Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/boekennieuws/een-vlaamse-meester-van-de-fantastische-literatuur
Jean Ray/John Flanders, de Gentse meester van de fantastische literatuur, wordt in Frankrijk nog altijd uitgegeven.
Gentenaar Jean Ray, alias John Flanders, geldt in Frankrijk als dé grote Vlaamse meester van de fantastische literatuur. Hij bepaalde mee het imago van Vlaanderen in het buitenland.
Vlaamse letterkundigen die in het Frans schreven hebben mee het imago van Vlaanderen in Frankrijk bepaald. Denk aan Charles Decoster, Georges Eeckhout, Emile Verhaeren, Marie Gevers of Michel de Ghelderode. De zanger Jacques Brel kan ook niet ontbreken in deze lijst. De meesten waren notoire franskiljons, maar in het buitenland werden ze gedwongen tot een identiteitsbekentenis die door en door Vlaams was.
Dat is ook het geval voor Gentenaar Jean Ray, alias John Flanders. In Frankrijk geldt hij als dé grote Vlaamse meester van de fantastische literatuur. Jean Ray wordt er nog altijd uitgegeven. Recent nog zijn Derniers contes de Canterbury, onlangs gepubliceerd door de Franse uitgeverij l’Arbre vengeur.
De oorspronkelijke editie van Les derniers contes de Canterburry dateert uit 1944. Jean Ray treedt hiermee in de voetsporen van Geoffrey Chaucer, met zijn Canterbury Tales de belangrijkste schrijver uit de Middelengelse literatuur. In Les derniers contes de Canterburry verzamelt Jean Ray een reeks fantastische verhalen in een sfeer van Londense smog, met veel duivelse en vreemde wezens en misdadigers zonder scrupules.
De nieuwe uitgave van l’Arbre vengeur is mooi geïllustreerd en verzorgd. Voor wie een meesterwerk van het fantastische genre in de oorspronkelijke taal wil lezen, beslist een aanrader.
De naam Jean Ray is een pseudoniem van de Gentenaar Raymond Marie de Kremer (1887-1964). In Vlaanderen is Raymond de Kremer/Jean Ray vooral bekend onder de naam John Flanders. Denk aan de vele jeugdboeken die hij in de jaren 1950-60 schreef voor de reeks ‘Vlaamse Filmpjes’ van uitgeverij Altiora in Averbode.
Jean Ray/John Flanders schreef een enorm oeuvre in de twee talen bij elkaar. Als zijn grootste succes geldt zijn magisch-realistische roman Malpertuis, uitgegeven in 1955. Regisseur Harry Kümel maakte van dat boek een in zijn tijd veelbesproken film, met Orson Welles en Susan Hampshire in de hoofdrollen.
In Vlaanderen bleef Jean Ray alleen bekend als jeugdauteur. Het feit dat hij door financiële malversaties in aanraking kwam met justitie is daar niet vreemd aan. Na een verblijf in de gevangenis werd hij gedwongen om, anoniem of onder schuilnamen, als broodschrijver verder te werken.
Jean Ray speelde graag de vrijbuiter. Of het waar is dat hij op de meeste wereldzeeën voer kon niemand ooit achterhalen. Dat geldt ook voor zijn beschrijving van de vele sombere, verdachte straten in Europese havensteden die hij — zogezegd — als zijn broekzak kende. Zijn beschrijvingen van de beruchte havenwijk van Londen zijn wel zeer treffend. Het kan dus bijna niet anders dan dat Ray er langdurig vertoefd heeft. Maar zijn vermenging van waarheid en verdichtsel is hoe dan ook magistraal.
In Vlaanderen bestaat er ook een discrete Vriendenkring Jean Ray, opgericht in 1986. De kring beschrijft zichzelf als een ‘internationale groepering van bewonderaars, verzamelaars en vorsers van het werk van Jean Ray/John Flanders’. Discreet maar zeer actief: sinds jaren is de vriendenkring bezig met het onderzoek van alle teksten, artikels en publicaties van Jean Ray/John Flanders.
Voorwaar niet gemakkelijk als je weet dat Ray ook anoniem publiceerde in talloze kranten, tijdschriften en maandbladen. Van La Flandre libérale en de Journal de Gand tot en met ’t Kapoentje, Zonneland en Averbode’s Weekblad. Jean Ray/John Flanders was bij alle gezindten thuis.
23.11.2023
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/water-en-weerpraatoverlast-zonder-grenzen
‘Het regent in Pas-De-Calais’, zegt het journaal, ‘en dus moet de Westhoek vrezen voor nog meer wateroverlast.’ Klinkt goed. Maar het klopt niet.
‘Het regent opnieuw in Pas-de-Calais. De Westhoek moet daarom vrezen voor nog meer wateroverlast’. Ik kijk liever zelf naar de wolken dan te luisteren naar zulke weerpraatjes. Ministers poseren op de brug over de IJzer, kijkend naar de grens. Zijne majesteit waant zich even in de voetsporen van voorvader Albert I. Terwijl onze minister-president bij Iris van ’t Hof van Commerce in Stavele vergadert. Maar hoe zit dat nu met de wateroverlast die uit Noord-Frankrijk komt?
Ik wil alle West-Vlamingen geruststellen. Het kan veel regenen in Artesië ofte Pas-de-Calais. Maar dit heeft geen druppel consequentie voor het IJzerbekken. Het waternetwerk van Artesië is niet verbonden met het IJzerbekken. Idem dito voor het prachtig watergebied van de moerassen rond Sint-Omaars dat in verbinding staat met de rivier de A. Deze rivier vormde vroeger de historische grens tussen Vlaanderen en Artesië.
Water laat zich niet temmen door een kunstmatige staatsgrens. Het IJzerbekken spreidt zich aan weerskanten van de schreve. In totaal over een oppervlakte van 1101 km2, waarvan 378 km2 in Frans-Vlaanderen. De IJzer is, van de bron in het dorpje Buisscheure tot de monding in Nieuwpoort, 78 km lang. De 33 km op Frans-Vlaams grondgebied lijken tijdens de zomer op een idyllische waterloop. Maar tijdens het regenseizoen kan de IJzer, gevoed door de Penebeek, de Eybeek en de Zwynebeek, snel overstromen. Verschillende Frans-Vlaamse gemeenten zoals Bollezele, Ekelsbeke met haar prachtig kasteel, Wormhout en Bambeke, kennen momenteel een gelijkaardige wateroverlast als in West-Vlaanderen.
Ook het gebied van de Moeren beïnvloedt het watersysteem in het gebied van Bachten de Kupe. De waterregeling dateert van voor de jammerlijke aanhechting van dat stukje Vlaanderen bij Frankrijk. Vandaag is alles met ‘internationale’ verdragen geregeld. Het overtollige water van de ‘Kupe’ kent geen grenzen en loopt of naar Duinkerke of naar Nieuwpoort. Zie hierover mijn artikel in Doorbraak uit 2020.
De Franse overheid is op wateroverlast niet beter voorzien dan de Vlaamse. Integendeel. Er zijn verouderde pompinstallaties in Kales, een nieuwe pomp in Duinkerke die nog niet operationeel is omwille van onenigheid over de … garantie. En daarnaast ook de klassiekers: wijken die gebouwd zijn in het overstromingsgebied, weiden aan de oevers nodig als natuurlijke winterbedding die tot velden zijn omgeploegd, wateringen en beken die niet of niet tijdig worden onderhouden en te zware landbouwmachines die de grond aantasten en verdichten.
Wellicht leeft ook bij de Franse overheid het idee dat water toch naar zee vloeit. En dus dat de grootste miserie door de buur zal worden opgelost. Ieder aan zijn kant van de schreve, wijzend naar de andere. Zo gaan we dat in de Westhoek uiteraard niet kunnen oplossen.
In de Westhoek verwacht men iets anders dan ministers, koning en president voor de foto. De centen van Europa dat zich met alles moeit, maar niet met de IJzer, zijn hier broodnodig. Er is nood aan oplossingen, zonder belerende vingers van groene professoren in ivoren universiteiten. De mensen uit de Westhoek weten waarover het gaat, ze kennen de toestand en moeten dus de eerste gesprekspartners zijn. Hun boerenverstand kan natuur en landbouw heus wel verzoenen. In ’t Hof van Commerce weten ze raad.
21.11.2023
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/vijftig-jaar-nieuw-rechts
In Frankrijk viert Eléments, het magazine van Nouvelle Droite (Nieuw Rechts), zijn vijftig jarig bestaan. Boegbeeld Alain de Benoist stelt in zijn editoriaal dat het beste wapen tegen de huidige chaos de democratie is: de echte, dan. Hij schrijft: ‘Tegenover de arrogantie van de elites, de minachting van het volk en de antidemocratische neigingen van het staatsapparaat is de echte democratie, en dus het herstel van de volkssoevereiniteit, een toevlucht.’ We vroegen Alain de Benoist waar Nieuw Rechts vandaag voor staat.
Alain de Benoist werd in 1943 in Saint-Symphorien, aan de Loire, geboren. Zijn wortels langs vaderskant brengen hem terug naar de Nederlanden, meer bepaald naar Vlaanderen. Zijn indrukwekkende stamboom klimt op tot in de negende eeuw, met de familie Goethals in directe lijn. De Benoist kent Vlaanderen goed. Hij bezocht enkele IJzerbedevaarten en Zangfeesten in de jaren 60 en 70. En hij vertoeft er graag voor een of andere lezing.
Wortels en afkomst spelen een sleutelrol in zijn denken. Zijn passie voor de Europese volkeren en culturen, en zijn visie op identiteit zijn hierdoor beïnvloed. In zijn jeugd ontwikkelde hij een afkeer voor het jakobijns centralisme en een scherpe kritiek op de natiestaat. ‘Een zindelijke opbouw van de staat loopt van onder naar boven en niet omgekeerd’, schrijft hij, naar de Duitse Calvinistische rechtsgeleerde Johannes Althusius, vader van het subsidiariteitsprincipe en het federalisme.
Vriend en vijand erkennen in de denker de Benoist een fenomeen. Al van zijn prille jeugd verzamelt hij met encyclopedische honger boeken, illustraties, foto’s en artefacten allerlei. Hij herkent zich in dit citaat van Erasmus:
‘Als ik een beetje geld bezit koop ik boeken, en als er geld overblijft koop ik voeding en kleren.’
Dagelijks overwint hij stapels nieuwe boeken uit alle hoeken van de wereld. Dan volgt de systematische ‘besnuffeling’ en de methodische, thematische rangschikking van ideeën en citaten. Noem het een ritueel. Zijn vriend, de journalist Michel Marmin, beschrijft ergens hoe meesterlijk de Benoist omgaat met het verwerken van deze massa informatie. Zijn persoonlijke bibliotheek bevat meer dan 120.000 boeken, waarschijnlijk de grootste privé-bibliotheek van Frankrijk.
Als jonge militant was Alain de Benoist gepokt en gemazeld in de rechtse kringen van de FEN (Fédération des Etudiants Nationalistes). De nieuw rechtse kaderleden zouden voornamelijk uit deze studentenkringen komen.
De scheiding kwam uit het onvermogen van de rechtse milieus om te evolueren in het post-koloniale tijdperk van toen. ‘Ik voelde me nooit aangetrokken door het franco-Franse chauvinisme’, voegt Alain de Benoist er nog aan toe.
De tijd vroeg om een omkering van de strategie. Sprekend, de Benoist vond de nieuwe marsrichting bij de Italiaanse communistische leider en denker Antonio Gramsci: ‘Om de politieke macht te kunnen veroveren moet men eerst de culturele macht veroveren.’
Alain de Benoist is in Vlaanderen bekend door zijn boek Vu de droite (1977). Sindsdien beleven we tijden waar links naar rechts schuift: linkse filosofen als Alain Finkielkraut, de ex-revolutionair Régis Debray of de girondijn Michel Onfray met zijn Front Populaire. En omgekeerd: de Benoist pleit om niet blind te zijn voor de domme dingen in het rechtse kamp. Ik noteer: ‘Wij moeten de universalisten van het wild liberaal kapitalisme van antwoord dienen,’ En ook: ‘Het klopt dat de geschriften van Karl Marx deels onverteerbaar zijn. Maar ik ken geen betere kritiek van het kapitalisme dan de zijne.’
De grote doorbraak van Nouvelle Droite / Nieuw Rechts kwam door de medewerking van Alain de Benoist en vrienden aan het bekende weekblad Le Figaro Magazine. Met een oplage tot 850.000 exemplaren en twee tot drie miljoen lezers, kregen de nieuw-rechtse standpunten plots nationaal en internationaal zichtbaarheid.
Links liet niet begaan. In ’79 startte een goed georkestreerde lastercampagne in de Franse media die, naast een bundel scheldproza, de naam Nouvelle Droite leverde.
Wat zegt een naam? ‘Het was een poging van onze tegenstanders om een politiek etiket te kleven op een denktank die voornamelijk cultureel en intellectueel actief was. “Nieuwe cultuur” was een betere naam geweest’, aldus Alain de Benoist.
De medewerking aan Le Figaro Magazine werd na enkele jaren afgebouwd. Daardoor kwam er meer tijd voor de eigen boeken en publicaties. Tot dan werd het Nieuw Rechtse verhaal vooral gedragen door de vereniging G.R.E.C.E., wat staat voor Groupement de Recherches et d’Etudes pour la Civilisation Européenne. De vereniging, opgericht in 1971, organiseerde allerlei activiteiten en colloquia en bood regionaal een gemeenschapsleven aan de Nieuw Rechtse militanten. ‘Het is wel kortzichtig Nieuw Rechts te herleiden tot G.R.E.C.E.’, zegt Alain de Benoist. Vanaf de jaren ’80 ging Nieuw Rechts zich meer en meer als een denktank en een bandbreedte profileren.
Het tijdschrift Nouvelle Ecole, let op de naam, werd in 1968 het eerste geesteskind van Alain de Benoist. Het publiceert op universitair niveau uitsluitend theoretische teksten over geschiedenis en ideeëngeschiedenis, archeologie, sociologie, literatuur filosofie, wetenschappen, economie en recht. Even de hoofdthema’s overlopen van de laatste drie nummers als voorproefje: filosoof en socioloog Arnold Gehlen, econoom en socioloog Werner Sombart en een prachtige uitgave gewijd aan Tolkien.
In 1973 werd het magazine Eléments opgestart, bestemd voor een breder publiek. Artikels over de actualiteit, vraaggesprekken, boeken, audio en video-informatie. Alle editorialen van Eléments en veel thematische dossiers worden door Alain de Benoist geschreven. In zijn laatste editoriaal getiteld ‘Democratie, jazeker’ stelt hij: ‘De soevereiniteit van het volk is het historisch onderwerp van onze tijd.’
Krisis, de derde publicatie onder regie van de Benoist, zag het licht in 1988. Krisis leunt het dichtst bij zijn ‘nieuwe cultuur’-opzet: de traditioneel rechts-linkse tegenstellingen laten voor wat ze zijn en het intellectueel debat met opponenten herstellen. Met de woorden van Nietzsche: een blad ‘voor allen en voor niemand’. Krisis behandelt per nummer één thema uit de politieke en sociale wetenschappen zoals gemeenschap, oorsprong, ecologie, enzovoorts.
We zijn vijftig jaar, 3000 artikels en meer dan honderd boeken verder. Dat voor de geschriften van Alain de Benoist alleen al. De boeken en teksten gepubliceerd door andere namen verbonden aan nieuw rechts in Frankrijk vertegenwoordigen nog een veelvoud daarvan.
De noden van de tijd betekenen niet dat men slordig moet denken. In zijn boek Survivre à la pensée unique (Het eenheidsdenken overleven) citeert hij Hegel: ‘De moderne mens overschouwt het nieuws zoals men vroeger het ochtendgebed voorlas.’ De methode van Alain de Benoist is in al die jaren niet zozeer veranderd dan wel steeds verfijnd.
Met welke thema’s houdt de denker van Nieuw Rechts zich bezig in deze Orwelliaanse tijden? De laatste editorialen van het feestvierende Eléments spreken voor zich. Alain de Benoist klaagt de decadentie en het puriteinse woke aan in wat hij de ‘onheilspellende farandole’ noemt: ‘De kameraden van de aangekondigde catastrofe, de vrouwen met baarden en de mannen in verwachting, de transgenderactivisten en de lesbiennes in transitie, de militanten van de menstruatie voor allen, de vrienden van de obesitas en de fat studies (gewichtsverlies is een genocide), de brandstichtende mannenhaatsters, de exorcisten van het patriarchaat, de woordenpolitie en andere deugdzaamheidbrigades, de zotte pastoors, de brullende woke speakers en de pennenvrienden van de inclusie, de apostelen van het berouw die autokritiek met autodestructie verwarren, de kampioenen van de verklikking, de advocaten van de rechten van de muggen en van de aardappelen…’
In zijn laatste boek Nous et les autres* ontleedt Alain de Benoist alle facetten en fantasmen van de identiteit. ‘Identiteit is wat maakt dat we zijn wie we zijn, en niet iemand anders’, is de klassieke definitie. De Benoist stelt een andere omschrijving voor: ‘Identiteit is niet wat in ons nooit verandert maar wel wat ons toelaat te veranderen telkens het nodig is door onszelf te blijven’. En hij voegt eraan toe: ‘Identiteit zonder levensbeschouwing is inhoudsloos en kan ontsporen.’ Voor de identiteiten en de volksculturen van Europa beleven we het uur van de vraag van Hamlet: To be or not tot be. Voor Alain de Benoist is het antwoord een levenstaak.
*Nous et les autres. L’identité sans fantasmes. Uitgeverij Editions du Rocher (2023)
29.10.2023
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/nederlands-leren-in-frans-vlaanderen
Frans-Vlaanderen, dat is het land van Olla Vogala, het oudst bekende liefdesversje in onze taal. Vandaag, 1.000 jaar, later beleven de Frans-Vlamingen de zwanenzang van het Vlaams/ Nederlands op Frans grondgebied. Dat gebeurt in de grootste Vlaamse en Nederlandse onverschilligheid. Septentrion, de Franstalige publicatie van de stichting de Lage Landen, bewijst dat het anders kan. Samen met het Huis van het Nederlands in Belle (Bailleul) organiseerde de stichting onlangs een bijeenkomst over de toestand van het Nederlands onderwijs over de schreve.
De Frans-Vlaamse noden zijn herkenbaar: gebrek aan leerkrachten, pensioneringen waarvoor geen tijdige vervanging komt, verdwenen coördinerende posten, mede door de Taalunie gefinancierd. Door nieuwe Franse regels is ook het onderwijs van de derde vreemde taal met 86 % verminderd. Voeg daar gerust nog de afwachtende, negatieve houding van de Franse onderwijsinstanties aan toe.
Competente leerkrachten vind je nochtans in West-Vlaanderen, net over de grens. Alleen, het Frans systeem laat dat niet toe. Gediplomeerde Vlaamse leerkrachten kunnen niet zo maar les geven in Frankrijk. Europa faciliteert de zotste dingen, maar dat niet. Je moet in het bezit zijn van een Frans didactisch diploma. Deze vaststelling geldt voor het officieel onderwijs, gelukkig niet voor privéscholen en avondopleidingen.
Wie dat al lang – en met wederzijds belang – had kunnen beïnvloeden zijn onze politici aan weerskanten van de schreve. Maar Frans-Vlaanderen gaat alleen maar over de bescherming van de Vlaams/Nederlandse identiteit. Dat klinkt niet modieus, niet multicultureel en niet inclusief genoeg. En daar wringt het schoentje.
Ruben in ’t Groen, inspecteur Nederlands in Frankrijk, maakte interessante cijfers bekend. Er zijn in totaal welgeteld 4.420 leerlingen die Nederlands studeren. Ze zijn verspreid over 53 scholen van het lager en secundair onderwijs. Voor de academie van Rijsel vertegenwoordigt dat 1% van de schoolgaande jeugd. Bitter weinig dus. Vergelijk deze cijfers met de Elzas waar 96 % van de jongeren Duits leert. Van die 4.420 Frans-Vlaamse leerlingen leert het gros onze taal als tweede taal. Enkel 335 leerlingen leren Nederlands als eerste taal.
Er bestaan nog allerlei andere opleidingen in het katholiek, het privé- en het avondonderwijs. Een overzicht van het aantal dat die cursussen volgt is niet beschikbaar. Vorig jaar noteerde ik dat, alle opleidingen samengeteld, +/- 15.000 mensen een Nederlandse opleiding volgden. Dat lijkt me nu hoog ingeschat, rekening houdend met de dalende cijfers van het officieel onderwijs.
Het schaarse aantal uren les en de doorstroming tussen elk niveau, zijn een bijkomende zorg. Een initiatie Nederlands in het basisonderwijs omvat max. 1 of 2 uur les per week. De doorstroming naar een hoger leerjaar is meer een uitzondering dan de regel. Gevolg: wie onze taal leert in het lager onderwijs moet dikwijls opnieuw en van nul beginnen in het secundair onderwijs. Noem het een parcours met te veel hindernissen.
Frankrijk laat zijn jeugd in de steek. Maar ouders zijn vindingrijk en zoeken zelf oplossingen. Tijdens de bijeenkomst in Belle kwam Emilie Ducourant, mama van de kleine Eloi, aan het woord. De ouders van Eloi hebben de wijze beslissing genomen om hun zoon naar een West-Vlaamse school te sturen. Hij loopt nu school in het Nederlands in het grensdorpje Abele. Het is uiteraard de ideale oplossing om onze taal te leren. Sindsdien hebben tientallen Frans-Vlaamse kinderen het voorbeeld van de jonge Eloi gevolgd.
Kleine kinderen naar school sturen in een ander land blijft een drastische stap. Die keuze kan je ook alleen maken als je dicht bij de grens woont. Maar het is momenteel de enige oplossing om je kind van jongs af aan Nederlands te laten spreken.
Deze vorm van feitelijk immersie-onderwijs wordt in Frans-Vlaanderen zo goed als niet aangeboden. Er is, welgeteld, één school die immersie-onderwijs aanbiedt in het Duinkerkse.
Er zouden meer van die scholen moeten komen. Alhoewel: de Franse Constitutionele Raad heeft vorig jaar het immersie-onderwijs inhoudelijk beperkt. De immersiescholen moeten voortaan verplicht 50 % van hun lespakket in het Frans verzekeren. De Franse staat is kennelijk bang van haar eigen schaduw.
Op de bijeenkomst in Belle verklaarden onderwijsmensen voor de eerste keer publiek dat het Nederlands als regionale taal dient erkend te worden. Momenteel is dat alleen voor de Frans-Vlaamse streektaal het geval.
Een model voor de erkenning van het Nederlands is er al, en wel met het Duits in de Elzas. In de jaren ’80, en na een lange strijd, werd het Duits erkend als een van de regionale talen, naast de streektalen van de Elzas. In Frans-Vlaanderen is het moment aangebroken om een initiatief te nemen richting de politiek. Het Nederlands dient nu het status van regionale taal te krijgen. De Vlaamse regering kan, achter de schermen, deze noodzakelijke evolutie diplomatisch ondersteunen, en een duwtje in de rug geven.
10.10.2023
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/recensies/liber-amicorum-maurits-cailliau-ten-dienste-van-de-nederlandse-gedachte
Burgemeester Koen Degroote (N-VA) verwelkomde op 16 september een select gezelschap van Vlamingen en Nederlanders in Dentergem. Daar werd het Liber amicorum Maurits Cailliau overhandigd. Het boek getuigt over een uitzonderlijk leven voor de Nederlandse Gedachte.
Het liber amicorum Maurits Cailliau brengt boeiende getuigenissen over de vele Heel-Nederlandse gedaanten die Maurits Cailliau wist vorm te geven. Van de Heel-Nederlandse jeugdbeweging, de historische gebieden extra muros die ooit tot de Nederlanden behoorden, tot Joris van Severen en tijdgenoten.
Cailliaus talloze prestaties ten dienste van de Nederlandse Gedachte zijn van onschatbare waarde. Luc Senaeve, voorzitter van het Instituut Joris van Severen, merkte in zijn tussenkomst op 16 september terecht op dat het heel-Nederlandse streven een plaats inneemt binnen de Vlaamse Beweging.
De foto op de kaft van het boek toont een jonge Maurits Cailliau in zijn uniform van de jeugdbeweging, drager van een grote vlag met daarop een Nederlandse leeuw met zeventien pijlen, het symbool voor de eendracht van de Nederlanden. De foto werd genomen tijdens de vlaggenparade op de IJzerbedevaart van 1968.
‘Maurits Cailliau was nooit een aanhanger van het kaakslagflamingantisme’ en ‘geen aanhanger van het oogkleppenflamingantisme’, schrijft Peter Logghe in zijn bijdrage in het Liber amicorum.
Hij citeert een tekst van Cailliau uit 1984 over Vlaamse onafhankelijkheid: ‘Stevenen wij af op het schiereiland van de Vlaamse staat, of scheppen wij de voorwaarden tot de herwording van alle Nederlanden?’ En, in dat perspectief, stelt Cailliau de bijkomende vraag: wat met de banden tussen alle historische regio’s van de Gouden Delta?
De vele uiteenlopende Heel-Nederlandse initiatieven waren niet altijd een voorbeeld voor de gehoopte eenheid van de Nederlanden. Wouter van de Meersch schrijft dat Maurits Cailliau ongewild in een rol van ‘éminence grise’ kwam te staan die deze tegenstellingen probeerde te overstijgen.
Maar de bundelende factor, die ook de tegenstanders niet onberoerd liet, bleek de fascinerende persoonlijkheid van Joris van Severen: de persoon, maar ook de gedachten, de invloed en het werk. Er was, vond Maurits Cailliau, materie in overvloed om er een jaarboek aan te wijden.
Het eerste nummer verscheen in 1997, uiteraard onder zijn eindredactie. Vandaag is er nog steeds geen gebrek aan kopei en de nieuwe artikels komen vlot binnen. De hiermee verzamelde kennis blijkt van onschatbare waarde voor vorsers en studenten die de Verdinasoleider en tijdgenoten bestuderen.
Een ander belangrijk jaarboekinitiatief van Maurits Cailliau is dat van de Nederlanden Extra Muros van stichting Zannekin. Dit werk focust op de geschiedenis, identiteit en cultuur van gebieden die cultuurhistorisch ooit tot de Nederlanden behoorden. Het gaat om de Nederlanden in Frankrijk maar ook over het Walenland, Luxemburg, het Land van Kleef, enzovoort.
Maurits wist dat jaarboek van 1977 tot 2021, 45 jaar lang, samen te stellen en uit te geven. Sinds 2021 zorgt Leo Camerlynck uit Ukkel voor de aflossing van de wacht. Maar Maurits helpt nog steeds achter de schermen waar hij kan. Deze 45 jaarboeken vertegenwoordigen vandaag een vol rek uit mijn bibliotheek. Wie doet hem dat na?
Het is onbegonnen werk alle brochures, publicaties en honderden artikels te traceren die door Maurits Cailliau zijn gepubliceerd. Opvallend is dat M. Cailliau twintig jaar lang tot de kernredactie van het tijdschrift Dietsland-Europa behoorde.
Terecht stelt Tom Cobbaert van het Archief, Documentatie- en onderzoekscentrum van het Vlaams-Nationalisme de belangrijke rol van Maurits Cailliau als erfgoedzorger, verzamelaar, bewaarder en bewaker van bronnen en archieven van de Heel-Nederlandse beweging vast.
Zijn inzet voor het veiligstellen van het archiefmateriaal, en voor de opbouw van een schaduwarchief uit de verzameling van het Nationaal Studie- en Documentatiecentrum Joris van Severen was beslissend. Dat kan gerust als voorbeeld dienen voor anderen die worstelen met het veiligstellen van waardevolle documenten. Door dit schaduwarchief konden historici en schrijvers al beschikken over stukken die in Leuven, waar het archiefmateriaal was gedeponeerd, nog niet beschikbaar waren gesteld.
Dit en nog heel veel meer is te vinden in het liber amicorum Maurits Cailliau. Het boek is mooi uitgegeven in een gebonden editie. Maar de oplage is beperkt en niet te vinden in de boekhandel. Er zijn nog enkele exemplaren beschikbaar. Stel dus niet uit om het te bestellen via info@identiteit.info.
30.09.2023
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/hoe-kan-men-geen-fransman-zijn
Tugdual Kalvez is een Bretoense filosoof, taalkundige en schrijver. Hij is afkomstig uit het dorpje An Erge-Vihan in de buurt van de stad Quimper. Vader en moeder spraken Bretoens en Tugdual interesseerde zich van jongs af voor de Bretoense taal en cultuur. Hij publiceerde onlangs het boek Comment peut-on ne pas être français?*: Hoe kan men geen Fransman zijn?
Tugdual Kalvez, de titel van uw boek laat niets aan de verbeelding over. Hoe kan men als Bretoen geen Fransman zijn?
‘Mijn titel refereert naar het iconisch boek Comment peut-on être Breton? (1970) van de Bretoense voorman Morvan Lebesque. Op deze wijze wou Lebesque de niet-erkenning van het Bretoense volk door de Franse staat aanklagen. Vijftig jaar later is niets veranderd. De jakobijnse pretentie om de zogenaamde universaliteit van het Franse model aan te prijzen regeert het land.’
Frankrijk als licht in de duisternis van de wereld?
‘Een anoniem gebleven jakobijn van dienst schreef in 2012: “Een Franse burger zou kunnen stellen dat hij de wereld alle geluk toewenst die de Franse republiek garandeert.” Ik denk dan aan de vijf nachten durende rellen in de Franse steden, één maand geleden. Dezelfde dwaas vervolgt in alle bescheidenheid: “Het is niet Frankrijk dat men opnieuw moet uitvinden, maar de wereld.” De wereld volgens Frans model, dat is het einde!’
Ik lees: ‘De auteur van dit boek is geen nationalist maar een Bretoense patriot.’ Wat is voor u het verschil tussen een nationalist en een patriot?
Het andere volksnationalisme is defensief van aard. Het gaat om de verbondenheid met onze voorouders, met hun taal, hun cultuur en patrimonium
‘Ik zie twee soorten van nationalisme. Eerst het leerstellig agressief nationalisme dat van de natie een absolutisme maakt. Het plaatst het eigen land boven alle andere. De gevolgen kunnen zijn: chauvinisme, xenofobie en zelfs racisme en kolonialisme. Dit nationalisme dat andere volkeren en naties niet respecteert, klaag ik aan. Het andere volksnationalisme is defensief van aard. Het gaat om de verbondenheid met onze voorouders, met hun taal, hun cultuur en patrimonium.’
U schrijft dat Frankrijk geen organische natie is maar een politieke en militaire constructie.
Een organische natie wordt samengesteld door etnische, taalkundige en culturele componenten. Frankrijk is een politieke en militaire constructie, geen organische natie. De Gaulle heeft dat juist verwoord: “Frankrijk werd gemaakt met het zwaard.” Aan de Franse periferie tel ik zes volkeren die door Frankrijk met de wapens zijn veroverd. De Franse natie is alleen wat in het centrum overblijft.’
U trekt van leer tegen het virus van het jakobinisme. Zijn die jakobijnen niet samen met de Franse Revolutie verdwenen?
‘Helaas, neen, de jakobijnen zijn niet verdwenen met de Revolutie van 1789. De diverse politieke partijen die later opdoken waren centralistisch en staatsnationalistisch. Het zijn allemaal aanhangers van het één en ondeelbaar Frankrijk. Ze ontkennen het bestaan van de perifere volkeren. Ze weigeren om hun geschiedenis en hun taal te onderwijzen. Het hele systeem is fundamenteel jakobijns.’
In uw boek definieert u allerlei termen. Wat is uw definitie van jakobinisme?
‘Het jakobinisme is een ideologie geërfd van de meest radicalen onder de revolutionairen. Zijn kenmerken zijn buiten het centralisme, het staatsnationalisme, het etatisme en het republicanisme. Maar dan telkens in hun extreme vorm. Het gevolg is een sterk gecentraliseerde staat, een gedwongen eenheid gebaseerd op de centrale modellen. Voeg eraan toe een scheefgetrokken vorm van secularisme. De cultuurminderheden worden met dwang onder de knoet gehouden. Hun talen worden verboden. De Republiek spaart op de vrijheden en de democratie wordt in een spannend korset samengehouden.’
De Franse president Jacques Chirac zei ooit: ‘We moeten de humanistische en universele boodschap van Frankrijk bekend maken.’
‘De Franse pretentie tot universalisme bestond nog niet voor de Franse revolutie. Het draagt het masker van de begoede klasse en van het Frans nationalisme. Noem het een superioriteitscomplex. De schrijver Paul Gaultier poneerde dat “de Franse beschaving een evident universalisme inhoudt met de rede als voornaamste kenmerk”. En hij voegde eraan toe: “Ze is hierdoor van toepassing op alle volkeren, en kan voor hen het ideale kader worden voor het leven in een gemeenschap.”’
Laten we het nu hebben over Bretagne: hoe is de streek Frans geworden?
‘In 1488 verloor Bretagne de oorlog. Frankrijk dwong Bretagne tot een verdrag. Anne, dochter en erfgename van het hertogdom, mocht volgens dat verdrag niet trouwen zonder het akkoord van de Franse koning. Ze werd gedwongen om de koningen Charles VIII en Louis XII te huwen. Door het edict van 1532, werd Bretagne tot een autonoom gebied herleid binnen het Franse Koninkrijk.’
Sinds wanneer kan men spreken van een Bretoense beweging?
‘De Bretoense beweging kwam op in de tweede helft van de negentiende eeuw. De beweging kende een trage ontwikkeling en werd pas na Wereldoorlog I volwassen. De Parti National Breton (PNB) gaf het weekblad l’Heure Bretonne uit, goed voor een oplage van 30.000 exemplaren in de oorlogsjaren. Maar het verdween door de gevolgen van de oorlog. Andere organisaties namen later de fakkel over. Ze bereikten resultaten op economisch en cultureel, maar niet op politiek vlak. In 2022 vroeg de Regionale Raad van Bretagne een bredere vorm van autonomie. Momenteel tracht een collectief alle Bretoense krachten te bundelen om deze eis te steunen.’
Een Bretoense uitgever legde me uit dat de Bretoense beweging vandaag alleen links kan zijn, om de collaboratie te vergeten.
‘Er zijn zoveel valse beschuldigingen geuit tegen de Bretoense beweging dat wij zo weinig mogelijk refereren naar deze periode. Ik bereid momenteel een nieuw boek voor om de waarheid over de PNB recht te zetten. De Bretoense actie is nu naar de toekomst gericht en wil een bijzondere status bekomen voor Bretagne.’
Wat zijn de voornaamste Bretoense eisen?
‘Ik som ze even op. 1 – de administratieve hereniging van alle Bretoense gebieden, dat wil zeggen de re-integratie van het departement Loire Atlantique; 2 – de oprichting van één Bretoense raad die de Regionale Raad en de vijf Departementale Raden samenbrengt; 3 – een ruime autonomie met een aangepaste financiële dotatie; 4 – het onderwijs van het Bretoens in alle Bretoense gemeenten en op alle onderwijsniveaus; 5 – van het Bretoens een officiële taal maken, naast het Frans.’
‘Sommige militanten zijn van mening dat alleen een Bretoense Republiek al deze eisen samen kan mogelijk maken.’
De hereniging van het Bretoens territorium: waar gaat het precies om?
‘Het is het Vichyregime dat het departement Loire-Atlantique met hoofdstad Nantes in 1941 heeft gesplitst van de rest van Bretagne. In 1955 heeft eerste minister Michel Debré deze verdeling van Bretagne — een beslissing genomen door een collaborerende regering — bevestigd. 72 procent van de Bretoenen waren in 2014 voor de hereniging van Bretagne. Maar de regering heeft een truc van de foor uitgehaald om dit te blokkeren. Eens te meer!’
In mijn jeugd was Bretoens zijn synoniem voor ‘autonomist’. Hoe ziet u dit autonomisme?
‘In 2020 hebben wij twee voorstellen gedaan: de gemeente blijft het lokaal echelon dicht bij de mensen. Een tweede echelon is de regio die zich bezig houdt met het territoriaal beheer, de urbanisatie, de economische ontwikkeling, de grote ecologische vragen (water, energie, afvalbeheer), enzovoort.’
De regio moet een sterke macht krijgen, met een bijzondere status die toelaat om zelf oplossingen te brengen voor haar problemen
‘De regio moet een sterke macht krijgen, met een bijzondere status die toelaat om zelf oplossingen te brengen voor haar problemen. Tegenover de Franse staat is er uiteraard de eis tot transfer van de nodige competenties om een autonome financiering, een budget en een financieel beheer van Bretagne mogelijk te maken. Vergelijk het met de situatie in Schotland.’
Hoe ziet u als taalkundige de toekomst van de Bretoense taal?
‘De toekomst van onze taal blijft problematisch als wij niet politiek en financieel baas kunnen worden in eigen land. De centrale macht in Parijs speelt met onze voeten, doet kleine beloftes die ze niet houdt. Anderzijds is de Bretoense beweging te braaf en mist aan eenheid.’
En de toekomst van Bretagne?
‘Wij hebben als Bretoenen enkel een toekomst als wij kunnen breken met de jakobijnse macht. Daarom ook mijn oproep in mijn boek. Ik nodig de Bretoenen niet uit om te rebelleren. Ik roep ze op om hun onvervreemdbare rechten te laten gelden in naam van de rechtvaardigheid. Ik roep de Franse machthebbers op om hun principe van gelijkwaardigheid toe te passen in plaats van onze rechtmatige eisen te bestrijden. Ik roep ten slotte alle Franse staatsburgers op tot een federalistische, sociale en solidaire revolutie.’
Het is oorverdovend stil rond uw boek in de Franse media.
‘Er is sprake van censuur vanwege de Franse, maar ook van de Bretoense media. Enkel publicaties van de Bretoense beweging hebben mijn boek besproken. De titel spreekt de militanten aan, maar het maakt de jakobijnen ongerust. Het treft hun ideologie in het hart. De reden van het verzwijgen van mijn boek in de nationale media heeft uiteraard alles te maken met mijn aanval op hun onaantastbaar geacht jakobinisme.’
*Comment peut-on ne pas être français? Le Temps éditeur — An Amzer embanner, 2022.
03.09.2023
Ben zeer geboeid door die volksgeschiedenissen. Destijds droomden velen over een Europa der volkeren, maar het werd een Europa der Staten.
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/de-rel-rond-les-lacs-du-connemara/
Een journalist van het internet medium Tipik van de RTBF, vroeg Juliette Armanet, een jonge, vrij onbekende Franse zangeres, drie liederen te noemen waarbij zij onmiddellijk de zaal zou verlaten. Antwoord: drie maal de wereldhit Les lacs du Connemara van de Franse zanger Michel Sardou. Je weet wel, het liedje dat iedereen meezingt al zwaaiend met een servet. Geen trouwfeest of studentikoze avond zonder ‘Là bas au Connemaraaa’. Meer moest dat niet zijn, de nieuwe Franse woke rel van de maand was een feit.
Wat Armanet tegen dat wereldberoemd liedje – al uit 1981 – heeft, verwoordde ze plastisch bij de RTBF. ‘Ze kotst ervan’ en voegde er aan toe: ‘het is een lied voor de scouts, het is sektarisch, het is rechts. Er is niets goeds aan’. Dat moet dan haar definitie van conservatisme zijn. Ik las de liedjestekst om zeker te zijn. Wat is het probleem van deze dame eigenlijk ?
Michel Sardou is niet gelijk wie. De zanger, inmiddels 76 jaar, heeft meer dan 500 liedjes geschreven en miljoenen platen verkocht. Naast zijn repertoire over liefde en leed stak hij ook zijn nek uit met geëngageerde liederen over niet politiek-correcte onderwerpen. Daarmee kwam hij tijdens zijn carrière regelmatig in het oog van de storm. Het is niet duidelijk of de man op sluwe wijze de actualiteit wil aankaarten om zijn visie op de wereld te ventileren, dan wel of hij graag provoceert. Hoe dan ook, een politiek statement moet je niet zoeken in zijn liedje over Connemara, dat braafjes over een trouwfeest in een gedeeld Ierland gaat.
De tekst van Les lacs du Connemara is van de bekende liedjesschrijver Pierre Delanoë . Hij is ook tekstschrijver vooronder meer Gilbert Bécaud. Denk aan beroemde Franse chansons zoals Nathalie en Et maintenant. Eerst moest Les lacs du Connemara een liedje over Schotland worden. Het werd uiteindelijk Ierland.
Voor de muziek deed hij beroep op de componist Jacques Revaux . Het verhaal wil dat diens muziekapparatuur defect was en klanken als een doedelzak produceerde. Dat gaf Revaux de nodige inspiratie, en het meeslepende en versnellende ritme dat hij bedacht deed de rest. Sardou zelf geloofde eerst niet in het liedje. Hij had ook geen affiniteiten met Ierland en had de Connemara nooit bezocht. Resultaat van deze Spielerei, een wereldhit met meer dan een miljoen platen verkocht in enkele weken. Het succes wereldwijd verklaart waarom Michel Sardou de hit tot vandaag blijft zingen telkens hij op tournee gaat.
Armanet is verwittigd: Michel Sardou heeft nooit de controverse gemeden en kan tegen een stootje. Al blijft de lange lijst van zijn geëngageerde liedjes in de schaduw van zijn succes als charmezanger. Het begon met les Ricains dat hij in 1967 schreef, als eerbetoon voor de Amerikanen die Europa hadden bevrijd. Sardou ging daarmee in tegen de politiek van de Gaulle die een jaar voordien de Nato had verlaten.
Op de achtergrond woedde in die jaren de Vietnamoorlog. Sardou schreef de tekst aanvankelijk voor Alain Delon die het niet wou zingen. In 1969 zou Delon wel Monsieur le président de France, zingen, opnieuw een pro Amerikaanse song geschreven door Sardou.
In ’73 zong hij Les vieux mariés, een romantische tekst over een gelukkig oud paar dat nog een beetje wil profiteren van het leven. Niets revolutionairs aan maar de Franse feministen vielen over twee regels. Ik vertaal ze letterlijk: ‘ je gaf me prachtige kinderen/ en nu heb je een beetje rust wel verdiend’.
Toegegeven, men zou het een halve eeuw later anders formuleren. Maar of dit van Sardou een verdediger van het patriarchaat en een vrouwenhater maakt is nogal kort door de bocht.
In 1976 haakte Michel Sardou in op de Franse actualiteit om Je suis pour, (‘Ik ben voor’) te schrijven. In dat nummer geeft hij het woord aan de vader van een vermoord kind om te pleiten voor de doodstraf. Frankrijk stond toen in rep en roer door de zaak Patrick Henry, een gevaarlijke recidivist die een zevenjarig kind had ontvoerd en vermoord.
Het lied was niet zozeer een succes dan wel de aanleiding van een hevige controverse. De Franse minister Badinter zou het leven van de moordenaar sparen en de doodstraf afschaffen. Sardou verklaarde later dat Je suis pour werd geschreven in de verontwaardiging van het moment, dat hij het lied weinig had gezongen en dat hij vandaag tegen de doodstraf was.
Een jaar later, in 1977, kwam Michel Sardou met een lied als een provocatie over het koloniaal verleden: Le temps des colonies. Sardou gebruikt steeds dezelfde techniek: hij laat iemand aan het woord, hier een koloniaal die over zijn ‘gezegende tijd in de kolonies’ vertelt. Het werd op radio en tv zonder verpinken gedraaid.
Als je weet dat Michel Sardou van fascisme werd beschuldigd voor het Fransdolle liedje J’habite en France (1972), dat de Franse president Giscard d’Estaing speciaal voor hem een bijzondere belastingcontrole liet uitvoeren wegens de tekst van Ne m’appelez plus jamais France (1975) en dat hij ook nog werd aangevallen voor homofobie voor een zinnetje in het lied Chanteur de jazz (1985), dan ken je de reactionaire agenda van een succesvolle zanger die dit niet nodig had om op te vallen.
Eerst trachten de historische context te begrijpen, en dan pas oordelen, dat is niet aan de woke-generatie van Juliette Armanet besteed. Het zal Sardou een zorg wezen. Opvallend is dat de geëngageerde liedjes van Michel Sardou klinken als de opinie van de zwijgende meerderheid over voorname maatschappelijke thema’s.
Zelf merkt Sardou fijntjes op dat zijn fans hem steeds bleven steunen. Hij beschouwt zijn vrij en vrank repertoire als een stem voor het volk. In het liedje Les lacs du Connemara zingt hij: Men zegt het leven/ is waanzin/ Laat ons dansen/ op de waanzin.
24.08.2023
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/eerherstel-voor-kapitein-westerling
Jaarlijks wordt op 15 augustus de Indië herdenking gehouden op de dam in Amsterdam. Is verzoening rond het koloniaal verleden in Nederland aan de orde? Niet voor Femke Halsema, burgemeester van Amsterdam, die plots besliste om van de ceremonie weg te blijven. Reden: Palmyra Westerling, dochter van Raymond Westerling, commandant van de speciale troepen van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL), krijgt er het woord. Wie is bang voor Westerling en waarom?
De figuur van Westerling heeft me altijd geïntrigeerd. Toen ik Nederlands studeerde volgde ik alle Franstalige uitgaven over Nederland en Vlaanderen. Zo las ik “Westerling. Guérilla-story”, een boek van de Franse historicus en essayist Dominique Venner. Het verscheen in 1977 bij de grote uitgeverij Hachette. Sommigen spraken van een hagiografie. En zelf ben ik op mijn hoede voor elke vergoelijking van kolonialisme.
Ik kreeg de gelegenheid om de auteur te ontmoeten en hem kritische vragen te stellen. Zijn interesse ging voornamelijk naar de geschiedenis van militaire conflicten, onafhankelijkheidsstrijden en verzetsdaden wereldwijd. 1977 was ook het jaar van de treinkaping door gewapende Zuid-Molukkers in het Groningse. Als introductie tot de geschiedenis van Indonesië kon dat tellen.
Maar wie is de man die, 36 jaar na zijn overlijden, nog voor commotie zorgt in Nederland? Raymond Westerling werd in 1919 geboren in een voorstad van Istanbul. Vandaar – en ook wegens zijn atletische kwaliteiten – zijn schuilnaam ‘de Turk’. Zijn Nederlandse nationaliteit kreeg hij van zijn vader. Moeder was een Griekse. In Istanbul studeerde hij in een Franstalige Jezuïetenschool. Naast Nederlands sprak Westerling Grieks, Turks, Frans en Engels. Niet alledaags voor een Nederlander. Dit, en zijn kennis van de islam, maakte hem bijzonder inzetbaar in het wespennest Indonesië.
Westerling nam dienst bij het Nederlandse leger tijdens wereldoorlog II. Volgde een stevige opleiding bij de Britse paracommando’s. Hij droeg de rode baret en klom tot de rang van instructeur. In 1945 werd hij in Sumatra ingezet. Zijn missie daar was de nog aanwezige Japanners en terroristen ontwapenen. Hij maakte er kennis met de guerrillatechnieken en met de inzet van inlandse vrijwilligers. Zijn bevorderingen tot tweede- en eerste luitenant tonen aan dat zijn chefs tevreden waren over hem.
Tussen 1946 en ‘48 kreeg Westerling, in de rang van kapitein, de leiding over de commando-eenheid “Depot speciale troepen”. Hij werd belast met de contraguerrilla, en de riskante acties die erbij hoorden. Vooral het toegepast geweld tijdens de pacificatie van Zuid-Celebes, nu Sulawesi, in 48-49 zou hem later zwaar worden aangewreven. Tegenstanders spraken van standrechtelijke executies. De legerleiding had het over een hard maar rechtvaardig optreden.
De zogenaamde “Westerling-methode” moest je wel plaatsen in een algemeen klimaat van terreur waar oog om oog en tand om tand de regel was. Zelf heeft Westerling zijn harde aanpak nooit ontkend. Hij voegde er aan toe ‘dat zijn acties niet zozeer gericht waren tegen de nationalisten dan wel tegen de terroristen’.
Tot hier was Westerling in militaire dienst en voerde opdrachten van zijn oversten uit. In oktober ’48 nam hij ontslag. Hij bleef in contact met militaire kringen en leidde voortaan een klein transportbedrijf. Hij zorgde vooral voor het in stand houden en trainen van zelfverdedigingsgroepen bij de inheemse bevolking.
In januari ’50 probeerde hij met een commando de macht over te nemen in Bandoeng en Djakarta. Deze poging tot staatsgreep tegen Soekarno mislukte, Westerling moest onderduiken. Hij kon uiteindelijk uit Indonesië ontsnappen met discrete hulp van zijn netwerk bij de Nederlandse vertegenwoordiging. Westerling kwam nooit meer terug in de regio. Indonesische nationalisten wilden zijn hoofd maar zouden er, ondanks vele pogingen, nooit in slagen hem terug in Indonesië te krijgen.
Na een verblijf in Brussel landde Westerling uiteindelijk in Nederland. In de beginjaren genoot hij van een ongeziene populariteit. Jaap de Moor schreef in het Hollands maandblad (jaargang 2000): ‘hij was voor velen het toonbeeld van een held, en die zijn zeldzaam in de moderne Nederlandse geschiedenis’. Hij werd een veel gevraagd en gevierd spreker op allerlei drukbezochte militaire- en veteranenbijeenkomsten. En door de Molukse gemeenschap die Nederland trouw was gebleven werd hij op handen gedragen. De Moor voegde er nog aan toe: ‘hoeveel ouders hebben in die tijd hun zoons niet Raymond genoemd?’
Westerling op TV, Westerling op de radio, Westerling die misschien te veel als een ster optrad. Het keerde zich uiteindelijk tegen hem. Beeldmateriaal werd aangebracht dat moest bewijzen dat het Nederlandse leger ‘oorlogsmisdaden’ had gepleegd. Het was in de tijd van de oorlog in Vietnam en de publieke opinie veranderde stilaan van mening. Vanuit Indonesië werd er gretig op ingespeeld: de special forces zouden 40.000 doden op hun geweten hebben. Hedendaagse bronnen hebben het over +/-3.500.
Over de slachtoffers aan pro Nederlandse zijde werd op dat moment niet gesproken. Met respect voor het leed van nabestaanden in Indonesië ging het uiteraard ook over financiële vergoedingen en compensaties allerlei. De Nederlandse legerinstanties veerden met de jaren mee om hun reputatie te beschermen en de overheid werd tot excuses gedwongen.
De controverse komt als een boemerang terug: Westerling als zondebok opgeofferd op het politiek-correcte altaar van een fout koloniaal tijdperk. In zijn boek Kapitein Raymond Westerling en de Zuid-Celebes affaire (1946-1947) aarzelt auteur Bauke Geersing niet om te spreken over ‘een mythe rond het optreden van Westerling en van een verdraaiing van de geschiedenis’.
‘Indisch Platform 2.0’, de organisator van de herdenking in Amsterdam, die de belangen van Indische Nederlanders verdedigt, geeft nu aan de dochter van Westerling een stem om eerherstel voor haar vader te vragen. Op de plechtigheid worden ook mensen verwacht die hun leven te danken hebben aan Westerling. Alleen mevrouw de burgemeester blijft weg.
15.08.2023
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/menhirs-van-carnac-geschonden
Het is een van de grootste megalithische sites ter wereld en de meest toeristische trekpleister van Bretagne: de menhirs van Carnac. Deze steenrijen betekenen voor Bretagne wat Stonehenge is voor Groot-Brittannië. Ze behoren tot de oudste van Europa.
Je zou dus denken dat men respectvol omgaat met zulke monumenten. Maar in deze mercantiele wereld is niets minder waar. Onlangs kwam in het nieuws dat, voor de bouw van een supermarkt, verschillende stenen waren verwoest.
Carnac, 4.000 inwoners groot, is gelegen in Zuid-Bretagne, in het departement Morbihan. Een doodgewoon Bretoens dorpje, ware het niet dat er meer dan acht kilometer lange steenrijen verspreid zijn over het grondgebied van de gemeente.
Het gaat om een van de grootste megalithische sites van de wereld. Ongeveer 3.000 stenen, verspreidt over 40 hectare, op drie voorname plaatsen. De archeologen schatten dat de site, oorspronkelijk, meer dan 11.000 stenen telde.
De stenen, 7000 jaar oud, zijn verspreid over verschillende gehuchten:
Als leek denk je aan de menhirs van Carnac zoals op de postkaarten voorgesteld. Maar in de gemeente liggen nog veel stenen in de grond, of amper zichtbaar aan de oppervlakte. Verschillende plaatsen werden nooit onderzocht. Maar de kans dat je hier botst op megalieten is even groot als op Romeinse artefacten in het centrum van Tongeren.
Over hun betekenis en functie blijven de meningen verdeeld. Door hun oriëntatie in de richting van de zon tijdens de winterzonnewende spreken de specialisten van een soort observatorium. Noem het een kalender gekoppeld aan sacrale rituelen rond zon en maan. De graven in de omgeving wijzen eveneens op een mogelijk verband met gebruiken om de doden te eren. Het gaat trouwens niet alleen over staande stenen. Allerlei artefacten, zoals bijlen, werden in de omgeving van deze plaatsen gevonden.
Voor de bouw van een supermarkt is men er in alle stilte in geslaagd om 38 stenen te vernietigen. De site is gelegen in de industriezone SAS marché des Druides — what’s in a name. Volgens Christian Obeltz, een amateurarcheoloog die de feiten heeft aangeklaagd: ‘Alles is verwoest, de stenen vermalen en in de grondaanvulling van de funderingen vermengd.’ Obeltz spreekt over ‘een compleet illegaal initiatief’.
Het is dus niet, zoals in de pers voorgesteld, dat de bekende menhirs van Carnac deels zijn verwoest
Voor de duidelijkheid: het ging hier om een site met groot archeologisch potentieel die nog moest worden onderzocht. Het is dus niet, zoals in de pers voorgesteld, dat de bekende menhirs van Carnac deels zijn verwoest.
Nu blijkt dat de gemeente Carnac in augustus 2022 een bouwtoelating verleende. De burgemeester, Olivier Lepick, wast zijn handen in onschuld. Hij verklaarde niet op de hoogte te zijn van de aanwezigheid, laat staan van het belang van deze stenen. Leg Bretoenen dat maar uit in het megalietendorp van Europa.
De man wordt op sociale media nu bedreigd en staat onder politiebescherming. Voor een goed begrip: de burgemeester van Carnac ‘die-niet-op-de hoogte-is’ blijkt voorzitter te zijn van de vereniging Paysage des mégalithes. Dat is de instelling die de kandidatuur van Carnac voorstelde voor bescherming door de UNESCO.
De bouwaanvragen voor de industriezone dateren nochtans niet van gisteren. Reeds in 2014 werd een aanvraag ingediend, toen voor een andere supermarkt. De toelating werd in december van datzelfde jaar evenwel geweigerd. De reden was duidelijk: de plaats vertoonde ‘neolithische sporen’ en de betrokken diensten vroegen om bijkomend archeologisch onderzoek. De aanwezige stenen in de grond wezen namelijk op een mogelijk belangrijke vindplaats. Het ging niet alleen om 38 stenen want het nabije kreupelhout is nooit onderzocht. Daar liggen, zo goed als zeker, nog ondergrondse stenen. Op 200 meter van de betwiste zone heeft men door koolstofdatering kunnen bewijzen dat de aanwezige stenen daar tot de oudste van Bretagne — en van Frankrijk — behoren. Men spreekt dan over 5480 tot 5320 jaar voor onze tijdrekening.
Het archeologisch onderzoek ging uiteindelijk niet door want de bouwaanvraag was stopgezet. Men liet de zaak enkele jaren slapen.
De aanwezige neolithische stenen werden plots ‘waardeloze stenen muurtjes zoals er een beetje overal in de streek zijn’
Tot het, via achterpoortjes, opnieuw werd geactiveerd in het kader van deze nieuwe bouwaanvraag. De aanwezige neolithische stenen werden plots ‘waardeloze stenen muurtjes zoals er een beetje overal in de streek zijn’. Geen obstakels meer, alles ging plots heel snel. De gemeente keurde zonder morren de bouwtoelating goed. En, ter plaatse, werd de site met spoed omgewoeld.
Wellicht had de aanvraag tot bescherming van de menhirs van Carnac, ingediend bij de Unesco, tot gevolg dat belangengroepen iedereen in snelheid namen. Eens de UNESCO in het spel wordt het moeilijker om de klassieke bouwtrucjes van de foor toe te passen.
Deze kandidatuur bij de Unesco betreft 397 megalieten, verspreid over een dertigtal gemeenten in het departement. Het dossier moet eind september van dit jaar worden ingediend. Maar de problemen in Carnac kunnen de aanvraag nu bemoeilijken en zelfs tenietdoen.
De zaak is pas begonnen nu er zoveel persaandacht en verontwaardiging kwam. Het regent klachten: verkozenen van diverse pluimage wijzen naar de plaatselijke coalitie. Jacobijns Parijs lacht in zijn vuistje voor deze Bretoense klucht. Er is uiteraard een officieel onderzoek gestart, geleid door het parket van Lorient. Goed om weten: wie in Frankrijk een archeologische site verwoest of verstoort riskeert straffen tot zeven jaar gevangenis en 100.000 euro boete.
Dit alles mag u niet beletten, als u langs Bretagne passeert, om Carnac te bezoeken. Die 3.000 stenen van op de postkaarten zijn wel beschermd: de eerste menhirs al in 1889.
11.08.2023
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/wat-kunnen-wij-leren-van-de-rellen-in-frankrijk
Samenleven in een gefragmenteerde gemeenschap leidt niet naar het beloofd multicultureel paradijs. Ook niet in jakobijns Frankrijk, zoals blijkt uit de recente rellen. Maar de schuldigen voor deze bijna burgeroorlog moet je niet alleen zoeken bij de relschoppers. Een grote verantwoordelijkheid berust bij de boegbeelden van de neoliberale maatschappij die onze normen en waarden verpandden aan de sjacheraars van het groot profijt.
Aan de rechtse kant onderstreept men vooral het etnisch karakter van de revolte, als voorbode van de burgeroorlog. Uiteraard ziet links in de rellen een vorm van sociale opstand. Voor links is het de schuld van de uitsluiting, van de discriminatie en van de werkloosheid. Links én rechts hebben geen ongelijk: het gaat uiteindelijk om een combinatie van dit alles. Maar nu is er meer aan de hand. Alain de Benoist, boegbeeld van het Franse nieuw rechts, stelt dat ‘de relschoppers geen echte politieke eisen formuleren en dat de rellen eigenlijk geen politiek karakter vertonen’.
Ronduit lachwekkend was de communicatie van het Franse ministerie van Binnenlandse Zaken om de publieke opinie gerust te stellen: ‘De rellen nemen stillaan af. Er zijn deze nacht maar 768 auto’s in brand gestoken tegen 1.400 vorige nacht’.
De waarheid is dat het geweld van de jongste weken een nooit geziene escalatie toonde, en de kleinere Franse steden bereikte. De relschoppers gebruiken nieuwe wapens zoals mortieren voor vuurwerk. Sommigen schieten met de bedoeling om te doden. De daders zijn almaar jonger en gewelddadiger. Adolescenten moeten van justitie toch zo goed als niets vrezen.
18 gemeentehuizen, 3 cultuurcentra, 243 scholen, 250 winkels en 200 supermarkten werden vernietigd en of geplunderd. Meer dan 1.000 huizen en 269 politiecommissariaten werden beschadigd
Het is als geweld voor de lol. 18 gemeentehuizen, 3 cultuurcentra, 243 scholen, 250 winkels en 200 supermarkten werden vernietigd en of geplunderd. Meer dan 1.000 huizen en 269 politiecommissariaten werden beschadigd. 6.000 wagens en 12.400 vuilnisbakken gingen in vlammen op. De Franse werkgeversorganisatie Medef schat de aangerichte schade op meer dan 1 miljard euro.
Zelfs de jakobijnse aanpak voldoet niet meer om van deze migranten model Fransmannen te maken. De relschoppers behoren dikwijls tot de zoveelste generatie migranten die zich in Frankrijk hebben gevestigd. Maar dat is geen garantie voor integratie. Hun desinteresse voor de Franse maatschappij is totaal. Tenzij het hen een voordeel oplevert voor financiële steun of sociale dekking. Die desinteresse kan in haat omslaan als ze in contact komen met de radicale islam. Evenmin te onderschatten: de geest van vendetta in sommige families, gevoed door de koloniale herinneringen van hun voorhouders.
Deze jongens leven volgens de regels van hun clans en van de sterkste. Hun wijken zijn hun territorium die ze tegen alle vormen van intrusie verdedigen. Leerkrachten, vertegenwoordigers van de staat en de openbare orde, brandweer én ziekenwagenpersoneel, noem maar op. Ze worden allemaal als indringers beschouwd omdat ze niet tot hun clan behoren. In hun wijken worden de Europeanen weggepest als ze nog niet gevlucht zijn. Pottenkijkers zijn door de bendeleiders niet gewenst. Dit om allerlei criminele handel, van drugssmokkel tot illegale wapens en dure auto’s, te beschermen.
Als deze jongeren betrokken zijn bij een incident met de ordediensten komt de hele clan, die zich tegelijk slachtoffer en solidair voelt, meteen op straat. Deze tweede, derde of vierde generatie migranten heeft een onoplosbaar identiteitsprobleem. Het land van herkomst van hun ouders biedt voor hen geen referentiekader meer. Ze zijn niet meer wat hun ouders waren en de Franse identiteit spreekt hen niet aan. Ze zijn hun identiteit verloren. In de plaats fantaseren ze hun eigen ruilidentiteit in groepen en benden waar tribale regels gelden. In Frankrijk waar ze nu leven voelen ze zich – en gedragen ze zich – als paria’s.
Tussen de relschoppers vormen de Black blocs een aparte groep. Ze mengen zich in rellen met de bedoeling maximale schade te veroorzaken. Politiemensen mogen voor hun leven vrezen als ze geïsoleerd in hun handen vallen.
Jaren geleden kleefden onderzoekers etiketten als anarchisten, libertairen, antifa’s, extreem-links op deze Black blocs. De Franse filosoof Michel Onfray stelde pertinente vragen over de sociologie van de huidige Black blocs. Ook de vreemde stilte van de media hierover valt op. Zo goed als niemand vraagt zich af wie ze werkelijk zijn, aldus Onfray. Wie schuilt achter de zwarte maskers? Hoe oud zijn ze? Waar komen ze vandaan? Welke strekkingen vertegenwoordigen ze? Wat zijn hun eisen? Nog meer opvallend: ondanks de camera’s op elke straathoek, de talloze films en opnames van buurtbewoners en de aanwezigheid van tienduizenden politiemensen worden er amper arrestaties verricht. Hoe zou dat komen?
Onfray noemde de Black blocs ‘de nutteloze idioten van de macht’. Dit brengt ons bij de houding van de Franse regering. De waarheid is dat president Macron overweldigd was door de gebeurtenissen. Zijn haastige en laffe veroordeling van de schietende politieman, daags na de dood van een jonge, minderjarige delinquent, was een kolossale inschattingsfout. Het stond in de sterren geschreven dat dit de escalatie van het geweld in de hand zou werken.
Evenmin toonde de publieke opinie – die de interventie van het leger vroeg – begrip voor de arrogante blaaskaken aan de macht. De zelden getoonde solidariteit om de familie van de politieman te steunen bracht in enkele dagen 1,6 miljoen euro op, ondanks alle pogingen om deze inzameling in diskrediet te brengen. Er werd zelfs klacht ingediend tegen deze zogenaamde ‘jackpot van de schande’. Maar de publieke opinie trapte niet meer in de val.
De liberale samenleving dacht dat de gepredikte gelijkheid, het zoetzuur verhaal van de diversiteit gekoppeld aan de geneugten van positieve discriminatie en van de consumptiemaatschappij het zouden halen. Nog meer homo consumens en goedkope arbeidskrachten weet je wel, als antwoord op de veroudering van de bevolking.
Macron en zijn voorgangers vergaten even dat geld en macht geen normen en waarden kunnen vervangen. De mensen zijn het beu. De orders om niet in te grijpen terwijl je eigendom wordt verwoest, de verkeersboetes die duurder uitvallen dan de straffen als je een school in brand steekt, de publieke opinie associëren met fascisme, racisme en extreemrechts telkens ze een beetje mort. Alles komt nu als een boemerang terug in het gezicht van de macht.
In een land waar de stemplicht niet bestaat en de president momenteel geen 25% van de bevolking vertegenwoordigt, blijft dat een explosieve situatie nu en op termijn. En nog dit: op basis van de huidige situatie is Marine Le Pen de volgende Franse presidente.
22.07.2023