Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/belgie-en-het-franse-virus
Er was nog eens een officieel topoverleg tussen premier Alexander De Croo, minister van defensie Ludivine Dedonder en de Franse premier Jean Castex. In het Egmontpaleis ging het over veiligheid, en ook over politie en militaire samenwerking. Premier De Croo kondigde een versterkte samenwerking tussen België en Frankrijk aan om ‘radicale islamisering en extreemrechtse dreiging beter te kunnen beheren’.
Vergis u niet: voor, maar nog meer achter de schermen, is de druk van Frankrijk op dit land al sinds het ontstaan van België ononderbroken, arrogant en nu dus ook besmettelijk.
Het overleg ging over een Franse agenda: terrorisme, illegale migratie over de Noordzee, en politie en militaire samenwerking. Ik kan me voorstellen dat, na de moordpartij in en rond de Bataclan, Parijs klaar wil zien in de gevaren van het Molenbeeks integratiemodel. Noteer ‘en passant’ dat men ook hier de Franse semantiek overneemt: het islamisme en extreemrechts worden in een vloeiende beweging voortaan steeds samen genoemd. Het islamisme heet kort en krachtig ‘radicaal’ te zijn, terwijl extreemrechts niet alleen extreem maar vooral als ‘dreigend’ wordt gebrandmerkt.
Overleg en samenwerking met betrekking tot de naar Groot-Brittannië overstekende illegale migranten en vluchtelingen, met een nieuw eufemisme tegenwoordig ‘onregelmatige’ migranten genoemd, klinkt dezer dagen feller nu er doden vallen. Alhoewel het Frankrijk vooral te doen is om de buren de hete aardappel lekker door te geven om tijd te winnen, in plaats van in gesprek te gaan met het perfide Albion.
De Franse minister van Binnenlandse zaken Gérald Darmanin verklaarde tijdens een recente vergadering vanuit Kales – vergadering waar de Engelsen niet welkom waren – dat de ‘passeurs’ de criminelen van het verhaal zijn. Sammy Madhi wees voor zijn part naar de schuldige Britten die van geen pas willen weten en naar de Brexit. Over de verpletterende verantwoordelijkheden wegens nalatigheid van Frankrijk en Groot Brittannië, werd uiteraard in alle talen gezwegen.
Ondanks de nachtelijke oefeningen van politiepatrouilles is het een publiek geheim dat men al te graag deze migranten ziet vertrekken naar Groot-Brittannië
Het Franse kat en muis spel tussen Franse politie en migranten duurt al jaren. Gevolg is dat tentenkampen zich regelmatig verplaatsen en overal groeien als paddenstoelen. Ondanks de nachtelijke oefeningen van politiepatrouilles is het een publiek geheim dat men al te graag deze migranten ziet vertrekken naar Groot-Brittannië, al was het maar om de druk op de ketel aan Franse kant in balans te houden. Terwijl in chique Parijse, Brusselse en Londense paleizen dure woorden van onkunde worden uitgesproken, spoelen soms lijken aan op de mooiste stranden van de Nederlanden in Frankrijk. En de plaatselijke bevolking in Kales en omgeving, die het kotsbeu is haar thuisland te zien veranderen in een sloppenwijk, mag zelf voor haar veiligheid zorgen.
Tenslotte is in het Egmontpaleis nog beslist dat 250-300 Belgische soldaten zo nodig moeten worden gezonden naar Mali. Niets nieuw onder de zon en de Franse wensen zijn wet. Wat heeft België te verliezen, tenzij mensenlevens, in een gewezen Franse kolonie? En wat denken de slachtoffers van de overstromingen in Wallonië hiervan die zelf niet konden rekenen op de deftige inzet van ‘hun’ leger bij de recente watersnood? Prof. Herman Matthijs schreef niet zo lang geleden in Knack (31 7 2021): ‘een aantal Franstalige partijen dromen van een Belgische divisie in het leger van de Franse vijfde republiek.’
De Franse bemoeiingen in onze regio behoren tot een duizendjarige kwaal. Het aanpassingsvermogen van de Vlamingen aan deze situatie duurt al even lang. Het begon in de tijd van de Vlaamse graven, kende een bloedig hoogtepunt met Lodewijk XIV, en werd een bezetting door de Franse Revolutionaire troepen en Napoleon. In 1830 was Frankrijk de voornaamste actor achter het ontstaan van België en de verfransing ervan. Het voortbestaan van dit land heeft meermaals aan een Franse zijden draad gehangen.
De achteruitgang van Frankrijk als grootmacht had tot paradoxaal gevolg dat het land meer dan ooit zijn invloed liet gelden in België, haar Europese speeltuin
De achteruitgang van Frankrijk als grootmacht had tot paradoxaal gevolg dat het land meer dan ooit zijn invloed liet gelden in België, haar Europese speeltuin. De onmiddellijke buren gaven meestal niet thuis: Nederlanders toonden in de geschiedenis maar kortstondig interesse. Groot Brittannië keek not amused richting de wijde wereld. En de Duitsers verspeelden hun troeven als gevolg van de twee laatste oorlogen.
Een kleine, persoonlijke anekdote voor wie denkt dat dit allemaal tot een ver vereleden behoort. In 2004 werd ik door de consul-generaal van Frankrijk in Antwerpen gepolst als potentiële conseilleur aux affaires économiques de la France. Dat is een onbezoldigde eretitel als raadgever voor economische aangelegenheden. Voor de lol ging ik op de uitnodiging in. Plaats van het gebeuren voor een introductie tot dit selectief clubje was uiteraard een chique Brussels hotel. Aanwezig waren een dertigtal gasten, naast diplomaten en personeel van de ambassade, een bonte waaier van bedrijfsleiders, allemaal vertegenwoordigers van grote Franse bedrijven met tentakels in België.
Energiebedrijf Suez voorop die al sinds 1999 Electrabel had veroverd. Uiteraard was de fine fleur van het Franse bankwezen aanwezig. Vier jaar later zou BNP Parisbas er in slagen Fortis over te nemen. Ik herinner me ook nog vertegenwoordigers van Airbus en Dassault druk doende over het aantal vliegtuigen in dat jaar in bestelling. Ze waren toen al in de running om de vervanging van de F16 aan de Amerikanen te betwisten. Grote spelers in de voeding, de bouw of de transportsector zoals Carrefour die GB overnam in 2000, Thalys die sinds kort 60 % Frans is geworden, enzovoort.
Deze vergadering bleef me niet zo zeer in het geheugen gegrift door de te verwachten, arrogante beau monde. Wel door een opvallende tussenkomst van de aanwezige Franse ambassadrice. Het was daags na het auto-ongeluk van Guy Verhofstadt, toen premier, die met twee gebroken ribben de nacht in een Gents ziekenhuis had doorgebracht. Ik luisterde nog snel naar de radio om 8 uur: er was weinig geweten over het incident. Maar om 9 u, bij de aanvang van de meeting, nam de Franse ambassadrice onmiddellijk het woord.
Ze wist het geachte gezelschap gerust te stellen en met veel details te praten over de gezondheid van onze Premier die ze al aan de telefoon had gesproken. Ik heb toen geconcludeerd dat de relatie tussen de autoriteiten van dit land en de Franse ambassade toch wel van een heel bijzondere aard moest zijn om over meer nieuws te beschikken dat het ochtendjournaal. Verder heb ik me wijselijk zo ver mogelijk gehouden van deze pedante kringen die de uitkoop van België als hobby van hun geparfumeerd bestaan beoefenen met de collaboratie van plaatselijke zakkenvullers.
Het is de Vlaamse politicus Lode Claes die terecht wees op het feit dat de echte tegenstander van Vlaanderen niet zo zeer de Franstaligen in dit land zijn dan wel Frankrijk. Claes overleed in 1997. Zie hoe het machtsaandeel van Frankrijk in België sinds dat jaar is toegenomen. Was Frankrijk een multinational, haar huidige monopolievorming op Belgisch grondgebied zou door de Europese instanties worden betwist.
Deze situatie maakt mogelijk dat Franse monopolisten ongegeneerd ons zogenaamde marktprijzen, versta duurdere prijzen dan in Frankrijk, aanrekenen voor bijvoorbeeld dezelfde energie of diensten. Er bestaan duizenden filialen van Franse bedrijven in België. Vele behoren tot de meest rendabele bedrijven van Franse groepen. Het brengt Franse aandeelhouders jaarlijks vele miljarden op die overal naar toe vloeien, behalve naar België.
De Franse instanties zullen het officieel niet snel toegeven om binnenlandse conflicten te vermijden maar Brussel is voor de Franse Europese verkozenen en ambtenaren een betere stad dan Straatsburg
Op politiek vlak is het niet anders. Of het nu gaat om de Navo, of om de Europese instellingen, ze zijn tegenwoordig op minder dan twee uren van Parijs snel bereikbaar, en met eigen Frans TGV-vervoer. De Franse instanties zullen het officieel niet snel toegeven om binnenlandse conflicten te vermijden maar Brussel is voor de Franse Europese verkozenen en ambtenaren een betere stad dan Straatsburg. Franse politici en lobbyisten kunnen er makkelijker onder de radar bij de Europese instanties hun gang gaan, en bovendien in een taal en culturele omgeving die als thuis aanvoelt. Een thuisgevoel gestimuleerd door een kolonie van duizenden rijke Fransen die, om de centen, zich uitstekend kunnen vinden in de discretie en de rust van de chique, exclusieve wijken in Ukkel en Elsene.
Als je het mij vraagt is België voor de Fransen een schatkist én een paradijs op aarde tegelijk. Daarom betwist ik de thesis van Franstalige Rattachisten als Jules Gheude die ons willen doen geloven dat Frankrijk staat te springen om Franstalig België in te palmen. Het rattachisme klinkt voor Parijs als een Vaudeville. Wat kan Frankrijk nog meer aan België verdienen dan nu?
Ruzie maken met andere landen van Europa om de grenzen van Frankrijk tot aan de Brusselse Grote Markt op te schuiven waar ze al vriend aan huis zijn? Wat is de toegevoegde waarde van dit scenario met 70 % van de economie waarover men geleidelijk aan de controle verliest door de splitsing van het land? Waar moeten de rijke Fransen naartoe als hun belastingparadijs, nu op amper 85 minuten van Parijs, hun ontvalt? En wat krijgt Frankrijk hiervoor in de plaats: de shit, de schuld, en de overdracht van de Vlaamse transfers met Wallonië?
Ik denk dat de volgende Franse ambassadeur een fan wordt van het model van de vier deelstaten, en een leerboek gaat schrijven getiteld: ‘Diplomatie et confederalisme pour les nuls’. Ik zie hem nog ooit vlot Nederlands spreken om de Vlamingen te koesteren.
Volgens mijn niet zo dierbaar vaderland mag België plooien met de wind zoals het riet in de fabel van Jean de La Fontaine. Plooien, niet breken. De spelbepaler – of is het de spelbreker – voor Vlaamse autonomie en onafhankelijkheid is al duizend jaar gekend. Hij woont niet in Brussel maar in Parijs. De tegenstander negeren en mogelijke Europese en andere bondgenoten verwaarlozen om de strijd aan te gaan, die twee factoren leiden Vlaanderen naar de overwoekerde paden van de volgende tien staatshervormingen en van de nog hogere facturen voor energie, en voor van alles en nog wat.
01.12.2021
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/de-jakobijnen-regeren-het-land
De euforie, na de goedkeuring van de wet ten gunste van de regionale talen in Frankrijk, was van korte duur. Zoals te voorzien werd op de valreep verzet aangetekend bij de Constitutionele Raad. Die heeft nu één maand tijd om zich uit te spreken.
De wet op de regionale talen, de zgn. wet Molac, werd op 8 april jl. goedgekeurd met een overgrote meerderheid van 247 stemmen voor en 76 tegen. Bij de ja-stemmers een honderdtal verkozenen van La République en Marche (LREM), de beweging van président Macron. Dezelfde Macron die nog in 2018 in het Bretoense Quimper verklaarde: ‘Regionale talen bedreigen de Franse taal niet meer’. Een uitspraak die veel zegt over hoe jakobijns Frankrijk de regionale talen bekijkt. Men zou denken dat het Frans steeds een bedreiging was voor de regionale talen, en niet omgekeerd.
Ondanks de duidelijke meerderheid ten gunste van de wet-Molac komt er verzet uit regeringskringen. In de laatste weken waren de negatieve uitspraken van minister van onderwijs Jean-Michel Blanquer al een teken aan de wand. Een groep van zestig verkozenen, het minimum aantal om verzet aan te tekenen, vraagt nu dat de Constitutionele Raad de wet-Molac teniet doet. Deze zestig mandatarissen behoren eveneens tot La République en Marche van president Macron.
Achter dit initiatief schuilt uiteraard de minister van onderwijs en, met hem, de schaduw van de regering
Het verzet wordt gecoördineerd door ene Aurore Bergé, een volksvertegenwoordiger van wie geweten is dat ze heel dicht bij Blanquer aanleunt. Achter dit initiatief schuilt uiteraard de minister van onderwijs en, met hem, de schaduw van de regering. Zestig mandatarissen die ingaan tegen de stemming van honderd mandatarissen uit dezelfde politieke groep. Het brengt ons in herinnering dat de beweging van Macron geen partij is, maar een samenraapsel van politici die met elkaar bekvechten.
Wat is het probleem met deze wet? Men wil af van de verplichte subsidiëring van privéscholen die het zgn. ‘enseignement summersif’ aanbieden. Dat zijn lesuren die uitsluitend in de regionale taal plaatsvinden en waar geen Frans aan te pas komt. Welke invalshoek ze ook nemen, de indieners van de klacht zijn er op uit dat de Franse Constitutionele Raad de hele wet vernietigt.
Hij schrijft niet te begrijpen waarom men tot de laatste dag heeft gewacht om verzet aan te tekenen.
De Bretoense volksvertegenwoordiger Paul Molac, initiatiefnemer van de wet die zijn naam draagt, heeft in een eerste reactie zijn verbazing uitgedrukt over deze gang van zaken. Hij schrijft niet te begrijpen waarom men tot de laatste dag heeft gewacht om verzet aan te tekenen. De procedure voorziet dat men hiervoor twee weken krijgt. Men heeft tijd gekocht om de tekst grondig te bestuderen en de klacht te formuleren.
Er valt niets goeds te verwachten van deze juridische procedure tegen de wet-Molac. Het hele Franse jakobijns, administratief en juridisch apparaat van het één en ondeelbare Frankrijk wordt nu in stelling gebracht. En wel met één missie: de wet-Molac in te perken of zonder voorwerp te maken. De uitspraak van de Constitutionele Raad krijgt ook een politieke staart: de beslissing valt juist voor de Franse regionale verkiezingen die in juni plaatshebben.
De regionale talen die in Frankrijk op dit moment erkend worden door de onderwijsinstanties en in aanmerking komen voor de onmiddellijke toepassing van de nieuwe wet zijn: het Baskisch, het Bretoens, het Catalaans, het Corsicaans, de Gallo-streektaal, het Occitaans, de talen van de Elzas en de talen van de Moezelsteek. Ik beperk me hier tot het Europees continent en bespaar u de talen van de Franse overzeese gebieden.
Je zou dan denken dat het Nederlands de oplossing kan bieden.
Geen spoor van de West-Vlaamse streektaal en van het Nederlands, noch in het kader van het onderwijs, noch in het kader van de besprekingen rond de wet-Molac. Ondanks de vele pogingen van een lobbygroep om het West-Vlaams als regionale taal te laten erkennen is er tot nu toe niets van in huis gekomen. De Franse onderwijsautoriteiten verduidelijken dat het West-Vlaams niet beschikt over opgeleide leraars die competent zijn in hun vakgebied. Je zou dan denken dat het Nederlands de oplossing kan bieden. Het Nederlands wordt in Frans-Vlaanderen door goed opgeleide leerkrachten onderwezen. Maar van de band tussen onze taal en het West-Vlaams willen sommigen niet weten. En daar wringt het schoentje.
Samen sterk zou je dan denken. Maar de vertegenwoordigers van het West-Vlaams in Frans-Vlaanderen willen de ruimte voor de streektalen alleen benutten. Ze doen alsof het Nederlands niet bestaat wanneer ze deelnemen aan het debat. De reden is dat ze momenteel kunnen steunen op een rijke subsidiepot vanwege de regio Hauts-de-France. Deze subsidies willen ze niet delen met een andere partij. Anderzijds, de vertegenwoordigers van het Nederlands onderwijs maken op hun beurt de fout afwezig te blijven bij de debatten rond de regionale talen in Frankrijk. Ze denken veel te snel dat ze toch niet in aanmerking komen voor een erkenning. Nochtans vertegenwoordigen ze meer dan 20.000 leerlingen en studenten die Nederlands leren tegen een klein duizendtal die de Frans-Vlaamse streektaal leren.
Maar wij zijn in Frankrijk en de ‘vreemde’ standaardtalen zien ze daar als een gevaar.
Het Nederlands blijft buiten deze discussie en geldt als een ‘vreemde taal’ die niet in aanmerking mag komen als regionale taal. Nonsens uiteraard. Maar wij zijn in Frankrijk en de ‘vreemde’ standaardtalen zien ze daar als een gevaar. De keuze voor het West-Vlaams bevordert een dialect en de orale traditie, boven de standaardtaal. Men heeft dit ook in de Elzas toegepast door in 1946 het Duits uit te schakelen en het Elzassisch te bevorderen. Maar sommige Elzassers hielden voet bij stuk. Frankrijk heeft op de lange duur alsnog het Duits moeten erkennen als regionale taal naast het Elzassisch.
Er is geen enkele reden dat wat waar is voor de Elzassers niet waar zou zijn voor de Frans-Vlamingen. Frans-Vlaanderen mag niet opgeven en moet gaan voor de erkenning én van het Nederlands én van het West-Vlaams als regionale talen.
De wet-Molac geeft hoe dan ook hoop voor de regionale talen in Frankrijk. En nu maar bang afwachten of deze hoop bewaarheid wordt.
28.04.2021