Lees dit artikel ook in Uitpers: https://www.uitpers.be/frans-en-toch-vlaams/
Als je over de schreve bent dan rijd je Frankrijk binnen, maar de plaatsnamen die je passeert, klinken Vlaams met een lichte Franse vervorming (Kassel-Cassel, Sint-Omaars- Saint-Omer, Bonen-Boulogne-sur-Mer, Dowaai- Douai, enz). Kaaster is zo’n dorpje dat gelegen is op de oude heirbaan die van Belle naar Kassel loopt. Daar is de auteur van dit boek geboren. Hij ging er naar de dorpsschool en kreeg er onderricht niet alleen in het Frans, maar ook over de geschiedenis van Frankrijk, zoals ze door de Fransen werd geschreven dat vanaf de zeventiende eeuw dat oude stuk van het oude graafschap Vlaanderen had veroverd. Een van de eerste daden van de Franse bezetter was, naast de militaire bewaking van het gebied, de juridische zaken en het onderwijs naar zijn hand te zetten. Op de schoolbanken werd geleidelijk aan een andere geschiedenis onderwezen. Leerboeken werden vervangen door andere boeken. De volkstaal werd verboden en vervangen door het Frans. Straffen werden uitgedeeld aan wie op de speelplaats zijn moedertaal sprak. Tijdens zijn schooltijd aan het Lycée des Flandres in Hazebroek liep Wido Bourel rond met een schooltas die was versierd met een gele sticker met een zwarte leeuw. Naast de leeuw stond in grote letters ‘Pays-Bas français’, gevolgd door de historische provincies ‘Flandre-Artois-Hainaut-Picardie’ . Bovengenoemde regio werd in 2016 een superregio met als naam Hauts-de-France. De historische provincies verdwenen van de Franse landkaart.
Wido Bourel is een buitenbeentje die de historische link met zijn geboortestreek nooit heeft losgelaten. In 1974 – hij was toen 19 jaar – verliet hij Frans-Vlaanderen – om in Antwerpen Nederlands te gaan studeren. Een Fransman die Nederlands spreekt: klonk dat niet een beetje vreemd? In de Scheldestad werd hem vaak gevraagd wie hij was en waar hij vandaan kwam. Uit Frans-Vlaanderen, antwoordde hij dan in alle eerlijkheid en dat kwam dan nog eigenaardiger over, maar het is historisch correct, want Vlaanderen en dus ook het huidige Frans-Vlaanderen, behoorde ooit tot de Zeventien Provincies, samen met Henegouwen, Artesië en Picardië. Het is die geschiedenis die Bourel op een voortreffelijk manier in beeld brengt. Heel zijn leven is de man bezig om sporen op te zoeken van zijn Vlaamse verleden en van dat van zijn streekgenoten die in de loop van de voorbij eeuwen verfranst zijn geworden. Wordt er nog Vlaams/Nederlands gesproken in die regio? Dat is intussen een uitstervende taal. De laatste vertegenwoordigers van de generatie die de streektaal van thuis uit echt nog kan spreken zijn zeventig jaar of ouder. De meesten krijgen zelden de kans om een gesprek in het Frans-Vlaams te voeren nadat echtgenoten, partners familie en vrienden komen te overlijden. Er is nog wel een groep die het dialect verstaat. Maar hun kennis van de gesproken taal is beperkt tot flarden van woorden, zinnen of uitdrukkingen. En dat is alles. Wie nog Frans-Vlaams in Frankrijk wil horen, moet zich haasten. Je treft er nog de laatsten der Mohikanen, een handvol in elke Franse gemeente. Het zal geen tien jaar meer duren voor de allerlaatste sprekers zijn verdwenen.
‘Frans en toch Vlaams’ is de uitstekende titel van dit merkwaardige boek dat gelezen kan worden als een stukje biografie van een auteur die ‘Frans en toch Vlaams’ is, maar het is vooral een brede historische schets van een stuk van de Zeventien Provinciën waaruit België, Nederland en Frankrijk zijn ontstaan. Wie over de schreven rijdt en Frankrijk binnenkomt, wordt geconfronteerd met al die Vlaamse dorpsnamen. Een goede raad: neem Wido Bourel mee op je uitstap. Hij zal zeker een uitstekende gids zijn.
14.02.2024