Op 23 juli 1562 overleed op Slot Hornberg in Baden-Württemberg Götz von Berlichingen (°± 1480), de ridder met de ijzeren vuist. Götz vocht eerst tegen de Turken en de Fransen in het Keizerlijke leger. In 1504, bij de belegering van Landshut, werd hij door een kanonkogel geraakt en verloor hij zijn rechterhand. Er werd hem een mechanische voorarm gemonteerd, die hem zijn legendarische bijnaam gaf.
Later speelde hij een leidende rol in de Boerenkrijg, de zogenaamde “Süddeutscher Bauernkrieg”. Deze was tussen 1524 en 1526 een volksopstand tegen de prinsen en de geestelijkheid. Het speelde zich voornamelijk af in Thüringen, Saksen, maar ook in Franken, Tirol, Zwitserland en de Elzas. Het landvolk kwam in verzet tegen de machthebbers en Götz koos de kant van de verdrukten. Motieven waren sociaal, economisch en ook religieus. Hij was daarin niet alleen: ook Frans von Sickingen, de zogenaamde “machtigste ridder van Duitsland”, met 24.000 manschappen onder zijn bevel, steunde de opstand. Naar schatting kostte de ‘Bauernkrieg’ tussen de 70.000 en 75.000 mensen het leven.
Ooit kocht ik, ergens in het Zwarte Woud, een grote poster (zie eerste illustratie) met de naïeve voorstelling van een zestiende-eeuwse boer die dapper een vlag draagt met erop geborduurd: “FREYHEIT”. De strijd van de boeren en de onderdrukten als symbool voor de vrijheid, en de legendarische ridder met de ijzeren vuist als vendeldrager van het verzet. Götz von Berlichingen werd als vrijheidsstrijder onsterfelijk gemaakt door Goethe, die in 1773 een theaterstuk over hem schreef dat geldt als een hoogtepunt van de Sturm und Drang-literatuur.
Beroemd gebleven zijn de woorden die Goethe aan zijn held toeschreef:
“Von Ihro kaizerliche Majestät hab ich, wie immer, schuldigen Respect. Er aber, sag’s ihm, er kann mich am Arsch lecken.”
“Voor uw keizerlijke majesteit heb ik, als steeds, schuldig respect. Maar zeg hem, hij kan mijn aars likken.”
23.07.2025