WIDOPEDIA
Een blog over Frans-Vlaanderen, de Nederlanden en Europa
Wido Bourel

Meest recente berichten
Archieven
Kernwoorden

Cyriel Moeyaert

Vlaams in Frankrijk: het verhaal van Sint-Omaars

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/vlaams-in-frankrijk-het-verhaal-van-sint-omaars

Edwin Truyens, voorzitter van het Vormingsinstituut Wies Moens en hoofdredacteur van het blad Kort Manifest, nam het initiatief een van de laatste geschriften van Cyriel Moeyaert in boekvorm uit te geven. Een mooi eresaluut aan de Frans-Vlaanderenkenner en taalkundige die ons vorig jaar op 100-jarige  jaar leeftijd verliet.

Ik had u niet verwacht als initiatiefnemer voor dit boek: hoe komt u er toe om dit boek van Cyriel Moeyaert opnieuw uit te geven?
‘In het najaar van 2019 verscheen al een boekje onder de titel Het Nederlands in Sint-Omaars door de eeuwen heen . De tekst was bedoeld als synthese van zijn vroegere bijdragen voor de jaarboeken van de Stichting Zannekin. Alleen, dit boekje was onzorgvuldig samengesteld en ik schreef dit nogal ongezouten neer in een recensie in Kort Manifest.’

Voor mij was het integendeel een gelegenheid om een project op te starten

‘Hoe en waarom het precies is misgelopen, wist ik niet. Mark Ingelaere, die zich dagelijks inzet voor Frans-Vlaanderen en goed bevriend was met Cyriel, daagde mij uit om beter te doen. Ik heb die uitdaging aangenomen. Tja, er zijn zoveel mensen die 2020 als een verloren jaar beschouwen ingevolge Covid-19. Voor mij was het integendeel een gelegenheid om een project op te starten, dat ik maar kon realiseren dankzij het wegvallen van zoveel andere activiteiten.’

Het idee om dit boek opnieuw uit te geven kwam in coronatijd. Heeft u Cyriel Moeyaert hierover nog persoonlijk kunnen spreken?
‘Toen ik de uitdaging aannam was het onmogelijk om Cyriel te bezoeken. Hij verbleef in een WZC te Poperinge en mocht dus geen bezoek ontvangen. Ik heb in eerste instantie schriftelijk zijn toestemming gekregen via zijn neef. Cyriel gebruikte immers zijn pc niet meer en hij nam ook geen telefoon meer op. Van zodra Cyriel opnieuw bezoek mocht ontvangen heb ik afgesproken met neef Dirk en diens echtgenote en ben ik naar Poperinge gereden. Ik heb Cyriel kunnen spreken op 22 juni van vorig jaar. Ik heb toen ook kunnen kijken naar de bestanden op zijn pc.’

‘Door het dragen van een mondkapje had Cyriel mij ook niet onmiddellijk herkend. Het was voor mij toen heel duidelijk: Cyriel had zelf het initiatief genomen voor een synthese, maar hij had niet meer de kracht gehad om ze te realiseren. Dat was voor mij een extra stimulans om dit werk tot stand te brengen. Cyriel verdiende een kroon op zijn jarenlange werk.’

Cyriel Moeyaert was een monument van de Vlaamse Beweging. Wat is u bijgebleven bij deze ontmoeting?
‘Tijdens die laatste ontmoeting bleek nog maar eens dat Cyriel een uiterst minzaam man was. Noch zijn neef, noch ikzelf hebben zich gerealiseerd dat hij mij niet herkend had. Toch kwam hij naast mij zitten aan zijn PC in een poging om te helpen bij het zoeken naar de juiste bestanden. Toen hij dan eindelijk door had wie ik was, straalde hij zonder meer. Maar tegelijk realiseerde ik me dat hij totaal uitgeleefd was.’

Cyriel was een trouwe abonnee van Kort Manifest

Hij las nog, droeg nog dagelijks een eucharistieviering op en ontving bezoek aan de lopende band nu het opnieuw mocht. Meer kon niet meer. Veel mensen denken dat ik goed bevriend was met Cyriel, maar in werkelijkheid heb ik hem slechts enkele keren ontmoet. Gelukkig, toch minstens één keer in Frans-Vlaanderen. Maar Cyriel was een trouwe abonnee van Kort Manifest en omgekeerd heb ik heel veel van zijn bijdragen her en der gelezen. We wisten dus echt wel wat we aan elkaar hadden.’

Sint-Omaars ligt aan de historische grens tussen Vlaanderen en Artesië. Tot wanneer heeft men daar Nederlands gesproken?
‘De vraag is eenvoudig, het antwoord is complex. Cyriel schrijft ergens dat het Nederlands in 1560 nog de eigen taal is in Sint-Omaars, elders verwijst hij naar de geleidelijke verfransing vanaf de 16de – 17de eeuw. Tegenstrijdig? Zeker niet. Wie zich uitsluitend steunt op authentieke documenten, zoals de meeste historici doen, zal het begin van de verfransing vroeger situeren in de tijd, omdat men onbewust steunt op de toestand bij de bovenlaag van de maatschappij.’

‘In de mate van het mogelijke heeft Cyriel het onderzoek van historische bronnen aangevuld met veldwerk, om zich een idee te vormen over de taaltoestand bij de bredere lagen van de bevolking. De gewone man bewaarde het Nederlands veel langer dan de bovenlaag. Als we kunnen stellen dat het centrum van Sint-Omaars vanaf de 17de eeuw geleidelijk aan verfranste, dan geldt dit niet voor de buitenwijken IJzel en Hogebrigge. Daar hield het Nederlands stand tot het begin van de 20ste eeuw. En dat is best merkwaardig!’

Dit boek gaat over de geschiedenis van onze taal in Sint-Omaars. Het is geen taalkundige studie?
‘De geschiedenis van Sint-Omaars en de geschiedenis van het Nederlands in die stad zijn inderdaad heel belangrijk. Maar vergeten we niet dat Cyriel taalkundige was. Hij heeft de taal op zichzelf bestudeerd maar ook de namen van straten en andere toponiemen onderzocht, omdat dit veel leert over het Nederlands en het plaatselijke dialect. Wie als toerist naar Sint-Omaars trekt, kan ook niet meer om dit boek heen.’

Zowat het hele cultuurpatrimonium van Sint-Omaars komt immers aan bod

‘Zowat het hele cultuurpatrimonium van Sint-Omaars komt immers aan bod: van het 13de eeuwse kunstwerk Le Grand Dieu de Thérouanne, over de kruisafneming van Pieter Pauwel Rubens in de kathedraal tot en met de klok Bertina in Wizeke. Kijk naar het beeld van Onze-Lieve-Vrouw met de kat in de kathedraal: het zal u zo niet veel zeggen, maar als u het verhaal daarachter gelezen hebt, wordt dit opeens een belangrijk monument.’

En wat is het verhaal van Onze-Lieve-Vrouw met de kat?
‘Dit  verhaal gaat over de bevrijding van de stad  tijdens de Bourgondische periode. Om meer te weten moet u het boek lezen.’

In Sint-Omaars spreken ze geen Nederlands meer. De taal is daar niet meer gans het volk?
‘De taal is een uitermate belangrijk criterium om volkeren te definiëren maar ze is nooit gans het volk. De Ieren hebben massaal hun taal verloren en spreken Engels (of iets wat op Engels lijkt), maar het blijven Ieren, duidelijk te onderscheiden van Engelsen. Een precieze etnische grens trekken is niet zo eenvoudig, maar de gebieden waar ooit Nederlands gesproken werd, kunnen grosso modo tot het territorium van het Nederlandse volk gerekend worden. Sint-Omaars is daar zeker nog bij.’

U hebt  Sint-Omaars bezocht n.a.v. dit boek. Hoe ging dat?
‘Ik was al eerder een paar keer in Sint-Omaars geweest. Op 11 en 12 augustus 2020 was ik er samen met Dirk de Groof, een vriend van in mijn collegetijd en al jaren zowat de huisfotograaf van het Vormingsinstituut Wies Moens. Dirk was ook al eerder in Sint-Omaars. Ons enige doel was: foto’s nemen voor het boek. Aangezien we beiden de stad al kenden en goed wisten wat we moesten fotograferen, ging dat heel vlot.’

Het Nederlands in Sint-Omaars door de eeuwen heen is een  ultieme hommage  aan de grote Vlaming Cyriel Moeyaert, onmisbare lectuur voor wie van Vlaanderen in Frankrijk  houdt. En uiteraard verkrijgbaar in de online boekhandel van Doorbraak.

Gepubliceerd

31.03.2021

Kernwoorden
Reacties

Op de schouders van een reus

In memoriam Cyriel Moeyaert (1920-2020)

Als priester en taalkundige heeft Cyriel Moeyaert een lang, goedgevuld en gelukkig leven gehad. Hij was een voorbeeld van belangeloze inzet en toewijding. Een bezige bij, steeds in de weer en met aandacht voor vele kleine dingen.

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/op-de-schouders-van-een-reus/

‘Zoveel mooie herinneringen. Cyriel Moeyaert was een reus die ontzettend veel gegeven heeft’. Dat was de eerste, spontane reactie van gewezen minister-president Geert Bourgeois, oud-leerling en vriend van Cyriel Moeyaert, bij  het nieuws van diens overlijden. In mei jongstleden vierde Cyriel Moeyaert nog kranig zijn 100ste verjaardag en ontving hij, meer dan verdiend, de Orde van de Vlaamse Leeuw. In veel opzichten was hij een reus voor Vlaanderen: een taalliefhebber, priester, uitstekende leraar en een wandelende encyclopedie. Een klein portret.

Een man van de daad

Ik herinner me nog alsof het gisteren was: mijn eerste ontmoeting met Cyriel Moeyaert. Ik leerde toen Nederlands op een vrije cursus in Steenvoorde. Op een dag verscheen eerwaarde heer Moeyaert, een voor zijn tijd en in mijn ogen moderne pastoor. Hij  kwam er op bezoek met een kleine delegatie van het Komitee voor Frans-Vlaanderen, vereniging die deze opleiding Nederlands mogelijk maakte. Een kleine, kwieke, vriendelijke, radicaal Vlaamsgezinde man. Vol lof voor onze schamele pogingen om twee woorden Nederlands uit te spreken. Het klikte meteen tussen ons. Want Cyriel bezat het talent en het geduld van de goede pedagoog: altijd aanmoedigend, nooit bestraffend en steeds met nieuwe inzichten.

Cyriel woonde toen in Ieper. Als Frans-Vlaming was je er onmiddellijk vriend aan huis. Ik mocht er rustig en vrij mijn gang gaan tussen de vele boeken, documenten en fotomateriaal. Een waar documentatiecentrum voor Frans-Vlamingen op zoek naar hun wortels en hun taal. Cyriel wist de gevonden informatie steeds met parate kennis samen te bespreken en waar nodig aan te vullen of te verbeteren. Ik ging steevast naar huis met een karrenvracht aan boeken en een berg fotokopieën, zijn specialiteit. En Cyriel was er als de kippen bij om een week later kritische vragen te stellen over wat ik had geleerd: wat heb je deze week gelezen en wat heb je onthouden?

Liefst van al begaf hij zich te velde tussen de mensen

De vele boeken betekenden nog niet dat Cyriel een kamergeleerde was. Hij hield zich niet alleen bezig met opzoekingen in archieven en bibliotheken. Liefst van al begaf hij zich te velde tussen de mensen: daar was  hij gelukkig. Steeds op zoek, naar een mens, een boek, een oud document, een opschrift, een uitdrukking, een woord… die het verschil maakten. En dat ‘de duivel in de details zit’ heb ik van Cyriel Moeyaert geleerd. Sporen van een Vlaams en Nederlands verleden in de Nederlanden in Frankrijk. De lijst van stukken uit ons cultuurpatrimonium die hij wist terug te vinden en van de ondergang te redden is eindeloos.

Frans-Vlaanderen

Met en in Frans-Vlaanderen kwam zijn eruditie inzake de Nederlandse taal tot een hoogtepunt. Als pedagoog was hij in West-Vlaanderen de militant voor het algemeen Nederlands en de eerste ABN kernen. Met zijn vriend Dr. Piet C. Paardekooper schreef hij een ABN spraakkunst. Een spraakkunst die een bestseller werd, met een twaalftal herdrukken. Stel je voor.

Met deze taalkundigheid ging Cyriel in mijn geboortestreek steeds de boer op, noteerde bij elk bezoek woorden en uitdrukkingen, publiceerde erover, ging als het moest in de clinch met de redactie van de dikke Van Dale om een oud Nederlands woord opnieuw in de actualiteit te brengen. Ik herinner me zo een namiddag in Kaaster, waar ik toen woonde, samen op woordenoogst bij mijn Frans-Vlaams sprekende familie en dorpsgenoten.

Hij voerde ook gretig mee actie om oude Vlaamse toponiemen te doen herleven

Cyriel kon als geen ander iemand zijn verhaal laten vertellen in de taal van de streek en er nieuwe taalkundige vondsten uit distilleren. De oogst van toen ken ik nog uit mijn hoofd: stouthals, een middeleeuws woord voor waaghals; minnewuf voor vroedvrouw; egetatse, een oud-Germaans woord voor hagedis. Deze woorden en nog veel andere verzamelde hij  later in zijn onvolprezen Woordenboek van het Frans-Vlaams en bijlagen, zijn opus magnum. Hij voerde ook gretig mee actie om oude Vlaamse toponiemen te doen herleven en Nederlandstalige borden in Frans-Vlaanderen te plaatsen. Wie vandaag Frans-Vlaanderen bezoekt, kan er niet naast kijken: overal hangen zwart-gele naamborden op huizen en gebouwen.

Op de schouders van een reus

Nog opgeleid in de geest van Rodenbach aan het Klein Seminarie van Roeselare behoorde Cyriel Moeyaert tot de bijna verdwenen generatie vurig Vlaamsgezinde priester-leraars, trouw aan de Nederlandse Gedachte.

Als priester en taalkundige heeft Cyriel Moeyaert een lang, goedgevuld en gelukkig leven gehad. Hij was een voorbeeld van belangeloze inzet en toewijding. Een bezige bij, steeds in de weer en met aandacht voor vele kleine dingen. Niets was hem te veel om Frans-Vlaanderen met raad en daad  te helpen. Kranig — en ook wel eens koppig — als hij was stond hij zo lang het kon op zijn zelfstandigheid in zijn huis in Sint-Jan-ter- Biezen. Tot in zijn laatste dagen bleef hij geestelijk alert en actief met studeren, lezen en schrijven.

Voor een gezond leven is het belangrijk dat je veel plannen hebt

Op de vraag van Kerknet wat zijn recept was om oud te worden antwoordde hij: ‘Eigenlijk heb ik geen echt recept, maar ik ben altijd met veel bezig geweest. Ik heb ook altijd veel gelezen. Voor een gezond leven is het belangrijk dat je veel plannen hebt, anders wordt je leven passief’.

Geert Bourgeois noemt Cyriel Moeyaert terecht een reus die veel gaf aan de gemeenschap. Een oude, middeleeuwse wijsheid houdt ons voor op de schouders van zo een reus te klimmen om verder te kunnen zien dan anderen.

Gepubliceerd

28.09.2020

Kernwoorden
Reacties

Cyriel Moeyaert 100 jaar

Cyriel Moeyaert op 99-jarige leeftijd tijdens de presentatie van zijn voorlopig laatste werk Het Nederlands in Sint-Omaars door de eeuwen heen, geflankeerd door Geert Bourgeois en Henri Vaassen

Dr. Jozef Weyns, die ooit het levensverhaal van een eeuweling uit zijn geboortedorp optekende, schreef: “Wie honderd jaren deze wereld heeft kunnen bekijken, vergaarde een berg van herinneringen die merkwaardig zijn. Naar zulk een mens is met gretigheid te luisteren.” Zeker als het iemand is met een sprankelende geest als … Cyriel Moeyaert, die zijn honderdste verjaardag vierde op 23 mei jl.

De taalkundige

Uit en boerengeslacht in het West-Vlaamse Langemark geboren, vond Cyriel Moeyaert snel zijn weg. De briljante student, een fynhoofd zegt men in mijn geboortestreek, zou priester worden. Uit zijn interesse voor de Vlaamse ontvoogdingstrijd groeide ook zijn passie voor de Nederlandse taal. Als leraar Nederlands, later diocesaan inspecteur en animator van zogenoemde ABN-kernen. Samen met o.m. prof. dr. Piet Paardekooper schreef hij de bekende Beknopte ABN-spraakkunst.

De Frans-Vlaanderenkenner

Eind 2019 verscheen een bundeling eerder gepubliceerde artikelen van Cyriel Moeyaert in boekvorm

Zijn eerste kennismaking met Frans-Vlaanderen dateert uit 1961. Mensen ontmoeten, het patrimonium ontdekken, de oude streektaal bestuderen. Het werd een revelatie, vervolgens een levenslange passie. Zestig jaar lang vergaarde Cyriel zo een ware encyclopedische kennis inzake Frans-Vlaanderen.

Ik vroeg hem wat het meest veranderd is in Frans-Vlaanderen in al die jaren:

De taal natuurlijk. Toen kon je nog in bijna alle Frans-Vlaamse gemeenten komen zonder een woord Frans te spreken.

Vandaag maakt zijn vriend Mark Ingelaere beeld- en klankopnames van de laatste sprekers van de streektaal. De honderdjarige noemt de situatie een linguïcide. Maar hij blijft optimistisch. Er zijn nog kleine kernen Vlaamssprekende mensen, die trachten de streektaal door te geven aan de volgende generaties. En het Nederlands wordt meer dan ooit op alle onderwijsniveaus gedoceerd…

Schatkamer van het Nederlands

Moeyaert verrichtte ontzettend veel veldwerk op zoek naar mensen die de streektaal nog vlot beheersten. Hij noteerde een schat aan woorden die hij later in zijn Frans-Vlaamse woordenboek bijeenbracht.

Hoe een vurige bepleiter van het AN als hij zich kon interesseren voor een bedreigd dialect?

De Frans-Vlaamse streektaal is een schatkamer van het Nederlands. Ze bewaart allerlei middeleeuwse Nederlandse woorden die in het hedendaags Nederlands niet meer bestaan.

Oude namen voor nieuwe borden

Zijn leven lang bezocht hij vele archieven op zoek naar oude Nederlandse teksten en toponiemen, die hij in vele artikelen ontleedde. Een bron van inspiratie voor Euvo, een vereniging rond Karel Appelmans, die al meer dan duizenden Nederlandstalige naamborden op huizen, straten en monumenten in Frans-Vlaanderen heeft aangebracht. Een initiatief dat Moeyaert een warm hart toedraagt.

Naast zijn werk als taalkundige heeft Cyriel Moeyaert een rijke documentatie verzameld: boeken, documenten en foto’s. Ook stukken over zaken die vandaag verdwenen zijn. Wij zijn hem en Frans-Vlaanderen verplicht deze bijzondere verzameling te bewaren voor het nageslacht.

Bronnen

  • Jozef Weyns, Haard en Heem, Heemkring Die Swane, 1984.
  • Wido Bourel, Cyriel Moeyaert: In de taaltuin van mijn vaderen, uitgeverij ID, 2015.
  • P.C. Paardekoper, J. Peperstraete & C. Moeyaert, Beknopte ABN-spraakkunst, 1963 en volgende: elf drukken.
  • Cyriel Moeyaert, Woordenboek van het Frans-Vlaams, Davidsfonds, twee drukken, 2005 en 2012.

Lees dit artikel ook in het tijdschrift Neerlandia (02/2020), pagina 21

Gepubliceerd

16.06.2020

Kernwoorden
Reacties

Cyriel Moeyaert (100) krijgt Orde Vlaamse Leeuw

De taalkundige die verliefd werd op Frans-Vlaanderen

Cyriel Moeyaert

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/cyriel-moeyaert-honderd-jaar/

Vandaag werd bekendgemaakt dat E.H. Cyriel Moeyaert dit jaar de Orde van de Vlaamse Leeuw krijgt. Morgen wordt hij 100. Een reden voor een portret.

‘Iets weten, en er ook van overtuigd zijn, dat moet men goed van elkaar onderscheiden’, schrijft Ernst Jünger ergens. Als Cyriel Moeyaert over Frans-Vlaanderen vertelt, hang je aan zijn lippen zoals vroeger aan die van je favoriete leraar geschiedenis. Dat komt niet alleen door zijn parate kennis, maar vooral, door de intieme instemming met zijn overtuiging.

Moeyaert is een van de laatste vertegenwoordigers van een generatie Heel-Nederlandse Vlaamsgezinden die, na de Tweede Wereldoorlog, Frans-Vlaanderen met raad en daad steunden. Cyriel Moeyaert houdt kranig stand en viert op 23 mei zijn honderdste verjaardag.

Moeyaertstraat

Cyriel Moeyaert is geboren op  23 mei 1920 en groeide op in het West-Vlaamse Langemark, juist na Wereldoorlog I.

Moeyaert:  ‘Na de oorlog kochten mijn ouders  in Langemark een boerderij, 60 gemeten en drie paarden groot. Ik ben de jongste van  tien kinderen, drie meisjes en zeven jongens. In het dorp kreeg onze straat de bijnaam Moeyaertstraat.’

Stel je voor: de Westhoek was toen een grote bouwwerf. Alles moest worden heropgebouwd. Het werk was gigantisch, maar met de mensen  kwam ook de hoop terug: ‘Ik  heb er een gelukkige en zorgeloze jeugd beleefd. Het leven van een boerenzoon op het ritme van de seizoenen. Weet je, ik heb nog met de paarden gewerkt’

De geest van het AKVS

Zijn ouders vertelden familieverhalen uit de tijd van de Nederlanden van Willem I. Maar Vlaamsgezind werd Moeyaert uit eigen inzichten, nog voor zijn collegetijd. Zijn oudere broer, Honoré, lid van het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (AKVS),  gaf hem de nodige inspiratie. En ook enkele Vlaamsgezinde leraren. Moeyaert daarover: ‘Het AKVS was toen al over zijn hoogtepunt heen. Maar ik sympathiseerde en las De Blauwvoet en De Vlaamsche vlagge. Zelf werd ik lid van de KSA, de Katholieke Studentenaktie

Hij is een van de laatste getuigen van de generaties  die, in de geest van Rodenbach, in het Kleinseminarie in Roeselare onderwijs hebben gevolgd.

Priester

Moeyaert: ‘Ik heb nog de Psalm van Rodenbach, en Groeningeveld van Gezelle op school voorgedragen. Maar dat was op de lagere school. In die jaren groeide ook mijn belangstelling voor de Nederlandse taal, dankzij schitterende leraars.’

In 1933 begon hij aan  zijn Grieks-Latijnse humaniora aan het Kleinseminarie in Roeselare. Hij wou priester worden. Na twee jaar filosofie in Roeselare, volgden vier jaar theologie in Brugge. Op 8 april 1945 werd hij er tot priester gewijd.

De beste leraar Nederlands ooit

Cyriel Moeyaert begon zijn loopbaan als priester-leraar. Geert Bourgeois,  een oud-leerling van hem, had het op de Nederlandse zender Radio 1 over de beste leraar Nederlands ooit: eigenlijk was elke les van die man een les Nederlands. Hij hamerde telkens opnieuw op het correct gebruik van het Nederlands, hij corrigeerde ons en leerde ons heel veel.

Moeyaert: ‘Dat zijn vleiende woorden, wel een beetje overdreven. Geert was een begaafde leerling. Hij kreeg van mij Latijn, Grieks, godsdienst en Nederlands. In mijn beginnende loopbaan doceerde ik vele vakken, weet je. Ik begon als leraar en eindigde  als diocesaan inspecteur. Maar Nederlands bleef, door mijn carrière heen, mijn vak.’

ABN-spraakkunst

In de eerste jaren van zijn loopbaan gaf Moeyaert les in Izegem. Hij nam er het initiatief om ABN-kernen op te richten. ‘Als ABN-promotor verzamelden we leerlingen die ijverden voor een correcte omgangstaal. Wij organiseerden ABN-weken, ABN-welsprekendheidstornooien, enz. Het was een leuke tijd.

In die periode leerde hij de Nederlandse taalkundige  Dr. P. C. Paardekooper (1920-2013) kennen. Ze waren leeftijdsgenoten en Dr. Paardekoper droeg de Vlaamse zaak een warm hart toe. Door zelfstudie bekwaamde Moeyaert zich in het nieuwe ontledingssysteem van Paardekooper.  Samen  gaven ze in 1963 de Beknopte ABN-spraakkunst uit. Het boek werd een bestseller met elf edities.

Het is dezelfde Paardekooper die Moeyaert bij schrijver André Demedts introduceerde. Zo kwam hij in contact met het Komitee voor Frans-Vlaanderen (KFV).

De ontdekking van Frans-Vlaanderen

In de zomervakantie van 1961 verkende Cyriel Moeyaert Frans-Vlaanderen uitgebreid met de fiets en per brommer: ‘Het was een ware ontdekking. Mijn vrees dat de streek verfranst was bleek ongegrond. In elke gemeente kon ik in het West-Vlaams terecht.’

Vergeet niet dat de Frans-Vlaamse streektaal een schatkamer van het Nederlands is. Ze bewaart middeleeuwse woorden die in het hedendaags Nederlands niet meer bestaan.

Hoe kon een vurig verdediger van het Algemeen Nederlands als hij zich interesseren voor een dialect, wil ik nog weten: ‘Vergeet niet dat de Frans-Vlaamse streektaal een schatkamer van het Nederlands is. Ze bewaart middeleeuwse woorden die in het hedendaags Nederlands niet meer bestaan.

Veldwerk

In de traditie van Guido Gezelle, De Bo en Willem Pee houdt Cyriel van het veldwerk: ‘Ik ben bij de mensen zelf op zoek gegaan naar specifieke  woorden en uitdrukkingen. De oogst verzamelde ik in mijn Woordenboek van het Frans-Vlaams.’*

Decennia lang deed Moeyaert veel opzoekingswerk om oude Nederlandstalige teksten terug te vinden en te ontleden. Heel wat documenten werden hem  toevertrouwd door Frans-Vlamingen die hun eigen taal niet meer konden lezen. Zijn talrijke studies zijn o.m. te vinden in het jaarboek de Franse Nederlanden.

Linguicide

Tijdens zijn vele tochten heeft Moeyaert duizenden foto’s genomen en vele oude documenten gefotokopieerd.  Een verzameling die zeker niet verloren mag gaan.

Ik vraag Cyriel Moeyaert wat het meest veranderd is in Frans-Vlaanderen in al die jaren: ‘De taal natuurlijk. In de jaren 60 kon je nog in bijna alle Frans-Vlaamse gemeenten komen zonder een woord Frans te spreken. Er is in Frans-Vlaanderen en echte linguicide bezig.’

Niet opgeven

Een bezige bij, zo kan je Cyriel Moeyaert het best typeren. Hij bekleedde bestuursmandaten bij de Vereniging Algemeen Nederlands en het Algemeen Nederlands Congres. Maar opvallend is zijn vijftien jaar lange voorzitterschap van het Komitee voor Frans-Vlaanderen (KFV), van 1983 tot 1998.

Moeyaert: ‘Het KFV speelde na de Tweede Wereldoorlog, een leidende rol  inzake Frans-Vlaanderen. Ere wie ere toekomt: het  is vooral de verdienste van zijn algemeen secretaris, Luc Verbeke (1924-2013).’

IJzerwake

De jongere generaties mogen Frans-Vlaanderen niet opgeven, voegt hij er nog aan toe, het werk dient verder gezet.

Zijn mobiliteit is nu beperkt, maar Cyriel Moeyaert gaf tot voor kort het voorbeeld. Vorig jaar hielp hij nog de mis voordragen op de IJzerwake. In december vierde hij zijn 75ste priesterjubileum. En onlangs trakteerde hij ons nog met een typische Moeyaertpublicatie: Het Nederlands in Sint-Omaars door de eeuwen heen*. Wij van Doorbraak heffen het glas op de honderdjarige!

*Wido Bourel,Cyriel Moeyaert. In de taaltuin van mijn vaderen, uitgeverij ID, 2015

*Cyriel Moeyaert, Woordenboek van het Frans-Vlaams, Davidsfonds, 2005 en Het Nederlands in Sint-Omaars door de eeuwen heen, in eigen beheer, 2019.

Gepubliceerd

22.05.2020

Kernwoorden
Reacties

Meer Vlaams dan Frans: de Frans-Vlaamse stad Sint-Omaars

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/recensies/meer-vlaams-dan-frans-de-frans-vlaamse-stad-sint-omaars/

De nestor van de Vlaamse Beweging, Cyriel Moeyaert, zal dit jaar in mei de gezegende leeftijd van 100 jaar bereiken. Onlangs vierde hij nog zijn 75ste priesterjubileum. Om deze hoogdagen passend te huldigen, trakteert hij ons met een opvallend kleinood: Het Nederlands in Sint-Omaars door de eeuwen heen. Het is geen nieuwe studie, wel de bundeling van artikels verschenen in enkele jaargangen van de Nederlanden extra muros, het jaarboek van vereniging/stichting Zannekin.

Lof van Vlaanderen

Een baken voor de cultuurgeschiedenis van de hele regio is de Sint-Bertijnsabdij

Met Moeyaert deel ik zijn passie voor Sint-Omaars. Deze stad, vandaag nog 15.000 inwoners groot, is strategisch gelegen op de aloude grens tussen Artesië en Vlaanderen. Maar ze behoort historisch en cultureel tot Vlaanderen en de oude Nederlanden. Een baken voor de cultuurgeschiedenis van de hele regio is de Sint-Bertijnsabdij waarvan je in Sint-Omaars de ruïnes kan zien. Hier, in de 12de eeuw, is de Liber Floridus ontstaan, de eerste encyclopedie geschreven door Lambrecht van Sint-Omaars. In dit werk werd De Laude Flandriae opgenomen, een lof van Vlaanderen door Petrus Pictor (Pieter de Schilder). Verzen die geen twijfel laten over de liefde van de auteur voor zijn Vlaamse vaderland.

Met haar 50 meter steekt de toren van de Onze Lieve Vrouwbasiliek, ooit de kathedraal van het vroegere bisdom Sint-Omaars, hoog boven het rijk architecturaal patrimonium van de oude stad. Samen met het uniek natuurgebied van de moerassen die Sint-Omaars omringen heb je een uitstekend doel voor een fijn en afwisselend verblijf over de schreve.

Godfried, die niet van Bouillon was maar van Bonen, sprak, naast Romaans, het Diets van zijn geboortestreek. Mede door zijn tweetaligheid werd hij gekozen tot leider van de Eerste Kruistocht.

met quasi zekerheid geschreven door iemand die de streektaal van Sint-Omaars kende

Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu…De beroemde Olla Vogala verzen, uit de 11de eeuw, een kruising van oud-Nederlands en oud-Engels, zijn met quasi zekerheid geschreven door iemand die de streektaal van Sint-Omaars kende. Cyriel Moeyaert voegt er fijntjes aan toe dat de onbekende schrijver van deze markante verzen uit onze taalgeschiedenis waarschijnlijk in Sint-Omaars naar school ging.

De Franse vijand

Er werden ook acht kanonschoten gelost in de richting van de vijand. Richting Frankrijk dus.

Hoe stonden de Sint-Omarenaars ooit ten overstaan van de Franse veroveraars? Moeyaert wist me te vertellen dat de bevolking van Sint-Omaars lang de jaarlijkse herdenking vierde van de bevrijding op de Franse bezetter op 11 februari 1488. Elk jaar, op de vooravond van 30 november, de dag dat Sint-Andries, patroonheilige van de Bourgondische Nederlanden werd gehuldigd, bestond in de stad de traditie om vreugdevuren op de markt te ontsteken. Er werden ook acht kanonschoten gelost in de richting van de vijand. Richting Frankrijk dus.

Deze traditie werd gehandhaafd tot in 1677. In dat jaar veroverden de Franse troepen Sint-Omaars en Frans-Vlaanderen. Maar de bevolking gedroeg zich zo vijandig dat de Fransen de zaak niet vertrouwden. Ze plaatsten drie geladen kanonnen voor het stadhuis. Deze kanonnen zouden er nog, naar het schijnt, zijn blijven staan tot kort voor de Franse Revolutie.

De Drie Kalders

Vandaag kan je nog de regionale Vlaamse keuken proeven in het restaurant De Drie Kalders. Deze opvallende Vlaamse naam op de grote markt is een laatste spoor van de Nederlandse streektaal die hier ooit overal in de stad klonk.

Het was de taal van de Broekers of Broekanen

Tot in het begin van de twintigste eeuw kon men onze taal nog horen spreken in Sint-Omaars op de wekelijkse markt. Het was de taal van de Broekers of Broekanen gebleven, de tuinders uit het omringende moeras die er hun groenten kwamen verkopen. De Broekers woonden in de voorwijken, in Hoge Brigge en IJzel, gemeenten die, in het verleden, alleen via de watergangen te bereiken waren. Ook de tuinvelden waren uitsluitend met platte vaartuigen bereikbaar. De Broekers vervoerden hiermee hun groenten, alsook de dieren en landbouwtuigen, waarmee ze hun velden bewerkten. Moeyaert noteerde de specifieke Vlaamse namen van deze vaartuigen naargelang hun grootte: ijkingen, bakoggen, berkoggen, bijlanders en dubbele bijlanders.

De Zoene

Aloude documenten in de archieven van Sint-Omaars bewijzen dat de stad nog lang tweetalig was voor het Nederlands geleidelijk naar de buitenwijken van de stad werd teruggedrongen. Moeyaert is in het bezit van een fotokopie van een Nederlandstalig gerechtelijk document genaamd ‘de Zoene’ daterend uit 1570. De Zoene, aldus Moeyaert, is de ‘verzoening tussen een moordenaar en de verwanten van de vermoorde tegen een zekere vergoeding, bezegeld door een plechtige samenkomst van beide. Ze heeft een oeroude oorsprong, die al bekend was in de Salische wet (…)’. De Zoene bestond als gebruik in veel steden in de Nederlanden maar is het langst bewaard gebleven in Sint-Omaars, en wel tot in de 17de eeuw.

Werkmethode

Moeyaert is geen kamergeleerde. Tot op gevorderde leeftijd hield hij vooral van het veldwerk, van de contacten met zijn vele Frans-Vlaamse vrienden, en van het grasduinen in de plaatselijke archieven zoals deze studie overvloedig bewijst.

De auteur zocht eeuw na eeuw naar sporen van de aanwezigheid van het Nederlands in Sint-Omaars.

De auteur zocht eeuw na eeuw naar sporen van de aanwezigheid van het Nederlands in Sint-Omaars. De geschiedenis van elke schoolinstelling in de stad komt aan bod. Het is niet omdat in sommige scholen in het Latijn werd gedoceerd en namen gelatiniseerd werden dat men de Vlaamse oorsprong van leraren en leerlingen niet kan ontleden. Hij verstaat in de conflicten tussen de Vlaamse monniken van de Sint-Bertijnsabdij en enkele Franse allochtonen uit de abdij van Cluny, de sporen van een onafhankelijkheidsgevoel van de Vlaamse monniken. Geholpen door de plaatselijke notabelen, slaagden de Vlaamse geestelijken erin deze Franse indringers naar huis te sturen.

Trouw aan zijn werkmethode als taalkundige brengt de auteur ook in deze studie steeds nieuwe bewijzen en argumenten aan en ontleedt hij onvermoeibaar aloude Nederlandse teksten, woorden en toponiemen. Zijn inzichten en stellingen kunnen soms gedurfd overkomen maar zijn steeds wetenschappelijk onderbouwd.

Wie doet Moeyaert na met een nieuwe publicatie in zijn 100ste levensjaar? Zijn studieuze leven blijkt een uitstekend recept, alsook het gedicht van de Frans-Vlaamse dichter Renaat Despicht die hij tot zijn levensmotto heeft gemaakt: Wil je lange leven? En oud 100 jaar weven, hou jen hoofd koud; voel je voeten warm; vul met mate jen arm; houd jen achterpoorte wyd open en laat den docteurs soorte by den duivel lopen!

De uitgave kost 16 euro en kan worden besteld via overschrijving bij het museum Huis van de Slag aan de Peene, 200 Rue de la Mairie F-59670 Noordpeene, rekeningnummer FR76 1670 6050 1016 3916 7110 201.

Gepubliceerd

18.01.2020

Kernwoorden
Reacties

Het Nederlands in Sint-Omaars

Het Nederlands kon zich in Sint-Omaars handhaven tot eind 16de eeuw.

De Frans-Vlaamse stad Sint-Omaars, op de historische grens tussen Vlaanderen en Artesië, is een van mijn lievelingssteden. Ik ga er wel eens een biertje drinken in De Drie Kalders, een kroeg op de grote markt. Sporen van de Vlaamse streektaal in Sint-Omaars? In zijn studie Het Nederlands in Sint-Omaars door de eeuwen heen brengt de eminente Frans-Vlaanderenkenner Cyriel Moeyaert, 99 jaar jong, ons dit verhaal.

Terecht stelt Moeyaert vast: “De meeste Sint-Omaarsnaars weten niet dat hun stad vroeger een grotelijks Nederlandstalige stad geweest is.” Voeg eraan toe: de meeste Vlamingen en Nederlanders weten dat al evenmin. In zijn boek over de Amsterdamse patriciërsfamilie Six spreekt historicus Geert Mak over de familie Six als “afkomstig uit de Noord-Franse stad Saint-Omer”. Hier had moeten staan: de Zuid-Nederlandse stad Sint-Omaars. Foei Geert! Stamvader Jan Six, kon vlot zijn weg vinden in Amsterdam, omdat hij Nederlandstalig of tweetalig was, zoals toen alle inwoners van zijn geboortestad.

Olla Vogala

In de 7de eeuw behoorde Sint-Omaars tot de Saksisch-Friese ruimte tussen Bonen (Boulogne-sur-Mer) en Sint-Omaars enerzijds, en Zuid-Engeland anderzijds. Vandaar dat de Frans-Vlaamse streektaal het meest met het Engels verwante Nederlandse dialect is.

Lateen én Diets werden in de 11de eeuw in de Sint-Omaarse scholen onderwezen. Hier, in de schaduw van de invloedrijke Sint-Bertijnsabdij, schreef Lambert van Sint-Omaars zijn encyclopedische werk Liber Floridus en Petrus Pictor zijn lofdicht op Vlaanderen De laude Flandriae. Wellicht liep de anoniem gebleven schrijver van de befaamde verzen Hebban Olla Vogala ook in Sint-Omaars school, suggereert Moeyaert fijntjes. Want dit gedicht werd voorzeker door iemand uit de omgeving van Sint-Omaars geschreven.

De Drie Kalders is een kroeg op de grote markt van Sint-Omaars, een ondertussen verfranste stad in Noord-Frankrijk, die opnieuw Nederlands wil leren. Bron: https://fr.wikipedia.org/wiki/Tourisme_dans_le_Nord-Pas-de-Calais | CC BY 2.0 | Foto openroads.com

De Broekers

In de stad kon de Nederlandse taal zich handhaven tot het einde van de 16de eeuw. In de eeuw dat de familie Six naar Amsterdam vluchtte, legden de schepenen van de stad Sint-Omaars nog jaarlijks de eed in het Frans én het Nederlands af. Ook alle officiële bekendmakingen waren tweetalig.

In de aanpalende dorpen woonden en werkten de Broekers, de tuinders die groenten kweken op de vruchtbare gronden in het moeras. Daar weerklonk de streektaal nog in het begin van de 20ste eeuw. Moeyaert vertelde me ooit dat hij, rond 1970, een dame afkomstig uit deze streek had gesproken die haar Frans-Vlaamse moedertaal nog machtig was.

Op zijn onnavolgbare wijze grasduint Cyriel Moeyaert door vele bronnen, archieven en boeken, ontleedt oude straat- en wijknamen en toponiemen, om aan te tonen dat Sint-Omaars nog lang Nederlandstalig bleef. Dit kleinood, uitsluitend bij de auteur te verkrijgen is belist een aanrader voor alle liefhebers van de geschiedenis van de Frans-Vlaamse streektaal.

Bronnen

  • Moeyaert, C. [2019]. Het Nederlands in Sint-Omaars, door de eeuwen heen. Sint-Jan ter Biezen: eigen beheer. (meer informatie: cyriel.moeyaert@telenet.be]
  • Mak, G. [2016]. De levens van Jan Six: Een familiegeschiedenis. Amsterdam: Uitgeverij Atlas Contact.

In het tijdschrift Neerlandia (2019/4) verscheen mijn column over het Nederlands in Sint-Omaars.

Gepubliceerd

28.12.2019

Kernwoorden
Reacties

Gelukkige verjaardag Cyriel!

Op 23 mei vierde de taalkundige Cyriel Moeyaert zijn 97ste  verjaardag. Proficiat Cyriel! Voor wie meer wil weten over het rijk gevulde leven van de beste kenner van Frans-Vlaanderen en van de taal van de Frans-Vlamingen verwijs ik naar mijn boekje Cyriel Moeyaert. In de taaltuin van mijn vaderen.

Voor meer informatie over dit boek, klik hier

Gepubliceerd

16.09.2017

Kernwoorden
Reacties

Laudatio voor Cyriel Moeyaert

De trouw van de taalkundige

Geachte minister-president, geachte voorzitter, Beste Marnixvrienden, dames en heren en vooral beste Cyriel,

De Tsjechische historicus en dissident Milan Hübl, gestorven in 1989, schrijft  in een van zijn nagelaten teksten, en ik citeer:

“Om een volk te doen verdwijnen begint men met zijn geheugen af te nemen. Men vernietigt zijn boeken, zijn cultuur en zijn geschiedenis. Vervolgens schrijft iemand anders andere boeken, vanuit een andere cultuur en verzint een andere geschiedenis. Het volk vergeet dan langzaam wie het is en wie het was. En de wereld rondom hem vergeet nog sneller.”

Treffend hoe dit citaat van toepassing is op de situatie in Zuid –Vlaanderen en de Zuidelijke Nederlanden sinds hun annexatie bij Frankrijk. Treffend ook dat er toch  intellectuelen opstaan die zich levenslang verzetten om een volk en zijn taal te behoeden van de dreigende verdwijning. Onze laureaat van vandaag, Cyriel Moeyaert, is er één van.

Het moet gezegd dat de Marnixring dit jaar voor de uitreiking van zijn  erepenning bijzonder geïnspireerd is geweest. Het bekroont de inzet en het  levenswerk van een heel bijzondere man die, sinds bijna een eeuw, de doestellingen die aan de basis van deze onderscheiding liggen als geen ander belichaamt: onze Nederlandse taal en het volk der Nederlanden dienen.

Cyriel Moeyaert vierde dit jaar zijn 95ste verjaardag. Hij is in 1920 in Sint-Andries bij Brugge geboren en groeide op in Langemark, in een kinderrijke boerenfamilie. Niet alleen een lang leven is de Moeyaerts in de genen  geschreven  – want zijn broers en zuster werden allemaal ouder dan 90 jaar – ook  de taal en het geschreven woord zijn bepalend:  Bart Moeyaert, de talentvolle jeugdschrijver, is een achterneef van Cyriel.

Wie zoals Cyriel Moeyaert 95 jaar lang deze wereld heeft kunnen aanschouwen vergaart een berg aan  unieke herinneringen. De jeugdherinneringen van Cyriel Moeyaert  gaan terug tot de heropbouw van de Westhoek na de totale verwoestingen van de eerste wereldoorlog. Naar zo iemand is met gretigheid te luisteren. Zeker als het gaat om een zo sprankelende geest en een uitzonderlijk geheugen die over Frans- Vlaanderen alles weet, alles gelezen en gezien heeft.

 ‘Soo spoeyt, soo loopt den tijdt van ’t eene  jaer in ’t ander,
En schaekelt in sijn loop veel eeuwen aen elkander’

Dit schreef de Duinkerkse dichter Michiel de Swaen, meer dan 300 jaar geleden in zijn gedicht Ghedachten op de  snelheyt van den tijd.

De tijd  gaat snel. Inderdaad. Cyriel Moeyaert leerde ik 45 jaar geleden kennen. Het was in het Frans-Vlaamse Steenvoorde. Ik was toen 16 jaar en leerde Nederlands op een vrije Cursus georganiseerd door het Komitee voor Frans-Vlaanderen. Cyriel bezocht vrijwillig al deze cursussen om de jonge Frans-Vlamingen een hart onder de riem te steken. Hij nodigde me uit om hem  in Ieper te bezoeken. Daar mocht ik naar hartenlust en tot uren in de nacht  zijn boeken, tijdschriften en uniek documentatiemateriaal over mijn geboortestreek raadplegen. Tijdens onze bijna wekelijkse ontmoetingen trachtte hij me met veel geduld en zonder complex Nederlands te doen spreken. Als u me vandaag in het Nederlands kan verstaan dames en heren is het ook dankzij deze man.

 “Hoe  ik mijn volk en mijn taal terugvond “

zo klonk de lyrische titel van een  prachtboekje van  de Zuid-Vlaamse voorman  Jean-Marie Gantois. Bij Cyriel Moeyaert klinkt mijn antwoord.

Hoe een West-Vlaams adolescent als Cyriel in de jaren dertig flamingant en heel Nederlander kon worden moet men zoeken in het klein seminarie van Roeselare. Daar  waar de  geest van Rodenbach nog bij leraars en studenten nazinderde. 

Vliegt de blauwvoet storm op zee. Er zijn nog maar weinig Vlamingen in leven die naar het klein seminarie van Roeselare kunnen refereren als kweekschool van hun Vlaamse en Nederlandse gezindheid. Cyriel is een van de laatste bevoorrechte getuigen van deze unieke  periode in de Vlaamse ontvoogding.

Zijn roeping als priester kwam door eigen keuze en inzichten, niet omdat het van thuis moest. Cyriel Moeyaert is een man van geloof. Maar dit belet hem niet open te staan voor andersdenkenden waartoe ik behoor. Zo is hij ook Vlaams of, beter gezegd, Nederlandsgezind geworden. En ook in dat engagement is hij standvastig en vastberaden. In het spoor van de zgn. petits vicaires als Hugo Verriest, Cyriel Verschaeve, Odiel Spruytte en nog anderen.

Een fynhoofd noemt men iemand als Cyriel Moeyaert in mijn geboortestreek. Een knappe student was hij  inderdaad en een studax is hij gebleven. Van de studie van het kerklatijn op het seminarie naar het ontcijferen van aloude teksten en manuscripten was voor hem maar een kleine stap.  De liefde voor de Nederlandse taal en voor de geschiedenis deed de rest.

Na zijn priesterwijding ging Cyriel aan de slag in het onderwijs. Als  leraar moet hij ongeveer alle vakken hebben gedoceerd. Maar zijn grote liefde ging naar onze moedertaal. Zo gaf Cyriel lessen Nederlands aan verschillende generaties jonge  West-Vlamingen. De naam van Cyriel Moeyaert duikt ook op tussen de eerste animators van ABN-kernen in West-Vlaanderen. Zijn pedagogische carrière werd bekroond met een benoeming als diocesaan inspecteur Nederlands, een taak die hij graag en plichtsbewust invulde.

Door verdere zelfstudie ontplooide Cyriel Moeyaert zich snel tot een  deskundige inzake Nederlandse taal. Ik weet nog dat Cyriel  druk correspondeerde met de redactie van de dikke van Dale om een nieuw woord te laten opnemen. Of om de Utrechtse heren streng te  wijzen op een of andere onnauwkeurigheid of vergetelheid. Deze deskundigheid inzake taal bracht hem er toe in  de jaren zestig  een heuse spraakkunst te schrijven. De  Beknopte ABN Spraakkunst kende, stel je voor, niet minder dan elf herdrukken. Ze werd door Cyriel samengesteld samen met zijn goede vriend, Prof. Dr. Piet Paardekoper, de beruchte en beroemde Nederlandse taalgrootmeester en verdediger van de Vlaamse zaak.

“Hoe cond ick u mijn broeders oyt vergeten
Daar wij toch zijn in eenen stronck gheplant.”

Deze beroemde verzen van Marnix van Sint Aldegonde indachtig /vond Cyriel Moeyaert, meer dan een halve eeuw  geleden, de weg naar de Nederlanden in Frankrijk. Het zou  zijn passie en zijn levenswerk worden. Zo is hij dé taalkundige, dé filoloog en dé schatbewaarder van mijn geboortestreek geworden.

Ik kan persoonlijk getuigen wat de onvermoeibare en belangeloze inzet van deze man is geweest. Oude  verloren gewaande documenten  in de archieven opzoeken en ontcijferen. Parels van oud-Nederlandse teksten van de ondergang redden en ontleden naar betekenis en taal. Foto’s en dia’s nemen van alle hoeken en kanten van mijn geboortesteek. Vele zaken die nu verdwenen zijn heeft Cyriel nog op foto kunnen vastleggen.  Schilderijen, voorwerpen, monumenten helpen herstellen en zo redden van de zekere ondergang. Oorspronkelijke Nederlandstalige  toponiemen opzoeken in oude bronnen en in eer herstellen op straat en op gebouwen. Honderden tochten organiseren om deze streek aan de Vlamingen te leren kennen, de vrije cursussen Nederlands bezoeken en ondersteunen, de Vlaamse militanten aldaar met raad en daad helpen, steunen,  financieren, verdedigen. Teksten vertalen, publicaties mogelijk maken, enz. De lijst is werkelijk te lang om op te noemen.

Cyriel Moeyaert bezit een van de meest gedocumenteerde bibliotheken en verzamelingen over de Zuidelijke Nederlanden maar haalt zijn wijsheid niet alleen uit de boeken.

In de traditie van  grote voorgangers als Guido Gezelle, Hoffman von Fallersleben, Leonard de Bo, Karel de Flou en Willem Pee verricht Cyriel al sinds meer dan zestig jaar veldwerk om de bedreigde Vlaamse taal in de Westhoek te noteren, te onderzoeken en er over te publiceren. Hij gaat hiervoor naar de mensen in Frans-Vlaanderen, spreekt met hen, luistert, noteert, legt vast. Zijn netwerk is door de jaren heen uitgegroeid tot  meer dan tweehonderd zegslieden doorheen de Westhoek.

Cyriel beaamt ongetwijfeld de Frans-Amerikaans literatuurwetenschapper en cultuurfilosoof George Steiner die schrijft:

de dood van een taal, ook al wordt ze nog maar gefluisterd door een handjevol mensen op een perceel geteisterde aarde, is de dood van een wereld.”

Als wandelende filoloog heeft Cyriel Moeyaert  zo duizenden  woorden, uitdrukkingen en merkwaardigheden inzake de nog gesproken Vlaamse taal over de schreve verzameld. Parels van onze taal die in het hedendaags Nederlands niet meer in gebruik zijn maar die  van onschatbare waarde zijn voor de kennis van de evolutie van ons taalpatrimonium. Een ware taalschat door Cyriel Moeyaert op papier vastgelegd en zo van een zekere verdwijning gered. Deze woorden zijn sinds vele jaren in allerlei  publicaties verschenen. In 2005 werden ze in een heus woordenboek bijeengebracht onder de titel Woordenboek van het Frans-Vlaams. Het levenswerk van Cyriel Moeyaert dat sindsdien een tweede druk heeft gekend en ook een uitbreiding met honderden nieuwe woorden.

Dit woordenboek maakt het Vlaamsch van mijn voorouders voor altijd onsterfelijk. U moet zich dit boek beslist aanschaffen om sprekende woorden te ontdekken als  stouthalsen, ruschenbusschenegetatsen,  butterschijtenminnenwuven en kokkemaeren . Voor de liefhebbers is dit boek, samen met nog andere boeken van en over Cyriel Moeyaert,  vandaag hier  te verkrijgen op onze boekenstand.

Laat ons het nog tenslotte hebben over de werkmethode van Cyriel Moeyaert. De kern van alle dingen is  een axioma dat zegt dat de Zuidelijke Nederlanden altijd en overal aanwezig zijn.

Stel nu de prachtige stad Mechelen waar wij vandaag te gast zijn. Cyriel  zou je  vertellen over de bijzondere historische figuur Lambert van Briaerde geboren in de Zuid-Vlaamse havenstad Duinkerke rond 1490 maar in Mechelen overleden in 1557.

Deze Zuid-Vlaamse ridder, stamhouder van een vooraanstaande  adellijke Vlaamse familie, bracht het tot voorzitter van de Grote Raad van Mechelen, het hoogste rechtscollege van de Nederlanden in de tijd van Keizer Karel.

Cyriel Moeyaert zou u dan verwijzen naar de mooie Sint Janskerk van deze stad waar u de epitaaf van Lambert van Briaerde nog kan bewonderen.

Hij zou verwijzen naar de  wapenschilden die verschillende heerlijkheden en plaatsen in Frans Vlaanderen vermelden.Eerst het wapen van de heerlijkheid Briaerde in Hondegem, bij Hazebroek, het  schild van Zuutpeene, vandaag de gemeente Zuidpene. Men leest er ook enkele aloude toponiemen als Quaetstraete, een oude heerlijkheid in het Kassel-ambacht. Een ander schild draagt de naam van De Coye wat een leengoed was in Hardevoorde, vandaag belachelijk verfranst tot Hardifort, aan de voet van de Kasselberg.

Cyriel zou je tenslotte aanraden met spoed de Sint Janskerk te bezoeken en je niet meer met rust laten tot het  bezoek is geschied! Zie hier misschien een tip voor u straks naar huis gaat.

Via talrijke publicaties heeft Cyriel bijgedragen tot de verdediging en de bekendmaking van de Zuidelijke Nederlanden. Ik denk onder meer aan zijn groot aandeel in de redactie van het boek De Zuidelijke Nederlanden, prachtig uitgegeven door Marnixring Lieven Gevaert in Antwerpen. Als gewezen voorzitter van het Komitee voor Frans-Vlaanderen heeft hij zich ook jaren lang  actief ingezet, samen met mensen als Luc Verbeke en André Demedts.

U zult begrijpen dames en heren dat ik vandaag bijzonder gelukkig ben met de erepenning van onze Marnixring voor mijn goede vriend Cyriel Moeyaert.

Beste Cyriel ,van harte feliciteer ik u met deze verdienstelijke erkenning van uw levenslange inzet voor de Nederlandse taal en cultuur en voor onze zaak van de Zuidelijke Nederlanden. Rust elders,‘Repos ailleurs’ klonk de leuze van Marnix.  Ik wens u nog vele jaren van noeste arbeid ten dienste van de Nederlandse gedachte.

Wido Bourel

Klik hier voor het verslag over de erepenning voor Cyriel Moeyaert in ’t Pallieterke van 22 oktober 2015.

Gepubliceerd

20.10.2015

Kernwoorden
Reacties

Op de praatstoel

Gepubliceerd

02.10.2015

Kernwoorden
Reacties

Laudatio door Cyriel Moeyaert

Beste vriend Wido, beste familie,
Dames en Heren, Beste Vrienden,

Ik heb Wido Bourel het eerst ontmoet in Steenvoorde, toen hij daar de cursus Nederlands van het KFV volgde van Walter Verdonck in het stadhuis. Hij maakte deel uit van een tamelijk grote groep jonge leerders. Er bestaat een foto van die groep voor het stadhuis en Wido staat erop als een jonge kerel, nogal nonchalant met sluik haar en bitsige ogen, zoals hij was, een vastberaden, hardnekkige jongen. Dat doorzettingsvermogen is hem bijgebleven en siert hem.

Wido is uit het opmerkelijke dorp Kaaster. Dat is niet het eerste beste dorp en dat Wido weet heel goed. Hij woonde daar in een landelijk huis langs de Strazelstrate. Z’n ouders spraken Vlaams en z’n vader kwam er op z’n werk voor uit dat hij Vlaams sprekend was. De naam Kaaster wijst op de oorsprong uit de tijd van de Romeinse bezetting, langs een heerweg die in de tweede eeuw na Christus aangelegd is. Volgens de traditie stond er al een kapel in de 9e eeuw waar de relikwieën van drie Anglo-Saksische maagden bewaard werden, Edith, Sabina en Elfrida: de oudste kapel van Frans-Vlaanderen. Maar Kaaster mag ook bogen op een belangrijk literair verleden. Al voor 1540 bestond de rederijkerskamer De Libertijnen met als leuze “Wij leven door Victorie”. Later is er zelfs sprake van vijf rederijkerskamers. Er werd ook deelgenomen aan landjuwelen en hun pastoor en dichter Witsoet zorgde voor eigen oorspronkelijke toneelstukken, o.m. over de heilige pastoor van Kaaster Karel Lodewijk Grimminck, eveneens Nederlandse auteur, op wie Kaaster ook trots mag zijn . Niet iedereen heeft het geluk in zo’n dorp geboren te zijn. De Franse staat heeft alles in het werk gesteld om dat historisch bewustzijn uit de doven maar Wido is als een van de weinigen daaraan ontsnapt. Met andere woorden: hij heeft z’n volk, z’n geschiedenis en z’n taal teruggevonden

Wido was toen scholier aan het Lycèe des Flandres in Hazebroek, niet ver van z’n dorp Kaaster. In het vuur van z’n eerste liefde voor z’n volk en taal stichtte hij samen met Jan Paul Sepieter de vereniging De Hekkerschreeuwen. De naam betekende hun doelstelling: een strijdbare Vlaamse jongerengroep die hun ideaal wilde uitschreeuwen. De naam hadden ze zo gekozen op grond van een bekende zegswijze die moeders gebruikten als hun kinderen al te veel lawaai maakten: . Ik had hun dat verteld bij een van hun vele bezoeken en daarbij gezegd: Frans-Vlaamse moeders weten dus hoe een nekker schreeuwt. Een nekker is een waterduivel, die onder meer verblijft onder de Sint-Winoksbergse waterpoort: de Nekkerstorre. Nekker is een oeroud Diets woord dat al te lezen staat in het oudste West-Germaanse , misschien in Zuid-Vlaanderen ontstane Dietse epos Beowulf (8e eeuw).

Zo noemden ze hun vereniging Hekkerschreeuwen zonder n en niet Nekkerschreeuwen: ze hadden waarschijnlijk een hekker genoteerd i.p.v. een nekker. Ze namen als leuze die van de Sint-Winoksbergse achttiende-eeuwse dichter Cuvelier: Noch krupen noch stupen. Heel zinvol. Bisschop Lobbedey zou die leuze ook gebruikt hebben. Wido en Jan Paul zijn als Hekkeschreeeuwers heel actief geweest: ze belegden bijeenkomsten en gaven stickers uit waarvan er nog een bekend is en verspreid wordt: ’t is schoon Vlaamsch te klappen, de tale van mijn ouders. En eronder stond toen: Le flamand est un dialecte du Nèerlandais, langue de vingt millions d’Europèens (nu 23 miljoen). Dèze leuze zelf vindt z’n oorsprong in een reactie op het bericht dat in de Elzas onmiddellijk na de oorlog op de ramen van trams en bussen de leuze voorkwam: “C’est chic de parler Français“, in een strijd tegen de Elzassische volkstaal. Vandaar “’t Is schoon Vlaamsch te klappen“. Jan Paul Sepieter maakte toen het eerste handboekje om Vlaams te leren: Ik klappen nu Vlaamsch lik m’n Ouders. En gy? Ik had het boekje goedkoop kunnen laten drukken in Nederland via Cees Emmen, en ben het hele pak boekjes nog wezen halen in Soest met m’n volkswagentje in die tijd. Een andere sticker tegen de atoomcentrale in Grevelingen: “Geen kerncentrale in Vlaanderen” met eronder Grevelingen een gravenlijn, toespeling op de Franse naam Gravelines. Anders heel actueel zoals u merkt. Een andere sticker was een aanmaning om in het eigen streek te blijven wonen “In de Westhoek wil ik bluven“. Ook WHK. Een andere was een oproep om in de Vlaamse stijl te blijven bouwen: “Construisons Flamand” met als onderschrift: Vlaanderen in Frankrijk blijft Vlaamsch. Wido en Jan Paul vonden ook de tijd, soms in de nacht, om op muren en wegen hun radicale Vlaamse strijdleuzen te schilderen. Ze vroegen me dan om er een foto van te maken. In de stationsviaduct in Hazebroek borstelden ze “Wyder vragen Vryheid“. Begrijpelijke leuze omdat ze aanvoelden wat Ferdinand Snellaert geschreven had, zonder dat ze het wisten:

Men kan alleen vrij zijn in een vrij volk.

Andere opschriften prijkten op de stijgende weg van Berten naar de Kasselberg. “Vlaamse macht” en “Vlaanderen kolonie van Frankrijk“. Historisch is dat laatste juist geweest: tussen de aanhechting 1667 en 1677 en de Franse Revolutie was Vlaanderen in Frankrijk een wingewest dat moet opleveren. Het was nog geen stuk van Frankrijk en de grens lag toen aan de Somme.

Het was in die tijd dat ik vele avonden in Ieper bezoek kreeg van Wido en jonge Frans-Vlamingen om te praten, om vragen te stellen, om boeken en tijdschriften in te kijken. Ze bleven soms heel lang, zodat ik tegen middernacht zelf moest zeggen dat ze naar huis moesten, dat ik de volgende dag les moest geven.

De begaafde vriend en medewerker, de Belse architect Dieudonnè Copin heeft voor de Hekkerschreeuwen de kop van een nekker getekend. Hij tekende die in een onuitgegeven verhaal: “La saga du reuze et du Reuzelied“. Het verhaal is hier en daar doorspekt met Vlaamse woorden en Vlaamse zinnetjes, veel flandricismes en met veel fijne tekeningen. Hij tekende die nekkerkop bij blz. 11 aan de boegspriet van een boot. Ook de naam Wido komt voor in het verhaal. Duidelijk bedoeld

Ondertussen had Wido een nestor gevonden in Nikolaas Bourgeois, de man die samen met Gantois de leiding had gehad van het Vlaamsch Verbond, een denktank met hele ruime historische kennis en inzichten, die beter dan wie ook de geschiedenis van Frankrijk en Franse Nederlanden kende. Wido was er altijd welkom hoe dikwijls hij ook kwam, was Bourgeois bereid om z’n weetgierige vragen te beantwoorden.

Zoals Wido vertelt in z’ n eerste boekje wou hij te allen prijze Nederlands leren. Het ging zo ver dat hij op het lyceum onder de Franse les Nederlands leerde in z’n fameuze woordenboek. Ik zei hem nog dat hij toch z’n studie moest verzorgen voor z’n toekomst. Hij bleef vastberaden en wou in West-Vlaanderen ergens werken om zodoende de taal te leren door contact met de Nederlands sprekende mensen. Ik heb toen voor een plaats als helper kunnen zorgen in het tuindersbedrijf Dewulf in Boezinge. Later vond hij een betrekking in Antwerpen bij VTB-VAB. Daar in Anwerpen werd hij toen secretaris van de toen bloeiende Michiel de Swaenkring en begon hij te publiceren in TIJL, het mooie tijdschrift van de kring, alsook artikels te plegen in de Gazet van Antwerpen over Frans-Vlaanderen en Frans-Vlamingen. Zelf vertelt hij in z’n boekje over z’n verblijf in Nederland en we mogen niet vergeten dat hij veel Nederlands bijgeleerd heeft bij Vera die hij had leren kennen, denk ik, op een jeugdkamp in Broksele en met wie hij later getrouwd is.

Wido was dan zelf een levenwekker geworden.

In Kaaster slaagde hij erin, met de hulp van het KFV, om een cursus Nederlands op touw te zetten. Dank zij de Vlaamsgezinde maar Nederlands onkundige, toenmalige burgemeester van Kaaster, mevrouw Fanny Demey, dochter van een heel Vlaamsgezinde vader, meneer Demey, uit Hazebroek, die later in Ariën aan de Leie woonde. Hij mocht op haar steun rekenen en de cursus geven in het Kaasterse gemeentehuis. Wido was ook een bezielende, overtuigende leraar, zoals alle leraren Nederlands in Frans-Vlaanderen zouden moeten zijn. Behalve een groep jongeren had hij ook de secretaris van Kaaster als een van z’n leerders Bezield door Wido gaven twee van z’n oud-leerlingen later in Kaaster zelf een cursus Vlaamsch: Jan Karel Decoopman en Jan Paul Couchè. Deze laatste , Jean Paul Couchè is nu voorzitter van de Akademie van nuuze Vlaemsche taele die officieel in een vijftal scholen in Frans-Vlaanderen Vlaamse lessen kan laten geven, erkend door het Franse Ministerie van Onderwijs.

Wido is van meet af aan een jonge opstandeling geweest voor het recht om zichzelf te worden en die vreemde taal te vervangen door de eigen aloude moedertaal die al ruim duizend jaar door de voorouders gesproken werd en om z’n dierbare Frans-Vlaamse volk te bevrijden: dat onderjukte Vlaanderen zoals de veroveraar Lodewijk XIV het zelf genoemd had op een van z’n zegepenningen: La Flandre subjuguèe van 1677. Op die penning wordt de maagd van Vlaanderen voorgesteld neergezegen in zak en as. Wees es iemand van dat volk en dat te weten en niet opstandig te worden.

Alle verhoudingen in acht genomen kunnen we Wido Bourel de Rodenbach van Frans-Vlaanderen noemen. Sommigen hebben zich teruggetrokken. Wido heeft standgehouden en houdt nog altijd de vaan hoog. Hij blijft de Hekkerschreeuwer, die z’ ideaal trouw blijft, de Frans-Vlaamse Blauwvoeter. Wido z’n Nederlands beheerst hij nu mondeling als schriftelijk meer dan behoorlijk . Dat mogen we een wonder noemen, als we weten van hoe ver hij gekomen was, zoals hij zelf vertelt in “Erfenis zinder testament“. Ook de publicatie van z’n twee boekjes Wintertijd in Vlaanderen en Erfenis zonder testament, en het terechte succes ervan kunnen we een wonder noemen. Een Frans-Vlaams wonder zoals het werk van EUVO.

Hij verdient de Snellaert-prijs en Snellaert zou trots op hem geweest zijn.

Wat ik vandaag ook wil benadrukken is de vreugde en het geluk dat een mens beleeft als hij als ’t ware ontwaakt tot wat hij eigenlijk onbewust was.

Wies Moens laat de Vlaamse meisjes die lange tijd weinig Vlaams bewust geweest waren , hun vreugde uitzingen met de woorden:

We hebben zo lang vergeten maar keren tot Vlaanderen weerom.

En ze waren bereid om de tinnen van Vlaanderen te kronen met eeuwig bloeiende mei, uiting van hun vreugde om hun terugkeer.

Of zoals Gezelle het uitdrukte in een leuze die zo veel jongeren ook in Frans-Vlaanderen tot Vlaams bewustzijn gebracht heeft: Wees Vlaming die God Vlaming schiep Wie gister nog onvlaming sliep, ontwake Vlaming nu. Die ontwaking gaat gepaard met een zalig gevoel, zoals Gantois schrijft op het eind van z’n boekje “Hoe ik mijn volk en mij taal terugvond “: “Mijn beloning heb ik sinds lang ontvangen, de hoogste beloning, het kostbaarste goed dat een mens op aarde kan bezitten en genieten: een Vaderland hebben om te beminnen”. En hij had eraan kunnen toevoegen: “opnieuw eeuwen overgeërfde bloedeigen taal terug gevonden te hebben om er mij de sinds lange helemaal in uit te kunnen drukken zoals ontelbare vroegere generaties hadden kunnen doen”. En wij mogen vandaag ook bekennen dat wij die getuigen geweest zijn van die ontluikende groei en bloei van het Vlaamse en Nederlandse bewustzijn van heel wat Frans-Vlaamse jongeren, bepaald van Wido, veel mooie uren beleefd hebben. Ik moet zeggen, ik beleefde het als een wonder, die lente van Vlaams, nieuw Nederlands leven in dat pijnlijk van ons afgescheurde stuk Nederlanden dat ons zo na aan het hart ligt. We hebben ons veel avonden na hun bezoek of andere ontmoetingen diep verheugd en gelukkig gevoeld . We zijn er Wido en die andere toen jonge Frans-Vlamingen innig dankbaar voor.

Wat we nu zien gebeuren in Frans-Vlaanderen , zien we met gemengde gevoelens. De taal gaat zienderogen achteruit maar daartegenover is de bevolking over ’t algemeen teruggekeerd tot een blij zich uiten als Vlamingen ook al is het in het Frans: de ruim zevenhonderd Vlaamse huisnaambordjes van EUVO, de vele Vlaamse leeuwenvlaggen, zo goed als zeker nergens nog vijandigheid tegen de oude taal, integendeel. Maar alleen weinig , al te weinig jongeren die nog Vlaams of al Nederlands spreken .

Wido, wat doen we eraan? Mocht jij een lichtend voorbeeld kunnen zijn. Ik zou hopen dat je je boekjes in het Frans vertaalt en verspreidt. Dan horen ze het van wat ze daar noemen ’een ware Vlaming’.

Cyriel Moeyaert

Gepubliceerd

30.08.2012

Kernwoorden
Reacties