Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/wil-je-in-de-jacques-brelstraat-wonen
Ik las dat in Frankrijk 230 straten de naam Jacques Brel dragen. Voor Franstalig België zijn dat 50 straten, pleinen en een metrostation. In Vlaanderen zal je tevergeefs naar een straat zoeken genoemd naar Jacques Brel. Een voor zich sprekende nul. De Vlamingen hebben Brel immers nooit vergeven, al bezong hij als geen andere het vlakke land in het Frans, dat hij onze taal ooit met het geblaf van honden vergeleek.
Volgens Luk Ferdinand uit Merksem, die zichzelf een superfan noemt van Brel, moet hier verandering in komen. Hij ging op tournee langs de burgemeesters van Brugge en Gent, en van Oostende tot Antwerpen. Zijn oproep luidt: Jacques Brel verdient een straat of een plein in Vlaanderen. 15 bekende Oostendenaren steunen het voorstel, 46 bekende Gentenaars, en nog 62 bekende Vlamingen, van Luc Van der Kelen tot Bart Peeters.
Ik ben op zoek gegaan hoe het die andere Franstalige Vlamingen verging. Hebben ze een straat gekregen? De twee die ondubbelzinnig hun liefde voor Vlaanderen verklaarden, namelijk Charles de Coster, geestelijke vader van Tijl Uilenspiegel, en Emiel Verhaeren, onsterfelijk geworden met zijn ode aan de Schelde, zijn er goed bij gevaren. De Coster heeft, buiten Brussel, een straat in Antwerpen en Nieuwpoort. Verhaeren uiteraard in zijn geboortestad Sint-Amands, maar ook in Boom, Gentbrugge, Knokke, Nieuwpoort, De Haan, enzovoort.
Voor de andere Franstalige Vlamingen, ja dan neen verdacht van een haat/liefdeverhouding tot Vlaanderen, of van minachting voor onze taal en cultuur, valt het eigenlijk ook mee. Suzanne Lilar heeft een straat in Gent. Michel de Ghelderode, auteur van Autour de ma Flandre is in het straatbeeld van zijn geboortestad Elsene aanwezig, maar ook in Wemmel en Lokeren. Georges Rodenbach wordt met een straat in Schaarbeek en Nieuwpoort herdacht. Maar niet in Brugge. Ondanks het feit dat zijn beste werk Bruges-la-Morte heet, pas in 1978 in het Nederlands vertaald onder de titel ‘Brugge die Stille’. Naar Georges Eekhoud zijn wel straten in Vlaanderen genoemd. Maar, vreemd genoeg, niet in zijn geboortestad Antwerpen. Die eert hem wel met een standbeeld vervaardigd door Henry Van de Velde. En zo kunnen wij nog een eindje doorgaan. Ook met schilders als Ferdinand Khnopff, Theo Van Rysselberghe, en James Ensor. Alleen de schrijfster Marie Gevers heeft geen straat in haar geboorteplaats Edegem. Die erkent, voorlopig, alleen haar vader, Florent, met een straatnaambord. In Hingene vind je wel een standbeeld van de Dijkgravin, naar het hoofdpersonage van haar roman La Comtesse des digues.
Ik stel vast dat, in werkelijkheid, Vlaanderen zich weinig rancuneus opstelt. Zelfs ene Maurice Maeterlinck, hater van zijn volk, is niet vergeten met straatnaamborden in zijn geboortestad Gent, en ook niet in Lokeren, Koksijde en Knokke. Hopelijk wordt hier de Nobelprijswinnaar voor literatuur geëerd en niet de man die in 1902 in de Franse krant Le Figaro het Nederlands een ‘jargon informe et vaseux’ noemde; de Guldensporenslag een ‘commémoration inutile’, een nutteloze herdenking die de haat tegen Frankrijk aanwakkerde; en van de Vlaamsgezinden van zijn tijd ‘een handvol geagiteerden’ maakte. Als Vlamingen nog twijfelen voeg ik eraan toe dat Maeterlinck de man was die, in 1911, hevig protesteerde tegen de, volgens hem, ‘absurde en misdadige eis’ om de Gentse universiteit te vernederlandsen. Ik ga principieel niet pleiten voor het schrappen van straatnamen en standbeelden, maar men kan op mijn discretie rekenen als zo’n naambord bij nacht wordt besmeurd.
hebben deze Franstalige auteurs mee mijn latere Vlaamsgezindheid bepaald?
Als geboren Frans-Vlaming, waren in mijn prille jeugd mijn eerste ontmoetingen met de Vlaamse geschiedenis en cultuur eenzijdig Franstalig getint. Ik moest het toen stellen met een Franse versie van De Coster’s Tijl Uilenspiegel La légende d’Ulenspiegel. Het boek was, stel je voor, uitgegeven door de Editions du Progrès in Moskou. In die tijd gold Tijl nog als een heldhaftig voorbeeld voor de communistische vrijheidsstrijd. En ook met Les aventures de Lyderic, de eerste mythische voorvader van de Vlaamse graven, geschreven door Alexandre Dumas, de schrijver van de Drie Musketiers. Of de Franse versie van le Lion de Flandre van ‘Henri’, onze Hendrik Conscience. En nog de Contes et légendes de Flandre van Antonia de Lauwereyns de Roosendaele, meermaals heruitgegeven bij de bekende Parijse uitgever van school- en jeugdboeken Fernand Nathan. Is mijn onbewuste beïnvloed door Franstalige romantische verhalen over Vlaamse helden en legenden? En hebben deze Franstalige auteurs mee mijn latere Vlaamsgezindheid bepaald?
Maar laat ons terugkomen bij Jacques Brel. In Parijs kende Jacques Brel, opvallend, pas succes na het bespelen van een Vlaamse snaar. Het was de toepassing van de oude leuze ‘om iemand te zijn moet je van ergens zijn’. Ooit verklaarde hij dat hij ‘gekozen had om een Vlaming te zijn’. Hij voegde eraan toe: ‘geen Vlaamsvoelende Franstalige maar een Franstalige Vlaming’. Als zulke uitspraken nog ergens geloofwaardig waren, toen, was het wel in een streek als Frans-Vlaanderen. Daar was Brel zo goed als thuis, met West-Vlaamse wortels in Zandvoorde bij Zonnebeke. Naar Franse normen bekleedde hij de bijzondere positie van verstaanbare Franstalige Vlaming. De latere perikelen met franskiljonse liedjes klonken buiten België als een te verwaarlozen detail van de geschiedenis van een grote vedette in de nadagen van zijn roem.
De ‘Grand Jacques’ met warme liefde voor zijn Vlaamse Marieke
Zelf bekijk ik Jacques Brel als een gespleten persoonlijkheid. De ‘Grand Jacques’ met warme liefde voor zijn Vlaamse Marieke, het vlakke land dat mijne is, en de Noorderwind die de dijken doet kraken. En dan de soms zielige Brusselaar, met de franskiljonse bourgeoismentaliteit van La Belgique à papa, die hij nochtans in zijn liedjes aanklaagde.
Moet Vlaanderen na zovele jaren loslaten? Wil ik in de Jacques Brelstraat wonen? Frans-Vlamingen zouden ja zeggen. Maar eerlijk gezegd, als Vlaming ben ik er nog niet helemaal uit. In Brugge, op de Coupure, hebben ze dat subtiel opgelost door een standbeeld te geven aan Marieke, en dus niet aan Brel. Mijn suggestie: schrap dan de vloek op het Vlaams blazoen dat de naam Maurice Maeterlinck draagt en vervang het door Kleine Jaakstraat.
11.07.2021