Tot in de jaren ’60 was een Lourdesbedevaart een van de weinige reisbestemmingen voor een modale Frans-Vlaamse familie. Zelf ben ik voor mijn 15 jaar wel vijf keer in Lourdes geweest. Om beurten met mijn ouders, grootouders, tante. Ik beschouw me dus, tegen wil en dank, als een ervaringsdeskundige.
Het verhaal van Lourdes is overbekend. We schrijven over een bescheiden dorpje in de Franse Pyreneeën in de 19de eeuw. Het meisje Bernadette Soubirous werd er in 1844 geboren. Arm en amper veertien jaar oud zou ze in 1858 een eerste keer de heilige Maria in een grot hebben zien verschijnen. Achttien visioenen en een paar decennia later is het bedevaartoord Lourdes tot de grootste hotelconcentratie van Frankrijk geworden, op Parijs na, met miljoenen bezoekers per jaar.
Van een zaak was ik me tijdens mijn Lourdesuitstappen niet bewust: Bernadette sprak geen Frans maar Bigourdan, een streektaal gesproken in Gascogne en behorend tot het Occitaans taalgroep. Ze heette trouwens officieel niet “Bernadette” maar Bernadeta.
Voor wie er aan zou twijfelen heeft Bernadeta, in een door de Kerk officieel geacteerde verklaring, er zich als volgt over verheugd : Qu’em parlo en patouès et quem dits bous. Het visioen “spreekt de streektaal en zegt U tegen mij”. Het visioen sprak dus nooit de beroemde woorden “Je suis l’Immaculée Conception” (“Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis”) in het Frans maar wel Que soy era Immaculada Councecptiou, aldus Bernadeta. Terloops: deze uitspraak kwam als gegoten voor paus Pius IX, die vier jaar voordien het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis had afgekondigd…
Had de verschijning Frans gesproken, dan zou Bernadeta ze niet hebben kunnen verstaan. Vergeet niet, om dit verhaal in de tijd te plaatsen, dat rond 1850 in Frankrijk zes miljoen mensen (dat is één op zes) geen Frans kenden en evenveel het amper konden spreken.
Het heel verhaal van de visioenen van Bernadeta berust dus op vertalingen van vertegenwoordigers van de plaatselijke katholieke Kerk van het Bigourdan naar het Frans. Met soms vervelende vergissingen tot gevolg. In de grot van Massabielle, wat “oude rots” betekent, beschreef Bernadeta het visioen van de verschijning van Maria letterlijk als uo pétito damisèla. Nu staan in de steek damisélas, naar het schijnt, voor “kleine bosnimfen”. De publicaties van toen maakten nogal snel van damisèla een “dame”. Beeldhouwers en schilders deden er verder alles aan om de verschijning als een volwassene vrouw voor te stellen. Naar verluid tot grote ergernis van de kleine Bernadeta die haar damiséla hardnekkig bleef beschrijven als een meisje nog kleiner dan zijzelf (toen 1,40 m).
De Engelse auteur Graham Robb bevestigt in zijn magistraal boek De ontdekking van Frankrijk: “Voor Bernadette en de mensen in de buurt had Damisèla een speciale betekenis. Damoiselles waren bosnimfen die zich in het wit kleedden en verdwenen als men te dicht bij hen kwam. Er groeide bloemen aan hun voeten. Ze konden plotselinge windvlagen teweegbrengen en die net zo snel doen afnemen. Ze leefden in grotten en spelonken en werden in verband gebracht met bronnen en stromend water. Het was algemeen bekend dat ze aan de kant van de armen stonden en behoorlijk gewelddadig konden worden als er onrecht geschiedde”.
Ook de grotten van Bétharram, in de buurt, kenden al veel vroeger een heidense cultus van een gelijkaardige damisèla die later overging in een Mariaverering.
Als ik ooit nog eens in de Gascogne (Gascunha) passeer, ga ik bloemen neerleggen in een van de grotten waar, volgens aloude traditie, kleine bosnymfen, de échte Petito Damisèlas, verschijnen. Komt er dan plotse wind op ? Of zal ik hun stem kunnen horen? Hoe zegt men weer “bedankt voor die bloemen” in het Bigourdan?
03.11.2013