenspanden om de gemeenschappelijke Franse vijand klein te krijgen. Maar Jeanne voelde zich kiplekker in deze materie. Dus bij wie ging de jonge herderin van het Lotharingse boerendorpje Domrémy in de leer?
Kunnen goddelijke stemmen zo’n opleiding vervangen? Maar er bestaan nog andere theorieën die geloofwaardiger zijn. Een hardnekkige hypothese is dat Jeanne misschien een bastaarddochter was, misschien van de Franse koningin Isabella van Beieren en Lodewijk van Orléans, broer van de Franse koning Karel VI. Dit zou verklaren waarom ze de ridderlijke gevechtstechnieken beheerste en de geopolitiek van haar tijd kende.
Werd Jeanne, van jongs af aan door verwanten van de koninklijke familie, voorbereid op een leidende rol bij de bevrijding van het Franse Koninkrijk?
Werd Jeanne, van jongs af aan door verwanten van de koninklijke familie, voorbereid op een leidende rol bij de bevrijding van het Franse Koninkrijk? De sceptici onder de historici verwerpen deze versie als een late uitvinding uit de negentiende eeuw. Maar daarmee is het mysterie van de echte Jeanne nog niet opgelost.
Volgens de officiële versie stierf Jeanne in Rouen op de brandstapel. Sceptici geloven dat ze werd gered wegens haar prinselijke afkomst. Iemand anders werd misschien in haar plaats opgeofferd. In de periode na de terechtstelling doken trouwens verschillende Jeannes op. De meest opvallende was Jeanne des Armoises, ook Claude des Armoises genoemd.
In mei 1436, in Metz, bevestigt de deken van Saint-Thibaud haar aanwezigheid. Dezelfde Jeanne krijgt in 1439 in Orléans een officieel ontvangst van ook de Franse koning zelf. Deze Jeanne/Claude zou trouwen met de ridder Robert des Armoises of Hermoises, waarvan het huis van Vlaamse afkomst was. Hun huwelijksakte meldde voluit de naam van de bruid: ‘Jehanne d’Arcq la Pucelle d’Orléans’.
Een vreemde melding op een grafschrift bevestigde het huwelijk van deze Claude / Jeanne. Het bevond zich in de kerk van Pulligny, een dorpje in Lotharingen. Het letterlijke opschrift, dat haar overlijden dateert op 4 mei 1449, vertaal ik als volgt: ‘Hier ligt de eerbare Dame Jehanne du Lis La Pucelle de France, dame van Tichemont, die echtgenote was van de nobele heer Robert des Hermoises, ridder van deze plaats, overleden in het jaar duizend CCCC XXXX en VIIII op de dag van 4 mei. God hebbe haar ziel. Amen.‘
Deze grafsteen werd, vreemd genoeg, verwijderd op het einde van de negentiende eeuw
Deze grafsteen werd, vreemd genoeg, verwijderd op het einde van de negentiende eeuw. Ook een familiewapen bovenaan het grafschrift werd er toen afgekrabd. Nog een mysterie dat we moeten proberen te verklaren.
Na de vijftiende eeuw verdween Jeanne voor lange tijd uit het collectief geheugen van de Fransen. Ze dook slechts terug op in de negentiende eeuw en werd in 1874 zalig verklaard. Dat was niet toevallig vlak na de pijnlijke Franse nederlaag in de Frans-Pruisische oorlog van 1870-1871. Lotharingen, de geboortestreek van Jeanne, kwam samen met de Elzas terug naar het Rijk. De mythe van de Lotharingse Jeanne werd opnieuw geactiveerd om het Franse revanchisme tegen Duitsland aan te wakkeren. De jonge Fransen moesten worden diets gemaakt dat Elzas en Lotharingen Frans bleven. Jeanne d’Arc werd pas in 1920 heilig verklaard. Dat was, ook niet toevallig, na de Franse overwinning in wereldoorlog I en de terugkeer van Lotharingen bij het dierbaar vaderland.
De verwijdering van het grafschrift in de kerk van Pulligny paste perfect in de voorbereiding van de mythe: Jeanne mocht, volgens de Franse jakobijnen van dienst, niet aan de brandstapel zijn ontsnapt. Alle sporen van een ‘Jeanne la Pucelle de France’ overleden achttien jaar na de terechtstelling, moesten voor de eeuwigheid worden weggeveegd.
12.07.2023
Op 10 november verschijnt mijn nieuwste boek:
FRANS EN TOCH VLAAMS
Het verhaal van Frans-Vlaanderen
Meer info in de najaaraanbieding van uitgeverij Ertsberg op www.ertsberg.be
28.06.2023
Na 75 jaar gerechtelijk embargo zijn belangrijke archiefstukken van de oorlogsperiode in Frankrijk vrijgegeven. Met de hulp van een bevriende jurist, gingen wij in de Archieven van het Noordendepartement op zoek naar de gerechtelijke dossiers van de groep rond de Vlaamse voorman Jean-Marie Gantois en het Vlaams Verbond van Frankrijk. Eerst situeren we mensen en context, gevolgd door onze eerste indrukken.
Gantois was een Frans-Vlaamse priester, schrijver, en leider van de vereniging Vlaams Verbond van Frankrijk (VVF). Tijdens het interbellum was hij dé centrale figuur van de Frans-Vlaamse beweging. Gantois bracht het brave Frans-Vlaamse regionalisme in een meer radicaal-Vlaamse, vervolgens Heel-Nederlandse stroming. Tot grote ongerustheid van de Franse overheid die hem zijn leven lang in de gaten hield. Tijdens wereldoorlog II trachtte hij de activiteiten van het VVF zo goed en zo kwaad als het kon verder te zetten. Bij de bevrijding zagen de Franse autoriteiten het moment rijp gekomen om het VVF en zijn leider definitief uit te schakelen.
Strikt genomen was het VVF een culturele vereniging. In Frankrijk sloot ze aan bij de strijd voor meer zelfbestuur van volksminderheden zoals de Bretoenen, de Elzassers of de Occitaniërs. De vereniging verdedigde en promootte de cultuur, taal en geschiedenis, zeg maar de Nederlandse identiteit van de streek. Het was in de tijd dat je de Westhoek in Frankrijk nog kon doorkruisen zonder een woord Frans te moeten spreken. Geopolitiek schetste het VVF het referentiekader van de Nederlanden in Frankrijk tot aan de rivier de Somme. Deze historische benadering trok de huidige kunstmatige staatkundige grenzen van Frankrijk in vraag.
Het waren vooral leraren, advocaten en notabelen met als bindmiddel de belangstelling voor de taal en cultuur van de streek. Het culturele karakter van de vereniging maakte dat de leden uit verschillende politieke strekkingen kwamen. Naast Franse regionalisten, trof je er nog overtuigde Europese federalisten en een Heel-Nederlandse strekking die de banden met Vlaanderen en de Nederlanden levend wilden houden.
Het aantal leden is moeilijk in te schatten. Het gaat om enkele honderden. In de laatste jaren vóór wereldoorlog II groeide de invloed van het VVF aanzienlijk. Uiteraard door haar publicaties, maar ook, door de organisatie van drukbezochte congressen op gemeentelijk niveau. Tegelijk bouwde Gantois in Vlaanderen en Nederland aan een uitgebreid netwerk in de Vlaamse en Heel-Nederlandse beweging.
De vereniging moest bij de oorlogsverklaring haar activiteiten stopzetten. De meeste VVF-leden werden opgeroepen om dienst te nemen in het Franse leger. Omdat Gantois Nederlands kende, kwam hij bij de Franse spionagediensten terecht met als taak de Nederlandstalige briefwisseling te controleren. Iemand plaatsen bij de spionagediensten terwijl hij als staatsgevaarlijk wordt bestempeld… een beetje lachwekkend, toch? De capitulatie van Frankrijk volgde heel snel. De Franse soldaten moesten in gevangenschap of konden naar huis. In 1941 vroeg en kreeg Gantois toestemming de activiteiten van het VVF verder te zetten en zijn tijdschrift Le Lion de Flandre opnieuw te publiceren.
Het is nu makkelijk te oordelen als je weet hoe het verhaal eindigt. In het begin van de oorlog kan je het ook zien als proberen de meubelen te redden. Ik vind dat bepaalde historici de complexiteit van de situatie te snel onder de mat van de verontwaardiging vegen. De zegevierende Duitsers hadden Frankrijk in drie verdeeld, een bezette zone waarvan het Noorden niet van Parijs maar van Brussel afhing. Er bestond nog een niet bezette zone onder leiding van Maarschalk Pétain en zijn Vichyregering, met de zege van Hitler. Hoe je het ook draaide of keerde, er was soms een tripelspel nodig om uit de vele gevarenzones te blijven.
Niet alleen het VVF, maar ook allerlei andere culturele, sociale en economische instanties trachtten te leven met de realiteit van het moment. Politieke organisaties zoals de Franse communisten, vroegen de Duitse bezetter om hun blad Libération opnieuw te mogen uitgeven. Van de Franse communisten van tegenwoordig mag je dat geen collaboratie noemen maar ‘een slecht idee’. Ik zou zeggen: pour les Flamands la même chose.
Ongetwijfeld bleven van meet af aan enkele mensen aan de zijlijn. Andere leden kwamen in contact met, of waren actief in het verzet. De meeste verantwoordelijken bleven de activiteiten van het VVF trouw. Dat blijkt uit de namen en schuilnamen van schrijvers die artikels publiceerden in het maandblad Le Lion de Flandre. Opvallend: een handvol leden werd door Gantois uit het VVF verwijderd. Ze hadden gekozen voor de harde collaboratie. Dat gebeurde in 1943 na een hevige interne strijd.
Een zaak is zeker: de verwijdering van bepaalde leden uit het VVF dient opnieuw te worden onderzocht ter ontlasting van Jean-Marie Gantois en de zijnen.
Oorspronkelijk bleek dat Gantois en zijn vrienden niet zouden worden verontrust. De aanklacht kwam pas na een lastercampagne in de pers. De overheid was toen zeer op haar hoede voor reacties en oproer uit linkse weerstandskringen. Later zal dit ook gelden voor het individueel toekennen van amnestie en om de verbannen veroordeelden terug te laten keren.
De aanklacht luidde dat het VVF “tijdens de Duitse bezetting activiteiten had ontplooid die schadelijk waren voor de eenheid van de Franse staat.” Voor Jean-Marie Gantois ging het bovendien over zijn contacten met de Duitse autoriteiten in oorlogstijd.
Tegen Jean-Marie Gantois werd de doodstraf geëist. Hij kreeg slechts vijf jaar hechtenis, in beslagneming van de helft van zijn bezittingen, en een verblijfsverbod in enkele gevoelige departementen. Andere veroordeelden liepen straffen van zes maanden tot twee jaar op. Vier leden van het VVF werden vrijgesproken. Dat was onder meer het geval voor Nicolas Bourgeois, de rechterhand van Gantois. Het Vlaams Verbond van Frankrijk en haar publicaties werden verboden. In 1951 kwam Jean-Marie Gantois terug naar zijn geboortestreek na van een amnestie te hebben genoten.
Al bij al een magere oogst voor de Franse staat. Maar het kwaad was geschied: de Vlaamse Beweging in Frankrijk was voor jaren in diskrediet gebracht.
De dossiers zijn te omvangrijk om hier snel een antwoord op te geven. Maar ik kan reeds zeggen welke pistes ik ga volgen na een snelle kijk in het vrijgegeven materiaal. Beginnend met wat er niet in zit.
Ik zocht tot nu toe tevergeefs naar de motivering van de vonnissen. De plicht om correct en omstandig een vonnis te motiveren is een oud zeer en blijft nog altijd een zwak broertje in de Franse rechtspraak. Frankrijk werd hiervoor meermaals door de Europese instanties aangeklaagd. In de vrijgegeven archieven is hierover niet meer dan enkele regels te vinden. Wij moeten het verder stellen met de persverslagen die toen verschenen.
De tekst van deze brief bevindt zich inderdaad in het dossier. Deze brief werd getoverd, aldus zegslieden uit die tijd, uit documenten van de Kommandantur van Le Touquet. Ik kan nu al bevestigen dat de brief uit de vrijgegeven archieven inderdaad geen handtekening draagt. Daarom kon het tijdens het proces uiteindelijk niet als bewijs worden weerhouden. Deze tekst kan evengoed zijn geschreven om Gantois in diskrediet te brengen. Tot nader orde blijft het een vervalsing. Het bewijst vooral dat het proces werd gemanipuleerd.
-Zoals al vermeld blijkt uit het dossier dat verschillende collaborerende figuren probeerden het VVF in te palmen om een meer radicale koers te varen. Ook in Frankrijk bestond de collaboratie uit strekkingen die elkaar het licht niet altijd gunden. De verwijdering van zwaar collaborerende figuren uit het VVF legt nog meer ontlastende gegevens bloot. Dit bevestigt dat Gantois, al had hij contacten met de Duitsers, steeds trouw bleef aan zijn Heel-Nederlandse idealen en niet zo maar huilde met de wolven.
-Ik denk dat nieuw onderzoek moet worden verricht rond een figuur uit de zware collaboratie zoals Dr. Quesnoy, die door Jean-Marie Gantois uit het VVF werd verwijderd. Hij behoorde tot de krachten die radicaliseerden en op een bepaald moment tegen Gantois ageerden. Het proces tegen Quesnoy werd in Dowaai gevoerd, los van het proces tegen het VVF. Hij werd ter dood veroordeeld en ook geëxecuteerd.
Ook de rol van André Cauvin, directeur van het succesvolle weekblad La Vie du Nord, waaraan verschillende leden uit het VVF onder schuilnamen hun medewerking verleenden, is evenmin onderzocht. De voortvluchtige Cauvin werd na de oorlog bij verstek ter dood veroordeeld. Hij kon later zijn situatie zonder schade laten regulariseren. Wellicht golden zijn regelmatige aanvallen tegen het Vichy régime tijdens de oorlog als verzachtende omstandigheden. Vreemd is dat hij later -alive and kicking – mild werd veroordeeld in een proces van de militaire rechtbank van Metz.
-Tenslotte nog een merkwaardige vaststelling: uit de archieven blijkt dat de Franse veiligheidsdiensten een vreemde definitie hadden van wat staatsgevaarlijke documenten konden zijn. Tijdens huiszoekingen bij de moeder van Gantois voor het begin van de oorlog werden alleen Nederlandstalige boeken en documentatie meegenomen. Deze werden trouwens nooit teruggegeven. Ze werden door de juridische diensten in brand gestoken bij de inval van de Duitsers op Duinkerke. Het meest radicale tijdschrift van het VVF was volgens brieven van de Franse autoriteiten niet Le Lion de Flandre maar de brave Torrewachter die spreuken van Tisje Tasje en onschuldige verhalen bracht. Reden: het blad was integraal in het Nederlands opgesteld. Het gebruik van een ‘vreemde’ taal op Franse bodem was voor Frankrijk voldoende om een tekst, een boek of een blad of en boek als staatsgevaarlijk te beschouwen.
De meeste historici die de geschiedenis van Jean-Marie Gantois en het VVF hebben onderzocht verzwijgen dit opmerkelijk verhaal. Het geeft een idee hoe het politiek correct establishment de dossiers naar hun hand zetten. Het is nochtans niet alledaags dat een gereputeerd topmagistraat, gewezen voorzitter van de Rijselse rechtbank, zijn nek uitsteekt om de onschuld van veroordeelden te bepleiten. Deze moedige magistraat die ten gunste van Jean-Marie Gantois en zijn VVF tussenkwam heette Paul Foucart. Hij bleek een regionalist en zelfs een federalist te zijn, aldus nagelaten geschriften. Zijn brief aan de Franse president, geschreven na de uitspraak, werd pas na zijn overlijden in 1955 publiek gemaakt. Ook dit verdient verder onderzoek.
Er is eerst heel wat werk te verrichten om alle vrijgekomen documenten verder te onderzoeken en alles op een rij te zetten. Ongetwijfeld is dit dankbaar materiaal voor een andere kijk op Jean-Marie Gantois en zijn Vlaams Verbond van Frankrijk.
11.06.2023
Beste Wido ik, en samen met mij vele anderen, kijk met veel belangstelling uit naar de verdere publicaties. Benieuwd wat er allemaal boven water zal komen. Nederlandse groeten Karel
Bijzonder boeiend verhaal over een bekende van mijn vader zaliger. Verhelderend voor Frans-Vlaanderen maar ook voor inzicht in de repressie, ook in Belgisch Vlaanderen
Beste Wido,
Het werd tijd dat er inzage in de VVF-dossiers gegeven werd. Veel nieuw materiaal waardoor onder meer de biografie van abbé Gantois die er nog niet is, van nieuw en openbarend materiaal kan voorzien worden. Een en ander komt in een nieuw perspectief te staan en werpt meer licht op deze bewogen jaren. Benieuwd of er ook nieuw fotomateriaal in deze dossiers aanwezig is? Goed ook dat je kan beroep doen op een bekwame jurist. Er is nog veel werk aan de winkel eer we eindelijk over een historische Gantois-biografie en dito boek over de VVF tijdens de oorlogsjaren zullen kunnen beschikken. Hartelijke groet
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/spreken-mag-schrijven-niet/
De rechtbank van Montpellier verbiedt de Catalaanse taal te gebruiken voor de beslissingen en notulen van de gemeenteraden. Alles, op de debatten na, moet in het Frans. Het vonnis volgde op een klacht van de prefect van het departement Pyrénées Orientales. Hoe kan men de streektalen in Frankrijk bevorderen als de plaatselijke overheden ze niet vrij mogen gebruiken?
Er zijn mensen die geloven dat de erkenning van de streektalen in Frankrijk nieuwe deuren openzet. Dat dit niet klopt, blijkt uit een vonnis van de administratieve rechtbank van Montpellier. Die rechtbank heeft op 9 mei jl. vijf Catalaanse gemeenten veroordeeld. De besturen wilden het Catalaans als werktaal gebruiken naast het Frans. Het initiatief kwam van de stad Elna (Elne) en haar burgemeester, Nicolas Garcia.
Vier andere Noord-Catalaanse gemeenten hadden zich bij de stap van burgemeester Garcia aangesloten. Het gaat om de gemeenten Saint-André, Tarerach, Amélie-les-Bains en Port-Vendres. Ze moesten samen voor de rechtbank van Montpellier verschijnen.
De actie van de gemeenten was logisch na de erkenning van de streektalen in Frankrijk twee jaar geleden. Het initiatief was eigenlijk heel bescheiden. De gemeenteraden zouden het voorbeeld geven door het gebruik van de streektaal, in dit geval het Catalaans, zelf te bevorderen. Ze hadden hun intern reglement in die zin gewijzigd. Bij het gebruik van het Catalaans in woord en geschrift zou automatisch een Franse vertaling volgen. Maar we bevinden ons in een centralistisch land. Een land waar de Constitutionele Raad en de prefecten overuren maken om de democratische beslissingen van verkozenen ongedaan te maken.
Het doel van de Franse staat is andere gemeenten die dezelfde weg willen volgen af te schrikken. Uiteraard was de actie van de Catalaanse burgemeesters een nieuwe test om na te gaan of de Franse overheid zou meeveren. Het antwoord is: neen dus.
In april 2021 werd de wet Molac, die de streektalen in Frankrijk erkende, met een overgrote meerderheid goedgekeurd. De streektalen die in aanmerking kwamen waren naast het Catalaans, het Corsicaans, het Occitaans én de Oc-taal, het Baskisch, het Bretoens, het Gallo, het Duits en het Elzassisch, de regionale talen van de Moezel-regio, het Franco-Provençaals, het Frans-Vlaams en het Picardisch.
Ook de verkozenen van La République en Marche, de partij van président Macron, steunden het wetsvoorstel. Maar even snel kwam verzet uit onder meer dezelfde partij en de kringen rond het ministerie van onderwijs. Ze schakelden de Constitutionele Raad in om de wet te neutraliseren. Finaal werd koud en warm geblazen om de gemoederen te bedaren. Alles bleef vaag en voor interpretatie vatbaar.
Het verzet van de Franse staat tegen de vijf Catalaanse gemeenten is in hetzelfde bedje ziek. Enerzijds voorziet de wet de erkenning van de streektalen, en kondigt nieuwe initiatieven aan om ze te onderwijzen en te promoten. Je zou dan denken dat de gemeentediensten het voorbeeld mogen geven om het gebruik van de streektalen lokaal te faciliteren. Dat is toch het eerste logische niveau om dit toe te passen. Maar net als voor de wet-Molac steekt de Franse staat, hier bij monde van de prefect, stokken in de wielen om de zet van de gemeenten ongedaan te maken.
‘Catalaans spreken tijdens een gemeenteraad houdt een gevaar in voor de Republiek’ had de vertegenwoordiger van de prefect een tijdje geleden nog verklaard. Met dit vonnis tracht men de gemoederen te sussen door toe te laten dat het Catalaans wel mag gesproken worden tijdens de debatten. Met andere woorden: spreken mag, schrijven niet.
De vijf Catalaanse burgemeesters geven uiteraard niet op. Ze hebben reeds beslist in beroep te gaan bij de rechtbank in Toulouse. ‘De strijd gaat verder’ verklaarde de adjunct-burgemeester van Elna. Ook de burgemeester van Tarerach, Jean-Louis Salies is strijdvaardig. Hij verklaarde ‘het Catalaans te blijven gebruiken als voorheen’ voor de beraadslaging van zijn raad. ’Dat ze de politie maar sturen’ voegde de burgervader er aan toe. De vijf gemeenten zullen desnoods tot in het Europees hof in Straatsburg gaan om hun gelijk te halen.
Opvallend, de burgemeesters kregen ook steun van de nummer twee van de Catalaanse regering in Barcelona, Mevr. Laura Vilagra. Ze was speciaal naar Noord-Catalonië op werkbezoek gekomen om de burgemeesters een hart onder de riem steken. Laura Vilagra is sinds mei 2021 minister van het voorzitterschap van de Catalaanse president Pere Aragonès.
Terloops wil ik deze houding even vergelijken met de inzet van onze eigen Minister-President Jan Jambon inzake Frans-Vlaanderen. Hoe komt het toch dat Mevr. Vilagra namens de Catalaanse regering niet aarzelt om haar steun te betuigen aan de actie van de burgemeesters? Maar onze Vlaamse minister-president is nergens te bespeuren om de culturele acties van de Frans-Vlamingen te steunen. Waarom doet een Catalaanse minister dat wel en durft een Vlaamse minister-president dat niet?
De onvermijdelijke vraag die volgt: hoe zit dit Catalaanse vonnis toegepast op de Frans-Vlaamse situatie? Want ook het stervende Frans-Vlaamse dialect is nu erkend als streektaal. Catalonië is ver van ons bed. Maar de jurisprudentie maakt dat wat zich daar momenteel afspeelt gevolgen heeft voor alle volksminderheden in Frankrijk..
Een Frans-Vlaamse gemeenteraad die zijn notulen in de streektaal zou willen publiceren bestaat niet. Om de eenvoudige reden dat niemand de taal nog voldoende machtig is om dat te doen. De late erkenning van de Frans-Vlaamse streektaal is niet meer of niet minder dan de Frans-Vlamingen plezieren met een dooie mus. De taal is zo goed als verdwenen, en de voordelen van de erkenning van de steektaal staan gelijk met een slag in de leegte. Overigens, er zijn nog schaarse Frans-Vlaamse burgemeesters die je in het Frans-Vlaams begroeten in hun gemeentehuis. En dat mag, volgens de rechtbank van Montpellier, dus wel.
04.06.2023
Linda
14.11.2023 - 10:49Ben zeer geboeid door die volksgeschiedenissen. Destijds droomden velen over een Europa der volkeren, maar het werd een Europa der Staten.