Geachte minister-president, geachte voorzitter, Beste Marnixvrienden, dames en heren en vooral beste Cyriel,
De Tsjechische historicus en dissident Milan Hübl, gestorven in 1989, schrijft in een van zijn nagelaten teksten, en ik citeer:
“Om een volk te doen verdwijnen begint men met zijn geheugen af te nemen. Men vernietigt zijn boeken, zijn cultuur en zijn geschiedenis. Vervolgens schrijft iemand anders andere boeken, vanuit een andere cultuur en verzint een andere geschiedenis. Het volk vergeet dan langzaam wie het is en wie het was. En de wereld rondom hem vergeet nog sneller.”
Treffend hoe dit citaat van toepassing is op de situatie in Zuid –Vlaanderen en de Zuidelijke Nederlanden sinds hun annexatie bij Frankrijk. Treffend ook dat er toch intellectuelen opstaan die zich levenslang verzetten om een volk en zijn taal te behoeden van de dreigende verdwijning. Onze laureaat van vandaag, Cyriel Moeyaert, is er één van.
Het moet gezegd dat de Marnixring dit jaar voor de uitreiking van zijn erepenning bijzonder geïnspireerd is geweest. Het bekroont de inzet en het levenswerk van een heel bijzondere man die, sinds bijna een eeuw, de doestellingen die aan de basis van deze onderscheiding liggen als geen ander belichaamt: onze Nederlandse taal en het volk der Nederlanden dienen.
Cyriel Moeyaert vierde dit jaar zijn 95ste verjaardag. Hij is in 1920 in Sint-Andries bij Brugge geboren en groeide op in Langemark, in een kinderrijke boerenfamilie. Niet alleen een lang leven is de Moeyaerts in de genen geschreven – want zijn broers en zuster werden allemaal ouder dan 90 jaar – ook de taal en het geschreven woord zijn bepalend: Bart Moeyaert, de talentvolle jeugdschrijver, is een achterneef van Cyriel.
Wie zoals Cyriel Moeyaert 95 jaar lang deze wereld heeft kunnen aanschouwen vergaart een berg aan unieke herinneringen. De jeugdherinneringen van Cyriel Moeyaert gaan terug tot de heropbouw van de Westhoek na de totale verwoestingen van de eerste wereldoorlog. Naar zo iemand is met gretigheid te luisteren. Zeker als het gaat om een zo sprankelende geest en een uitzonderlijk geheugen die over Frans- Vlaanderen alles weet, alles gelezen en gezien heeft.
‘Soo spoeyt, soo loopt den tijdt van ’t eene jaer in ’t ander,
En schaekelt in sijn loop veel eeuwen aen elkander’
Dit schreef de Duinkerkse dichter Michiel de Swaen, meer dan 300 jaar geleden in zijn gedicht Ghedachten op de snelheyt van den tijd.
De tijd gaat snel. Inderdaad. Cyriel Moeyaert leerde ik 45 jaar geleden kennen. Het was in het Frans-Vlaamse Steenvoorde. Ik was toen 16 jaar en leerde Nederlands op een vrije Cursus georganiseerd door het Komitee voor Frans-Vlaanderen. Cyriel bezocht vrijwillig al deze cursussen om de jonge Frans-Vlamingen een hart onder de riem te steken. Hij nodigde me uit om hem in Ieper te bezoeken. Daar mocht ik naar hartenlust en tot uren in de nacht zijn boeken, tijdschriften en uniek documentatiemateriaal over mijn geboortestreek raadplegen. Tijdens onze bijna wekelijkse ontmoetingen trachtte hij me met veel geduld en zonder complex Nederlands te doen spreken. Als u me vandaag in het Nederlands kan verstaan dames en heren is het ook dankzij deze man.
“Hoe ik mijn volk en mijn taal terugvond “
zo klonk de lyrische titel van een prachtboekje van de Zuid-Vlaamse voorman Jean-Marie Gantois. Bij Cyriel Moeyaert klinkt mijn antwoord.
Hoe een West-Vlaams adolescent als Cyriel in de jaren dertig flamingant en heel Nederlander kon worden moet men zoeken in het klein seminarie van Roeselare. Daar waar de geest van Rodenbach nog bij leraars en studenten nazinderde.
Vliegt de blauwvoet storm op zee. Er zijn nog maar weinig Vlamingen in leven die naar het klein seminarie van Roeselare kunnen refereren als kweekschool van hun Vlaamse en Nederlandse gezindheid. Cyriel is een van de laatste bevoorrechte getuigen van deze unieke periode in de Vlaamse ontvoogding.
Zijn roeping als priester kwam door eigen keuze en inzichten, niet omdat het van thuis moest. Cyriel Moeyaert is een man van geloof. Maar dit belet hem niet open te staan voor andersdenkenden waartoe ik behoor. Zo is hij ook Vlaams of, beter gezegd, Nederlandsgezind geworden. En ook in dat engagement is hij standvastig en vastberaden. In het spoor van de zgn. petits vicaires als Hugo Verriest, Cyriel Verschaeve, Odiel Spruytte en nog anderen.
Een fynhoofd noemt men iemand als Cyriel Moeyaert in mijn geboortestreek. Een knappe student was hij inderdaad en een studax is hij gebleven. Van de studie van het kerklatijn op het seminarie naar het ontcijferen van aloude teksten en manuscripten was voor hem maar een kleine stap. De liefde voor de Nederlandse taal en voor de geschiedenis deed de rest.
Na zijn priesterwijding ging Cyriel aan de slag in het onderwijs. Als leraar moet hij ongeveer alle vakken hebben gedoceerd. Maar zijn grote liefde ging naar onze moedertaal. Zo gaf Cyriel lessen Nederlands aan verschillende generaties jonge West-Vlamingen. De naam van Cyriel Moeyaert duikt ook op tussen de eerste animators van ABN-kernen in West-Vlaanderen. Zijn pedagogische carrière werd bekroond met een benoeming als diocesaan inspecteur Nederlands, een taak die hij graag en plichtsbewust invulde.
Door verdere zelfstudie ontplooide Cyriel Moeyaert zich snel tot een deskundige inzake Nederlandse taal. Ik weet nog dat Cyriel druk correspondeerde met de redactie van de dikke van Dale om een nieuw woord te laten opnemen. Of om de Utrechtse heren streng te wijzen op een of andere onnauwkeurigheid of vergetelheid. Deze deskundigheid inzake taal bracht hem er toe in de jaren zestig een heuse spraakkunst te schrijven. De Beknopte ABN Spraakkunst kende, stel je voor, niet minder dan elf herdrukken. Ze werd door Cyriel samengesteld samen met zijn goede vriend, Prof. Dr. Piet Paardekoper, de beruchte en beroemde Nederlandse taalgrootmeester en verdediger van de Vlaamse zaak.
“Hoe cond ick u mijn broeders oyt vergeten
Daar wij toch zijn in eenen stronck gheplant.”
Deze beroemde verzen van Marnix van Sint Aldegonde indachtig /vond Cyriel Moeyaert, meer dan een halve eeuw geleden, de weg naar de Nederlanden in Frankrijk. Het zou zijn passie en zijn levenswerk worden. Zo is hij dé taalkundige, dé filoloog en dé schatbewaarder van mijn geboortestreek geworden.
Ik kan persoonlijk getuigen wat de onvermoeibare en belangeloze inzet van deze man is geweest. Oude verloren gewaande documenten in de archieven opzoeken en ontcijferen. Parels van oud-Nederlandse teksten van de ondergang redden en ontleden naar betekenis en taal. Foto’s en dia’s nemen van alle hoeken en kanten van mijn geboortesteek. Vele zaken die nu verdwenen zijn heeft Cyriel nog op foto kunnen vastleggen. Schilderijen, voorwerpen, monumenten helpen herstellen en zo redden van de zekere ondergang. Oorspronkelijke Nederlandstalige toponiemen opzoeken in oude bronnen en in eer herstellen op straat en op gebouwen. Honderden tochten organiseren om deze streek aan de Vlamingen te leren kennen, de vrije cursussen Nederlands bezoeken en ondersteunen, de Vlaamse militanten aldaar met raad en daad helpen, steunen, financieren, verdedigen. Teksten vertalen, publicaties mogelijk maken, enz. De lijst is werkelijk te lang om op te noemen.
Cyriel Moeyaert bezit een van de meest gedocumenteerde bibliotheken en verzamelingen over de Zuidelijke Nederlanden maar haalt zijn wijsheid niet alleen uit de boeken.
In de traditie van grote voorgangers als Guido Gezelle, Hoffman von Fallersleben, Leonard de Bo, Karel de Flou en Willem Pee verricht Cyriel al sinds meer dan zestig jaar veldwerk om de bedreigde Vlaamse taal in de Westhoek te noteren, te onderzoeken en er over te publiceren. Hij gaat hiervoor naar de mensen in Frans-Vlaanderen, spreekt met hen, luistert, noteert, legt vast. Zijn netwerk is door de jaren heen uitgegroeid tot meer dan tweehonderd zegslieden doorheen de Westhoek.
Cyriel beaamt ongetwijfeld de Frans-Amerikaans literatuurwetenschapper en cultuurfilosoof George Steiner die schrijft:
“de dood van een taal, ook al wordt ze nog maar gefluisterd door een handjevol mensen op een perceel geteisterde aarde, is de dood van een wereld.”
Als wandelende filoloog heeft Cyriel Moeyaert zo duizenden woorden, uitdrukkingen en merkwaardigheden inzake de nog gesproken Vlaamse taal over de schreve verzameld. Parels van onze taal die in het hedendaags Nederlands niet meer in gebruik zijn maar die van onschatbare waarde zijn voor de kennis van de evolutie van ons taalpatrimonium. Een ware taalschat door Cyriel Moeyaert op papier vastgelegd en zo van een zekere verdwijning gered. Deze woorden zijn sinds vele jaren in allerlei publicaties verschenen. In 2005 werden ze in een heus woordenboek bijeengebracht onder de titel Woordenboek van het Frans-Vlaams. Het levenswerk van Cyriel Moeyaert dat sindsdien een tweede druk heeft gekend en ook een uitbreiding met honderden nieuwe woorden.
Dit woordenboek maakt het Vlaamsch van mijn voorouders voor altijd onsterfelijk. U moet zich dit boek beslist aanschaffen om sprekende woorden te ontdekken als stouthalsen, ruschenbusschen, egetatsen, butterschijten, minnenwuven en kokkemaeren . Voor de liefhebbers is dit boek, samen met nog andere boeken van en over Cyriel Moeyaert, vandaag hier te verkrijgen op onze boekenstand.
Laat ons het nog tenslotte hebben over de werkmethode van Cyriel Moeyaert. De kern van alle dingen is een axioma dat zegt dat de Zuidelijke Nederlanden altijd en overal aanwezig zijn.
Stel nu de prachtige stad Mechelen waar wij vandaag te gast zijn. Cyriel zou je vertellen over de bijzondere historische figuur Lambert van Briaerde geboren in de Zuid-Vlaamse havenstad Duinkerke rond 1490 maar in Mechelen overleden in 1557.
Deze Zuid-Vlaamse ridder, stamhouder van een vooraanstaande adellijke Vlaamse familie, bracht het tot voorzitter van de Grote Raad van Mechelen, het hoogste rechtscollege van de Nederlanden in de tijd van Keizer Karel.
Cyriel Moeyaert zou u dan verwijzen naar de mooie Sint Janskerk van deze stad waar u de epitaaf van Lambert van Briaerde nog kan bewonderen.
Hij zou verwijzen naar de wapenschilden die verschillende heerlijkheden en plaatsen in Frans Vlaanderen vermelden.Eerst het wapen van de heerlijkheid Briaerde in Hondegem, bij Hazebroek, het schild van Zuutpeene, vandaag de gemeente Zuidpene. Men leest er ook enkele aloude toponiemen als Quaetstraete, een oude heerlijkheid in het Kassel-ambacht. Een ander schild draagt de naam van De Coye wat een leengoed was in Hardevoorde, vandaag belachelijk verfranst tot Hardifort, aan de voet van de Kasselberg.
Cyriel zou je tenslotte aanraden met spoed de Sint Janskerk te bezoeken en je niet meer met rust laten tot het bezoek is geschied! Zie hier misschien een tip voor u straks naar huis gaat.
Via talrijke publicaties heeft Cyriel bijgedragen tot de verdediging en de bekendmaking van de Zuidelijke Nederlanden. Ik denk onder meer aan zijn groot aandeel in de redactie van het boek De Zuidelijke Nederlanden, prachtig uitgegeven door Marnixring Lieven Gevaert in Antwerpen. Als gewezen voorzitter van het Komitee voor Frans-Vlaanderen heeft hij zich ook jaren lang actief ingezet, samen met mensen als Luc Verbeke en André Demedts.
U zult begrijpen dames en heren dat ik vandaag bijzonder gelukkig ben met de erepenning van onze Marnixring voor mijn goede vriend Cyriel Moeyaert.
Beste Cyriel ,van harte feliciteer ik u met deze verdienstelijke erkenning van uw levenslange inzet voor de Nederlandse taal en cultuur en voor onze zaak van de Zuidelijke Nederlanden. Rust elders,‘Repos ailleurs’ klonk de leuze van Marnix. Ik wens u nog vele jaren van noeste arbeid ten dienste van de Nederlandse gedachte.
Wido Bourel
Klik hier voor het verslag over de erepenning voor Cyriel Moeyaert in ’t Pallieterke van 22 oktober 2015.
20.10.2015