WIDOPEDIA
Een blog over Frans-Vlaanderen, de Nederlanden en Europa
Wido Bourel

Meest recente berichten
Archieven
Kernwoorden

Que signifie le lion des Flandres à griffes noires?

Artikel verschenen in l’Indicateur van 15 februari 2023

Gepubliceerd

16.02.2023

Kernwoorden
Reacties

‘Winnen of sterven’: waarom een film over de Franse revolutie wordt geboycot

‘Te conservatief’ vindt de culturele en politieke elite uit Parijs

Lees dit bericht ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/winnen-of-sterven-waarom-een-film-over-de-franse-revolutie-wordt-geboycot/

De nieuwe Franse film Vaincre ou mourir behandelt de opstand van de Chouans in de Vendée en Bretagne. De film, opgebouwd rond het epos van hun charismatische leider Charette, kwam uit op 25 januari 2023. Maar je zal hem amper vinden in de Franse cinemazalen. Politiek correct Frankrijk weet nog steeds niet hoe om te gaan met de misdaden van de Franse revolutie.

Uiteraard wou ik de film Vaincre ou mourir zien voor ik aan het schrijven van dit artikel begon. Maar dat bleek niet vanzelfsprekend. De meeste zalen in Frankrijk boycotten Vaincre ou mourir. Van de 5.250 Franse bioscopen hebben voorlopig amper 300 de film geprogrammeerd. Dat komt door een georganiseerde campagne van de poco pers tegen de film.

Het verhaal

Vaincre ou mourir brengt het verhaal van de opstand. De feiten spelen zich af tussen 1793 en 1796, één van de wreedste bladzijden van de Franse Revolutie. Naar schatting werden toen meer dan 220.000 mannen, vrouwen en kinderen afgeslacht. De revolutionaire legers moordden velen op beestachtige wijze uit in opdracht van de centrale macht in Parijs.

Alexander Soljenitsyn schreef dat ‘de Vendée-oorlog  de eerste overwinning van het modern totalitarisme was’. Maar de geestelijke erfgenamen van de jakobijnen vinden het overbodig om deze misdaden een plaats te geven. Integendeel, de arrogante Parijse intelligentsia gaat met de boycot van de film in de tegenaanval.

De hoofdrol

De film toont de opstand van de Chouans doorheen het leven van haar belangrijkste militaire leider François Althanase Charette de la Contrie (1763-1796). De geschiedenis kent hem kortweg als Charette. Na een loopbaan als officier bij de zeemacht werd Charette door de opstandelingen aangetrokken voor zijn militaire ervaring. De wapenfeiten van deze charismatische figuur melden talloze gewonnen en verloren guerilla-gevechten. Zijn eigengereide optreden, zijn lef en liefdesleven, maken van Charette de ideale hoofdfiguur voor een mantel en degen film. Met zijn aanhouding en terechtstelling ging hij de geschiedenis in als een tragische held.

Het waren, volgens mijn boeken geschiedenis, Brigands, fanatiekelingen, horden, monsters, barbaren. En ook een rebels ‘ras’ van gruwelijke, achterlijke boeren

Op de Franse school leerde ik dat de Chouans de laatste knechten van de feodaliteit waren, slaven van adel en kerk. Het waren, volgens mijn boeken geschiedenis, Brigands, fanatiekelingen, horden, monsters, barbaren. En ook een rebels ‘ras’ van gruwelijke, achterlijke boeren. Woke avant la lettre. De eerste oorzaak van de opstand wordt nog steeds vakkundig naar de achtergrond geduwd: Frankrijk moest dringend 300.000 conscripten mobiliseren. Manschappen die werden ingezet als kanonnenvlees om de revolutionaire oorlog in heel Europa te exporteren. Bijkomend was de strijd voor kerk en koningschap. ‘Trop’ was teveel, en de hele regio ging in verzet.

‘Verwoest de Vendée’

Over de opstand in de Vendée zijn vele boeken geschreven. Twee vragen komen steeds terug: 1: was de uitroeiing van de opstandige bevolking bevolen door de Revolutionaire machthebbers in Parijs? En 2: was het een genocide?

De filmmakers spreken het woord ‘genocide’ niet uit. Maar het ligt op sommige lippen door de terreur en het sadisme van de Revolutionaire troepen.

De omvang van het conflict werd aanvankelijk fout ingeschat. Pas in oktober 1793, maakte ene Bertrand Barère, in de Franse Conventie zich druk over de uit de hand gelopen situatie. ‘Verwoest de Vendée’ zo luidde zijn oproep. Zijn bijnaam ‘de troubadour van de guillotine’ had hij niet gestolen. Het werd het signaal om meer revolutionaire troepen te sturen om de opstand met alle middelen neer te slaan. Onmiddellijk daarop volgde een zogenaamde uitroeiingswet. Let op het woord uitroeiing, het lievelingswoord van de jakobijnen.

Allemaal uitgeroeid

Er bestaat een getuigenis van generaal François Joseph Westermann, een van de bevelvoerende officieren van het door Parijs gezonden leger: hij schrijft:

Volgens de orders die u me gaf heb ik de kinderen verpletterd onder de hoeven van onze paarden, en de vrouwen afgeslacht

‘De Vendée is niet meer (…) ze is met haar vrouwen en haar kinderen gedood door onze vrije sabel. (…) Volgens de orders die u me gaf heb ik de kinderen verpletterd onder de hoeven van onze paarden, en de vrouwen afgeslacht. Deze zullen tenminste geen Brigands meer baren. Ik heb geen enkele gevangene op mijn geweten. Ik heb ze allemaal uitgeroeid.’

Na de onthoofding van verschillende hoofd-actoren van het schrikbewind zal in Parijs de discussie over de verantwoordelijkheden voor het bloedbad oplaaien. Het bewind verdedigde zich door te verklaren dat de uitvoerende officieren hun boekje te buiten gingen. De hogere officieren  beweerden in opdracht van het schrikbewind te handelen. In feite droegen ze samen een verpletterende verantwoordelijkheid.

De houding van de pers

Een deel van de Parijse pers kan het toch niet laten om een campagne tegen de film op te zetten. Doel is de uitbaters van cinemazalen in Frankrijk te intimideren. Ondanks deze boycot kwamen al 100.000 mensen kijken in de eerste week.

De Franse persmachine kwam snel op gang. Volgens Paul Quinio in de krant Libération is de film ‘nog een voorbeeld van het lopend conservatief offensief  dat soft power technieken gebruikt om onderhuids ideeën te verspreiden.’ Hij voegt er aan toe dat het hier gaat om ‘een culturele en ideologische strijd die nog steeds niet achter ons ligt’. Inderdaad. Volgens het filmmedium  Ecran Large is de film niet minder dan een ‘koningsgezind en katholiek- integristisch traktaat’. Dat is ook de mening van historica Elisabeth Franck-Dumas die in de film een  poging ziet ‘om de geschiedenis te weerleggen met een  reactionaire aanpak’.

Philippe de Villiers

Vaincre ou Mourir van Vincent Mottez en Paul Mignot is met een beperkt budget gerealiseerd. Het is een productie van het bedrijf Puy du Fou, een geschiedkundig themapark in 1977 opgericht door politicus Philippe de Villiers. Aan de basis van Puy du Fou ligt het idee om de strijd van de Chouans levend te houden met een groot spektakel. Een reuzesucces want het park wordt jaarlijks door meer dan 2 miljoen mensen bezocht. De Villiers, geboren en getogen in de Vendée, rechtse politicus én succesvol zakenman en schrijver: al deze ‘kwalen’ samen zijn er voor jakobijns Frankrijk te veel aan. Een productie uit zijn stal kan enkel een klotefilm zijn om, aldus zijn tegenstanders, ‘de Franse geschiedenis te misbruiken voor politieke doeleinden’. Juist daarom kan ik Vaincre ou mourir warm aanbevelen.

Gepubliceerd

14.02.2023

Kernwoorden
Reacties

OESCHEM

OESCHE, OESCHE, OESCHE…

‘Oesche, oesche, oesche’: j’ai cru d’abord qu’il s’agissait d’un chant de la bande des neuches cô en préparation du carnaval de Dunkerque. Mais la réalité est moins rigolote: ce sont les académiciens autoproclamés de l’ANVT qui viennent à nouveau de sévir. Cette fois, la victime est le charmant village flamand de UXEM.

Si ‘Oeschem’ il y aurait selon la tradition orale locale, celle-ci n’est guère partagée hors de Uxem, soit 1.500 habitants dont on peut imaginer que les parlants du flamand local se comptent sur les doigts des deux mains. Non pas que je me réjouisse de ce triste constat, bien au contraire. Mais l’ANVT aurait été, une fois de plus, mieux inspirée en prenant également en compte la langue écrite qui elle, laisse des traces lisibles et beaucoup moins fugaces que la langue orale. Considérer quela langue parlée est détentrice de la seule vérité suffit à disqualifier tout raisonnement philologique.

Les sources sont pourtant explicites: l’étymologie d’Uxem provient du germanique ‘Ukkas hamma’ ce qui signifie ‘un promontoire dans un terrain inondé appartenant à Ukko’. Avec Ukko nous tenons le père fondateur franc de ce qui deviendra le futur Uxem.

J’ai consulté la ‘bible’* de Frans Derabandere, linguiste réputé et spécialiste du West-Vlaams qui nous donne en cinq lignes mille ans d’écriture du nom de Uxem/ Uksem. Voici la liste :

Ukeshem (981), Uckesham (+/- 1035), Ukesham (XI e siècle), Uxheem (1067), Uggeshem (1075), Uxheem (1107), Uxheem et aussi Uxhem (1218), Uxhem (1219), Uxem (1298), Uxem (1867).

Pourquoi faire compliqué lorsqu’on peut faire simple ? Le génie du lieu impose un U, le U de Ukko. En plus la lettre U permet de conserver la même place dans tout classement alphabétique.

Ensuite il suffisait de vérifier quel était le choix des spécialistes de la ‘Taalunie’ qui ont officialisé depuis longtemps Uksem pour Uxem en Flamand-néerlandais du 21e siècle. On remarquera que Uksem est un excellent choix parce que contractant le ‘Uk(e)s(h)em’ de l’an 981 dans la logique des appellations qui suivent.

Oesche, oesche, oesche, il en tient une sacrée Couch…e

Wido Bourel

*Frans Debrabandere, Nederlandse plaatsnamen in Frans-Vlaanderen ‘West-Vlaanderen extra muros’, Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie Vlaamse afdeling, 2021

Gepubliceerd

13.02.2023

Kernwoorden
Reacties

Het verhaal van Vlaanderen

Een introductie tot de Vlaamse canon

Lees dit artikel ook op Facebook: https://www.facebook.com/wido.bourel

Wat ik vind van het verhaal van Vlaanderen? Dat is dé vraag van de week.

Ik heb uiteraard punten van kritiek over dit programma. Maar iets belet me te huilen met de wolven. Tom Waes neem ik er bij, Geert. Al zou onze gemeenschappelijke leermeester Cyriel Moeyaert, bij leven, ook zijn bedenkingen hebben geformuleerd. Zo een figuur maakt het programma juist populair.

Als verlicht amateurhistoricus en autodidact kan ik alleen maar applaudisseren bij elk vulgariserend en volks programma dat onze geschiedenis in de kijker zet. Sinds het onderwijs het vak geschiedenis heeft dichtgeknepen tot iets gevaarlijks raakt de doorsnee Vlaming in trance bij het herontdekken van de Guldensporenslag, het officiële feest van de Vlaamse Gemeenschap, nota bene. Wie had het ooit over “Arm Vlaanderen”?

Een sluwe inleiding tot de Vlaamse Canon

Ik geniet van het venijnig optreden van sommige beroepshistorici. Renegaten als Bruno de Wever en Marc Reynebeau voelen de bui al hangen. Dit programma is nl. een sluwe inleiding voor de aanvaarding van de Vlaamse-canon-die-er-niet-mocht-komen.

Deze strijd zijn ze nu al verloren en dat is goed nieuws. Ik heb wel respect voor een historicus als Jan Dumolyn die als marxist ons de guldensporenslag als sociale strijd presenteert. Deze lezing stoort me niet echt, al is deze maar een deel van het verhaal.

Het ander deel is de eindeloze agressie van Frankrijk en de groei van het verzet van de Vlaamse steden. Een verzet tegen de overmacht van Frankrijk en, met vallen en opstaan, de eerste pogingen tot zelfbestuur van steden en van een regio. Als dat geen feitelijke stap is in de richting van natievorming, wat dan wel?

Het goede nieuws is dat Jan voortaan 11 juli als sociale strijd kan meevieren met een Vlaamse leeuw op zijn woning. Als rode klauwen kunnen helpen om de stap te wagen Jan bezorg ik je een vlag uit Frans-Vlaanderen, al zijn de voorraden, na de voetbalmatch, uitgeput.

Mijn boodschap als Frans-Vlaming aan de dames en heren gediplomeerde historici: ‘Het is een vuile vogel die schijt in zijn nest’. In de Franse school heb ik de geschiedenis van de ‘historische vijand’ geleerd. Dé ‘objectieve’ en enige ware geschiedenis, gezien door een jakobijnse bril. Om hiervan af te kicken leer ik en schrijf ik elke dag over de geschiedenis van onze Lage Landen.

Nota bene: een betere verklaring om de band tussen geschiedenis en identiteit te duiden kan ik niet formuleren.

Gepubliceerd

26.01.2023

Kernwoorden
Reacties

Duizenden leeuwenvlaggen tegen PSG

Frans-Vlaamse amateurploeg speelde tegen de beste club van Frankrijk

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/duizenden-leeuwenvlaggen-tegen-psg/

Voetbal is niet onmiddellijk mijn ding maar gisteren, in het Frans-Vlaamse Kassel, kon ik  er niet omheen: sinds de plaatselijke voetbalploeg zich heeft gekwalificeerd voor de zestiende finale van de Franse beker was er nog maar één onderwerp: een toegangskaart, een geel-zwarte sjaal en een vlag bemachtigen om naar de match te gaan.

De bekendmaking van de volgende tegenstander kwam als een tsunami over in Frans-Vlaanderen. Zesdeklasser Kassel werd uitgeloot tegen Frankrijks nummer 1 Paris Saint-Germain, de rijkste club van het land, met Mbappé, Neymar en andere wereldvedetten. Na een kort moment van aarzeling was het in Kassel beklonken. Men ging die rijk betaalde Parijzenaren laten zien dat voetbal eerst een volksfeest is.

Geel en zwart

De Kasselse club Pays de Cassel, zo heet ze officieel,  speelt in de Franse zesde divisie. Het team bestaat uit liefhebbers die overdag een andere job uitoefenen voor de kost. De club groepeert rond het stadje Kassel, nog geen 3.500 inwoners groot, voetballers uit omliggende dorpen. Vorige week zijn ze er  in geslaagd, na een heroïsche strijd, Wasquehal, een club uit tweede divisie, uit te schakelen.

We zijn hier hartje Frans-Vlaanderen en de shirts van de Kasselse club kleuren geel en zwart. De accommodatie om PSG te ontvangen hebben ze niet maar een deal met eerste divisieclub Lens was snel beklonken. Om er een onvergetelijk feest van te maken. Want een Kasselnaar weet wat feesten betekent: het jaarlijkse carnaval is in de regio  wereldberoemd. Tijdens het Kasselse karnaval  zingen ze hier nog elk jaar van ‘Keere weerom, reuze reuze’. Al zijn ze vandaag de dag hun aloude West-Vlaamse taal verleerd.

Voetbal is oorlog

De voorzitter van een plaatselijke historische vereniging, al evenmin een voetbalfan, zei me heel ernstig: ‘Deze voetbalmatch is een revanche voor de verloren slag van de Kerels van Nicolaas Zannekin tegen de Franse koning’. Ik probeer mijn gesprekspartner voorzichtig wijs te maken dat de eerste slag bij Kassel in 1071, gewonnen door Robert de Fries, een beter referentiekader is voor een overwinning. Intussen verzamelen honderden kinderen voor de foto op de naburige  speelplaats van het plaatselijke collège Robert le Frison. Allen met obligate geel-zwarte shirt omringd door Vlaamse leeuwen die wapperen in de wind.

Uitverkocht

Een drukdoende reporter brult vanachter de micro dat de verkoop van toegangstickets een grandioos succes was. Meer dan 40.000 kaartjes werden verkocht. Ook op de grote schermen in de cafés en Vlaamse herbergen rond de markt zie je het leven in geel en zwart.

De plaatselijke Vlaamse Radio Uylenspiegel, gevestigd op de Kasselse markt, was van plan de match life uit te zenden. Ze weten me  te vertellen dat, alleen vanaf  het verzamelpunt op Kasselmarkt, al 61 autobussen naar Lens vertrekken. Niets is aan het toeval overgelaten om deze voetbalgekte te ondersteunen. Zelfs speciale treinen werden door de Franse spoorwegen ingelegd.

De Vlaamse vlag: een bestseller

Wie  drie dagen  voor de wedstrijd geen vlag van de club kon bemachtigen was er aan voor de moeite. Met de vlag van de club bedoel ik: de Vlaamse leeuw. De handelaars die Vlaamse vlaggen verkopen zijn volledig  uitverkocht. Het verhaal was in grote letters in de krant te lezen:  ‘Racines’, een plaatselijke winkel van regionale producten, liet vorige week zijn klanten via Facebook weten, dat ze nog over een stock Vlaamse vlaggen beschikte. Weinige uren later waren alle resterende negentig Vlaamse vlaggen verkocht.

Kleine tot reuzegrote Vlaamse vlaggen: dit was het best verkochte artikel in Kassel vorige week

Kleine tot reuzegrote Vlaamse vlaggen: dit was het best verkochte artikel in Kassel vorige week. Dezelfde handelaar kon, op de valreep, 250 vlaggen over de grens aankopen. In twee dagen tijd zijn ze allemaal de deur uitgegaan. Commentaar van de vriendelijke zaakvoerder: ‘Had ik er nog meer kunnen inkopen, ik had ze allemaal verkocht: ik ga vandaag nog een nieuwe bestelling plaatsen.’

De paradox van de vlag

Interessant om weten: deze handelaar verklaart dat zij,  in normale tijden,  met een stock van ongeveer  250 Vlaamse leeuwenvlaggen de verkoop van een jaar dekt. Ik ben benieuwd te weten hoeveel winkels in  Vlaamse landelijke gemeenten vandaag zulke aantallen Vlaamse vlaggen verkopen.

In Frans-Vlaanderen, waar de Vlaamse identiteit ernstig wordt bedreigd, is de bevlagging van een huis of gebouw de normaalste zaak van de wereld

In Frans-Vlaanderen, waar de Vlaamse identiteit ernstig wordt bedreigd, is de bevlagging van een huis of gebouw de normaalste zaak van de wereld om zich als Vlaming te uiten. De paradox is toch dat in midden Vlaanderen, daar waar de Vlamingen verregaande vormen van zelfbestuur hebben bemachtigd, met een eigen regering en parlement, de vlag als teken van identiteit wordt betwist en bespot.

De kracht van de underdog

Kassel heeft gisteren 20 minuten lang de nul score kunnen houden. De ongelijke strijd eindigde op een droge 0-7  in het voordeel van PSG. Uiteraard ligt de overwinning niet zozeer in het resultaat dan wel in de deelname. Ik herhaal dat ik niets van voetbal weet. Maar ik heb instinctief een voorkeur voor de bekercompetitie omwille van de kracht van de underdog  die er soms van uitstraalt. Alle condities worden dan ingevuld voor een waar volksfeest.

Dat de grotere ploegen wel eens gezichtsverlies kunnen lijden heeft Kassel bewezen door tweedeklasser Wasquehal uit  te schakelen. Nu, de eerste, echte winnaars in Lens zijn de duizenden Vlaamse leeuwenvlaggen die heel Frankrijk heeft gezien en die de Vlaamse aanwezigheid in Frankrijk bevestigen. Ook de VRT liep in Kassel rond en liet  op het nieuws een supporter horen die het had over zijn ‘identité flamande’. Hier mag het blijkbaar want het is supporterspret en David tegen Goliath. Maar het is een grote vergissing te denken dat deze uiting van identiteit alleen maar voetbalfolklore is.

Gepubliceerd

24.01.2023

Kernwoorden
Reacties

Communiqué de presse: ma réponse à Jean-Paul Couché

L’interview de Monsieur Jean-Paul Couché « le flamand occidental revient dans le concert des langues régionales » contient plusieurs affirmations incorrectes, voir désobligeantes, concernant la Flandre française et la Flandre belge.

  1. JPC estime entre 40 et 50.000 le nombre de locuteurs du Vlaamsch en Flandre française. Cette affirmation est gratuite et ces chiffres tronqués. Il n’existe en réalité aucun recensement précis de cette population. Je ferai à mon tour une estimation de simple bon sens en divisant par dix les chiffres avancés par JPC. Dans le meilleur des cas, 4 à 5.000 personnes seulement sont encore concernés. Une grande partie, très âgée et isolée, n’a malheureusement plus la possibilité, faute d’interlocuteurs, de parler le Vlaamsch qui se perd un peu plus tous les jours. On peut prédire que dans les cinq à dix ans le Vlaamsch aura complètement disparu en Flandre Française. Que JPC veuille justifier les 500.000 euros de subsides octroyés ces dernières années par les HdF est une chose. L’honnêteté la plus élémentaire une autre.
  2. JPC nous parle de 350 jeunes apprenant le Vlaamsch dans une douzaine d’établissements. Etonnant, après toutes ces années de travail et moultes subventions aux frais du contribuable, qu’on puisse faire autant de vacarme pour si peu. A titre de comparaison les cours de néerlandais dispensés de l’école primaire à l’université et dans le cadre de différentes initiatives économiques et scolaires privées concernent, selon une évaluation récente de Monsieur Henri Vaassen, plus de 15.000 élèves et étudiants dans plus de cinquante établissements du Nord de la France. Une initiative comme l’association pour l’enseignement bilingue vit d’aumônes pour assurer les cours à plus d’un millier d’élèves. Les intéressés qui souhaitent apprendre le néerlandais, langue de leurs ancêtres et de leurs voisins seraient-ils des citoyens de seconde zone ? Un poète flamand a dit : le bruit ne fait pas de bien et le bien ne fait pas de bruit.
  3. JPC évoque, pour se donner plus d’importance, les Flamands de Belgique dont un 1,5 millions de locuteurs du flamand occidental. Comment comprendre cette annexion par les chiffres de nos amis et voisins de Flandre belge ? JPC envisage-t-il à lui seul de revoir la Constitution fédérale belge en matière linguistique ? La langue officielle de la Flandre belge s’appelle le néerlandais. Le flamand occidental comme les autres variantes régionales du néerlandais sont utilisés oralement dans la vie de tous les jours. Elles font partie du patrimoine culturel et ne sont l’objet d’aucune interdiction. Pour qu’une collaboration s’engage il faudrait d’abord que JPC revienne à la réalité des choses sur le terrain comme en matière linguistique.
  4. Exemple de réalité des choses : la signalétique bilingue. Comment peut-on espérer être pris au sérieux par des linguistes après la démonstration que Zuudpeëne serait la version flamande de Zuytpeene et Eëkelsbeeke de Esquelbecq. Même les personnes qui ne comprennent pas le flamand/ néerlandais réalisent à la vue de ces panneaux que réduire la Flandre verdoyante et fleurie a une farce ridiculise notre cause.
  5. Je note l’évocation de troisième ordre de JPC quant à langue néerlandaise. Bien entendu la relation du flamand occidental au néerlandais passe bien avant sa relation à l’anglais ou à l’allemand. JPC le sait très bien car il a appris le néerlandais dans sa jeunesse. Il suffit de comparer leur vocabulaire pour s’en rendre compte. La langue néerlandaise est au flamand occidental ce que l’allemand est à l’alsacien. Le flamand est une variante régionale du néerlandais et pas une langue à part. C’est la raison pour laquelle, avec le cercle Andries Steven, nous revendiquons le statut de langue régionale et d’intérêt régional pour le néerlandais, en plus du flamand occidental et du picard, comme c’est déjà le cas pour l’allemand et l’alsacien.
  6. Il est plus que temps d’’arrêter les petits jeux et de mutualiser les ressources dans le cadre d’une tentative de sauvegarde de la langue de nos ancêtres sous toutes ces formes. Il y a une place et pour le flamand occidental et pour le néerlandais. La région perd sa vocation d’ouverture au nord-ouest européen si elle refuse l’intégration du néerlandais dans le concert des langues régionales.
  7. Si l’apprentissage du flamand/ néerlandais n’est pas facilité à court terme en Flandre française alors il faudra que la France accepte un jour que la Flandre belge supprime l’enseignement obligatoire du français dans ses écoles secondaires. JPC confond allègrement ‘modèle d’interdiction’ et ‘modèle de tolérance’. Soyons clair : La tolérance c’est quand on apprend la langue de l’autre comme en Flandre belge. Et l’interdiction c’est quand on refuse de donner un statut régional au néerlandais comme dans les Hauts-de France et à l’ANVT.
Gepubliceerd

18.01.2023

Kernwoorden
Reacties

Wie helpt het onderwijs van het Nederlands in Frankrijk?

In gesprek met Henri Vaassen

Henri Vaassen, docent Nederlands in Duinkerke, Frankrijk.

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/wie-helpt-het-onderwijs-van-het-nederlands-in-frankrijk/

Henri Vaassen is geboren en getogen in Belgisch Limburg uit een Nederlandse vader en een Vlaamse moeder. Na studies aan de KU Leuven doceerde hij zakelijk Frans aan de KU Nijmegen. Hij verruilde Nederland voor Frans-Vlaanderen. H. Vaassen doceerde er 25 jaar lang zakelijk Nederlands aan de ULCO. Dat is de Université du Littoral Côte d’Opale in Duinkerke. Hij is ook oud-voorzitter van het Huis van het Nederlands in Belle. Geen betere gesprekspartner voor een stand van zaken over het onderwijs van het Nederlands in Frans-Vlaanderen.

Men vertelt van alles over het onderwijs van onze taal in Frans-Vlaanderen. Vóór de covid-periode had ik opgevangen dat meer dan 20.000 mensen in de regio Nederlands studeerden. Gaat het onderwijs van het Nederlands in Frans-Vlaanderen dan achteruit?

‘Zo’n vijf jaar geleden volgden 20.000 inwoners van de departementen Nord en Pas-de-Calais Nederlands. Dat klopt, inderdaad. Ik tel dan wel scholieren tot studenten en gepensioneerden samen. Spijtig genoeg is dit de laatste jaren met zo’n kwart gedaald. Er waren toen meer dan 75 middelbare scholen, nu slechts een vijftigtal. Niet alleen corona is hier de schuldige. Vooral in rurale streken schijnt de plaatselijke, artificiële variant van het West-Vlaams volk te trekken.’

Kan men ergens Nederlands leren van het lager onderwijs tot, zeg maar, aan de universiteit?

‘Jazeker. In Roosendaal bij Duinkerke is er een school waar men het programma halftijds in het Nederlands onderwijst. Een gelijkaardig systeem bestaat in een lagere school en college in Halewijn en een lyceum in Toerkonje bij Rijsel. Ook voor de universiteit moet je in Robaais zijn. Daar is een volledige masteropleiding Toegepaste Vreemde Talen, waar het Nederlands kan gekozen worden als major, naast het verplichte Engels. In Duinkerke kon dat vroeger ook, maar dit is geleidelijk aan afgebouwd.’

Waar kan men in Frans-Vlaanderen nog Nederlands leren buiten het officiële onderwijs?

‘Tal van avondscholen organiseren cursussen Nederlands. Ik denk aan het Huis van het Nederlands in Belle of het Huis van Europa in Duinkerke. Verscheidene Kamers van Koophandel, zoals in Rijsel, hebben banden met een vormingsinstituut. Dan zijn er nog een aantal privéondernemingen. Daarvoor moet je wel meestal naar een groter stedelijk centrum. Maar verder dan een basisvorming komt het vaak niet.’

Is de link met ouders of grootouders die de Vlaamse streektaal spraken of nog spreken een motivatie om Nederlands te leren?

Wie nu familiale linken heeft met het Franse West-Vlaams, kiest spijtig genoeg dikwijls voor een avondcursus in dit dialect

‘Dat was nog duidelijk merkbaar toen ik dertig jaar geleden aan de Universiteit van Duinkerke begon. Maar het dialect werd nog slechts gesproken door een oudere, uitdovende generatie. Zo kregen we er eigenlijk steeds minder studenten uit die kringen. Dit verklaart gedeeltelijk de opheffing van de afstudeerrichting. Wie nu familiale linken heeft met het Franse West-Vlaams, kiest spijtig genoeg dikwijls voor een avondcursus in dit dialect. Een dialect dat men zelfs in West-Vlaanderen ternauwernood verstaat!’

Grensgezinnen die hun kinderen van jongs af over de Schreve naar West-Vlaamse scholen sturen: is dat een oplossing?

‘Misschien, net zoals Vlaamse kinderen in Frankrijk school laten lopen een positief effect heeft op hun tweetaligheid later. Maar hoeveel mensen kiezen daar werkelijk voor? Het lijkt me een omslachtige, kostelijke en elitaire keuze. En ieder heeft tenslotte recht op degelijk vreemde-taalonderwijs in eigen land.’

Armand Héroguel is sinds dit jaar emeritus als professor Nederlands aan de universiteit van Rijsel. Waarom is hij nog niet vervangen?

‘Blijkt dat er eind vorig academiejaar geen enkele hoogleraar Nederlands meer was in heel Frankrijk! De Nederlandse Taalunie en de Vlaamse Vertegenwoordiging in Parijs doen hun best om het ministerie van Hoger Onderwijs van het absurde van deze situatie te overtuigen. Je moet weten dat Frankrijk sterk piramidaal denkt en werkt. Als er van bovenaf niets wordt bedacht en georganiseerd, kan de basis doen wat ze wil, het komt er niet. Gefluisterd wordt dat de Universiteit Rijsel, die trouwens nog een klassieke opleiding Neerlandistiek heeft, opnieuw een leerstoel zou krijgen.’

Frankrijk vindt het normaal dat de Vlamingen in België op school verplicht Frans leren. Waarom is er geen reciprociteit voor de Frans-Vlamingen in de grensstreek? Is dat niet een teken van vijandigheid en van een superieur gevoel tegenover onze taal en cultuur?

‘Tja, dit geldt natuurlijk ook voor het Verenigd Koninkrijk en het Engels. Twee wereldtalen met een rijke cultuur en geschiedenis. Beter dan van leer te trekken kunnen we bestaande, groeiende samenwerkingsverbanden in de kijker stellen. Patrice Vergriete en François Decoster, de voorzitters van de Rijselse en Sint-Omaarse agglomeratie, zijn zich bewust van de economische voordelen als zoveel mogelijk Frans-Vlamingen drietalig zouden worden.’

Nietzsche schreef: ‘er is geen hoop’

‘Deze twee vooraanstaanden hebben in deze reeds een aantal initiatieven genomen. Ik geloof dat ze hier nog veel verder in zullen gaan.’

Henri, je bent voorzitter van de Vereniging voor Tweetalig Onderwijs in Noord-Frankrijk. Wat is de rol van deze organisatie?

‘Dit verhaal begon zowat tien jaar geleden. Ons was opgevallen dat in de Elzas 25 000 leerlingen en studenten van tweetalig onderwijs (Frans/Duits) genoten.  Wij zochten naar, en kregen de steun van onze Elzassiche collega’s. Samen maakten wij ons sterk dat dit voor het Nederlands in de grensstreek met Vlaanderen ook moest kunnen.’

‘We hebben hiervoor gelobbyd bij de plaatselijke en nationale autoriteiten. We kregen zelfs gehoor bij de Franse Ambassade in Brussel en de voormalige minister van Onderwijs, Hilde Crevits. Maar de Rijselse Academie, alleen bevoegd voor de organisatie van het officiële onderwijs Nederlands in Noord-Frankrijk, stak hier een stokje voor!’

Wie financierde dan deze opleidingen tot vandaag? Zijn deze opleidingen gratis voor de leerlingen?

‘Dit laatste was voor ons het uitgangspunt. Indien ouders overtuigd kunnen worden hun kinderen ook Nederlands te laten leren vanaf het kleuter- of lager onderwijs, dan zouden zij daar niet financieel voor mogen opdraaien. Ik had het zojuist over: wij mogen de sociaal minder bevoordeelde jongeren niet vergeten.’

‘Het is logisch dat Frankrijk de opleiding van zijn eigen jongeren volledig zelf financiert. Maar waar dat niet gebeurt, bijvoorbeeld in de twintig procent katholieke scholen, kregen we de financiële hulp van een aantal Alnederlandse stichtingen. Voornamelijk Noord & Zuid en het Algemeen Nederlands Verbond.’

Kan je meer concreet zijn: hoeveel geld heeft Tweetalig Onderwijs nodig voor hoeveel leerlingen en leraars in Noord-Frankrijk?

‘In onze beste periode kregen meer dan 1.000 leerlingen een ludieke initiatie Nederlands door ons toedoen. Voor de motivatie en efficiëntie gebeurde dit in groepen van maximaal vijftien leerlingen. 1.000 leerlingen in het basisonderwijs, één uur per week: dat kostte al gauw zo’n 20 000 euro per jaar.’

Kreeg je dan geen steun van het Frans onderwijs?

‘Positief is dat dit ter ore kwam van de Algemene Inspectrice van het Basisonderwijs te Rijsel. Een jaar geleden nam ze de beslissing een tweede leerkracht Nederlands aan te werven. Maar ook hier: geen sprake meer van een derde leerkracht om deze evolutie verder te trekken. Terwijl herhalen onze eigen sponsors steeds luider dat hun hulp tijdelijk is en niet structureel. Zij dreigen zich dus totaal terug te trekken!’

Je plant nu initiatieven te nemen richting het volwassenonderwijs. Is er geen steun denkbaar vanuit de West-Vlaamse werkgeversorganisatie op zoek naar personeel?

‘Zeker als je denkt dat de jeugdwerkloosheid in Noord-Frankrijk hoog is. En dat vooral in Zuid-West-Vlaanderen bedrijven niet eens voldoende werkkrachten vinden. Ik zou zelfs meer zeggen: voor heel wat Noord-Franse bedrijven en handelaars geldt hetzelfde. Die weten maar al te goed dat Benelux hun eerste handelspartner is. Vandaar ons voornemen om vanaf nu ook deze groep te bespelen, in de hoop op deze wijze volwassen studenten en geldelijke middelen aan te trekken!’

Wat is de rol van de Taalunie in dit verhaal?

‘De Taalunie doet veel om de plaatselijke leerkrachten Nederlands te ondersteunen met een aanbod van navorming. Dat was ook het geval in de Duitse grensstreek en daar slaagde het project. Hier schreef zich geen enkele leerkracht individueel in. En weer om dezelfde reden: als de baas, het Rijselse Rectoraat, het niet oplegt en de bijkomende kosten niet betaalt, blijft de basis van de piramide rustig verder doen.’

Kan Europa geen duitje in het zakje doen? Kan men deze opleidingen niet helpen dragen in het kader van de grensoverschrijdende afspraken?

‘Er bestaan Erasmusuitwisselingen, de Rijselse Eurometropool. En er zijn Europese mini- en andere projecten lopende. Rechtstreekse subsidie voor het taalonderwijs is blijkbaar een moeilijkere zaak. Om een projectaanvraag ontvankelijk in te dienen, heb je al een specialist in deze materie nodig. Als puntje bij paaltje komt oordeelt een paritaire commissie hierover. Telkens wanneer we dit in het verleden probeerden, lagen schijnbaar bepaalde Franstaligen steeds weer dwars.’

Toch nog een positieve noot ter afsluiting?

‘Zeker. Steeds meer gemeentebesturen aan deze kant van de Schreve begrijpen sinds kort het nut van een initiatie Nederlands in het basisonderwijs. Het idee om vanaf dit kalenderjaar volwassenencursussen in te richten werd trouwens ingegeven door recente vragen vanwege Franse verenigingen of groeperingen. En dit zelfs in een tiental grotere steden die verder van Belgisch Vlaanderen liggen.’

‘Het is te hopen dat er zich werkelijk geïnteresseerden zullen inschrijven. De hamvraag lijkt me, na mijn ervaring met het Huis van het Nederlands in Belle: Noord-Fransen vinden dat dit gratis, of zo goed als, moet kunnen. Ter vergelijking: voor de avondcursussen Frans West-Vlaams heeft het Gewest Hauts de France en zijn voorzitter, Xavier Bertrand, al wel meer dan 400.000 euro subsidie verleend. De cursisten betalen dus voor een volledig jaar een symbolische som, tussen 5 en 20 euro. Maar hoe gaan we dat voor het zakelijk Nederlands waarmaken?’

Is dit een oproep aan alle voornoemde Vlaamse en Nederlandse instanties en bedrijven?

‘Alle financiële hulp is welkom, inderdaad.’

Gepubliceerd

15.01.2023

Kernwoorden
Reacties

Widopedia in een nieuw kleedje

Een nieuwe blog die mijn verouderde webstek vervangt: dat was een van mijn voornemens voor 2023. Zie hier, beste lezer, het resultaat. De conversie is nog niet volledig maar de nieuwe blog is reeds operationeel. De teksten zijn chronologisch gerangschikt. In de marge vind je verschillende sleutels om ze snel terug te vinden: recente berichten, archieven per maand en per jaar, en alfabetisch met de kernwoorden. Je kan uiteraard ook zoeken naar een woord, een naam, een datum, enz.

Onder elk artikel vind je de datum van verschijning. Ik ben benieuwd wat je vindt van mijn artikels: daarom is ook een vakje voorzien om te reageren.

Wie mijn boeken opzoekt vindt onder de foto een knopje dat leidt naar alle publicaties die nog beschikbaar zijn.

De conversie van mijn webstek tot een blog werd deskundig uitgevoerd door Steven Bellens. Dank Steven!

Veel leesplezier,

Wido

Gepubliceerd

08.01.2023

Kernwoorden
Reacties
Leo
17.01.2023 - 01:20

Laten we aub goed contact houden.
Veel succes in 2023 toegewenst
.
LEO_
.
leo.puissant @ iCloud. Com

Beantwoorden
Daniël Deblaere
17.01.2023 - 05:02

Succes verder!
ik geniet en leer veel bij van je interessante bijdragen.
Daniël

Beantwoorden
Daniël Deblaere
17.01.2023 - 05:03

Succes verder!
ik geniet en leer veel bij van je interessante bijdragen.
Daniël

ps als ik klik op kernwoorden gebeurt er niets….

Beantwoorden
Patrick Clabau
17.01.2023 - 22:47

Knappe dinges, super Blog

Beantwoorden

Vlieg de blauwvoet…

Volgens de deconstructivisten is Hendrik Conscience de grote boosdoener van de Vlaamse geschiedenis. Niemand verwijt Walter Scott fictieve helden als Ivanhoë in het leven heeft geroepen. Maar een Vlaamse romancier als Conscience wordt niet gegund dat hij zich creatief beweegt tussen mythes en geschiedenis. Alhoewel, ik heb me laten wijsmaken dat Conscience vrij goed gedocumenteerd was. Hij had onder meer contacten met Frans-Vlamingen als Edmond de Coussemaker en Lodewijk de Backer en was ooit lid van de Comité Flamand de France.

Neem nu de kreet Vlieg de blauwvoet die Conscience in zijn roman De Kerels van Vlaanderen in het leven roept en die later, dankzij Albrecht Rodenbach, een lied en de roep van een hele Vlaamsgezinde generatie is geworden.

Blijkt nu dat die blauwvoet niet refereert naar een vogel maar naar ene familie Blauwoet of Blauvoet waarvan de eerste historische sporen ons terugbrengen naar de elfde of twaalfde eeuw. De bronnen melden Pervijze, het Veurne-ambacht en het huidige Frans-Vlaanderen als wieg van de familie. Schepenen in het Veurne- ambacht heeten Blau(w)voet, evenals ridders in de omgeving van de Vlaamse graven. Ene Rickaert Blauwvoet sneuvelde in 1328 in Kassel aan de zijde van Zannekin. Een opvallende gewoonte van een familietak die in het huidig Frans-Vlaams grondgebied woonde was dat ze nog heel lang hun kinderen lieten dopen in de Sint-Niklaaskerk te Veurne.

Straffer nog, een wapenschild van de familie Blaeuvoet uit 1651 zou een “vliegend” zwart paard met … blauwe vleugels weergeven. Ik zocht tevergeefs naar een reproductie van het wapenschild van de familie Blauvoet. Is er iemand van mijn lezers die me kan helpen aan het wapenschild van Blauvoet of Blauwvoet? Moeten ons bij de kreet Vlieg de blauwvoet, storm op zee voortaan een mythologisch vliegend paard in de plaats van een jan-van-gent voorstellen? Benieuwd naar jullie reactie.

Bron: https://www.facebook.com/wido.bourel/

Gepubliceerd

22.12.2022

Kernwoorden
Reacties

Kwaakblazen aan de Schelde

De perikelen van de Boerentoren en een toren in Toulouse

Links: het boerentoren ontwerp van Libeskind in Antwerpen, rechts zijn ontwerp voor de Tour Occitanie in Toulouse.

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/kwaakblazen-aan-de-schelde/

Moderne architectuur en Antwerpen, dat is zoals vele zaken in ‘t Stad, een verhaal op zich. Wat staat ons te wachten bij het  renovatieproject van de ‘Boerentoren’? Dat de keuze van Daniël Libeskind als architect niet onmiddellijk peis en vree aankondigt, leert ons de lijdensweg van een ander torenproject van hem in de Occitaanse stad Toulouse.

Antwerpen en moderne architectuur

In de jaren ‘90 hield ik me beroepshalve bezig met uitgaven over architectuur. Wij gaven o.m. een ‘gids voor moderne architectuur in Antwerpen’ uit. Onder deskundige leiding van de auteur kreeg ik de kans om een twintigtal gebouwen, representatief voor de hedendaagse architectuur in de Scheldestad, te bezichtigen. Boeiend, dat wel. Al viel de oogst uiteindelijk vrij mager uit. Ik bezocht ook de konijnenhokken op Linkeroever. Van onze gids kreeg ik het verhaal mee over de architectuurwedstrijd om de Linkeroever in te richten. Dat was in 1933. Een wereldarchitect als Le Corbusier nam deel  aan de wedstrijd. Zijn, en alle andere ontwerpen werden uiteindelijk afgevoerd.

Ik dacht er nog aan toen ik, enkele jaren geleden, de cité radieuse van Le Corbusier in Marseille bezocht. Geen spoor van een ‘stralende stad’ maar een bunkerachtige wooneenheid, gevolg van een even theoretische  als totalitaire benadering op wonen. Ik zag daar een paar  onbemande trendy architectenbureaus en zeldzame kantoren. Verder weinig mensen te bespeuren die er nog echt wilden wonen. Uit ellende had men het gebouw deels vrijgegeven als onderdak voor  migranten. Of Antwerpen meer ‘stralende stad’ was geworden met de uitvoering van de plannen van Le Corbusier valt dus te betwijfelen.

Mijn favoriete stad

In de tijd dat ik vanuit Frans-Vlaanderen naar Antwerpen kwam wonen, was ’t stad, van de Europese steden die ik kende, mijn favoriet. Als ik Antwerpen aan Frans-Vlaamse vrienden liet zien, vestigde ik zo weinig mogelijk de aandacht op die lelijke Linkeroever. Ik vermeed angstvallig nog twee andere plaatsen: de Oudaan, het geklasseerd politiegebouw van Renaat Braem, dat leek op de betonnen kazernes die ik in Oost-Duitsland had gezien, maar dan zonder Vopo’s. En ook de omgeving van … de Boerentoren, meer bepaald de Eiermarkt, een tochtgat van jewelste tussen een ondergrondse garage en een muur van beton. Tot vandaag versnel ik nog steeds als ik er voorbij moet. Mijn gids stelde op een bepaald ogenblik de vraag of wij ons de skyline van Antwerpen konden voorstellen zonder deze twee zogenaamde iconische gebouwen. Ik antwoordde rustig van wel.

Talent van eigen bodem

Niet alleen Le Corbusier, maar ook de Duitser Hermann Josef Stübben, de Vlamingen Huib Hosten, Henry Van de Velde, Léon Stynen, en anderen stuurden ooit ontwerpen voor Linkeroever. Vlamingen dus, waarvan enkelen met roots in Antwerpen, en dat is net iets anders dan een kosmopolitisch architect als Le Corbusier.

Waarom steeds de keuze voor architecten, hoe wereldbekend ook, die gebouwen ergens neerpoten zonder enige affiniteit met de plaats waarvoor ze een ontwerp indienen?

Dat is precies mijn eerste punt met betrekking tot het project van Fernand Huts en Daniël Libeskind voor de Boerentoren. Waarom steeds de keuze voor architecten, hoe wereldbekend ook, die gebouwen ergens neerpoten zonder enige affiniteit met de plaats waarvoor ze een ontwerp indienen? Waarom is het niet mogelijk om er een wedstrijd van te maken en zo een kans te geven aan talent van eigen bodem?  Schat men het niveau van de opleiding architectuur in Vlaanderen en Europa dan zo laag in? Of staat zo’n ‘eigen volk’ gedachte  in de weg van lucratieve, niet traceerbare internationale constructies van financiële aard?

Een toren in Toulouse

De levendige herinnering aan de decennialange klucht van Oosterweel belooft niets goeds voor het project van de Boerentoren. Voor Architect Libeskind, die van conflictueuze projecten zijn handtekening heeft gemaakt, hoort dat er bij. Neem nu zijn project voor een nieuwe toren in de Occitaanse stad Toulouse. Het gaat hier  om een volledige nieuwe toren genaamd Tour Occitanie. Het ding moet komen naast het station, en in de directe omgeving van het geklasseerde Canal du Midi. Men plant een toren van 153 meter hoog, 40 verdiepingen, met 11.000 m2 kantoren, een panoramisch restaurant bovenaan, een Hilton hotel, plus kantoren van de Franse spoorwegen onderaan. Het geheel is voorlopig gebudgetteerd op een slordige 130 miljoen, voornamelijk gefinancierd door Parijse investeerders.

Verzet

Een bouwtoelating werd gegeven in 2019 en het project moest af zijn in 2022. Resultaat: er is nog steeds geen steen gebouwd aan de Tour Occitanie. Protest en juridische procedures draaien voornamelijk rond milieu en sociale bezwaren. De tegenstanders, gegroepeerd in allerlei burgerinitiatieven, verdedigen dat bouwen op zulke hoogte niet de toekomst is van het urbanisme, rekening houdend met de ecologische transitie. Libeskind voorziet in groene beplanting en spiraalvormige tuinen rond het gebouw. Ronduit even utopisch als problematisch voor bewatering, onderhoud en leefbaarheid van planten en bomen op termijn. Er is nog geprocedeerd tegen het feit dat de toren 10.000 omwonenden meer uren in de schaduw zou brengen, en ook wegens het niet passen van zulke toren naast de geklasseerde site van het Canal du midi. De bouwverplichting om een honderdtal sociale woningen in de toren te voorzien werd omzeild door deze woningen elders in de stad te plaatsen.

De burgemeester van Toulouse en de president van de regio ruiken geld en zijn uiteraard voor. Inmiddels hebben de rechtbanken zich uitgesproken over de belangrijkste klachten en mag het project doorgaan. Maar de bouwheren zijn de juridische procedures beu en aarzelen. Er dienen nog lopende juridische pijnpunten met omwonenden te worden opgelost. De financiers willen er niet aan  beginnen zo lang niet alle juridische zaken zijn afgehandeld. Het verhaal duurt nu al een half decennium en nog geen tour Occitanie aan de skyline van Toulouse. Het is de zanger Claude Nougaro die in zijn bekende lied ‘Toulouse’ zong: ‘Vandaag klimmen de buildings hoog’. Afwachten of het morgen in Toulouse nog hoger wordt.

Welke tweede toren voor Antwerpen?

Antwerpen, eerlijk gezegd, is er niet mooier op geworden. Ik denk aan de mislukte, kantoor-achtige omkadering van het Steen. Of aan de geplaveide indigestie van het plein voor het operagebouw, spuuglelijke rode lampen als openbare verlichting, en de vloek van de totaal smakeloze hoogbouw naast dezelfde opera. Moet de Boerentoren zo nodig tot een deconstructivistische kwaakblaas-toren worden veranderd in de schaduw van de kathedraal? Als Fernand Huts werkelijk te veel geld heeft stel ik voor dat hij investeert in de ontbrekende tweede toren van de Onze-Lieve-Vrouw-kathedraal, op het businessmodel van de eeuwige werf van de Sagrada Familia in Barcelona. Hij kan dan 100 jaar lang de uitbating van de eeuwigdurende werf verkrijgen. En de tweede toren benutten voor zijn kunstcollectie. Zijn standbeeld, naast die van kathedraal-ontwerper Pieter Appelmans, wijzend naar de Hutstoren en met een steen op zijn schouder, krijgt hij cadeau van ’t Stad.

Gepubliceerd

20.12.2022

Kernwoorden
Reacties