Vandaag, precies één jaar nadat ik erover schreef, wil ik mijn Franstalig artikel over het Frans-Vlaamse dorpje Noord-Berkijn (Vieux-Berquin) in het Nederlands aanvullen.
Het dorpje Noord-Berkijn krijgt geen vermelding in toeristische gidsen. De reden is dat de gemeente tijdens de Eerste Wereldoorlog volledig werd verwoest. Mijn interesse voor Noord-Berkijn komt door onze familiegeschiedenis. Sinds 1797 woont onze familie in Kaaster, maar ze zijn eigenlijk afkomstig uit Noord-Berkijn. Waarom verhuisden ze? Was het liefde? Of de kost? Of de gevaren van de revolutionaire tijden? Niemand kan het nog precies vertellen. Wat zeker is: toen mijn voorouder verhuisde, was zijn moedertaal het Frans-Vlaams.
In die tijd vormde de Leie, op vier km van Noord-Berkijn, de taalgrens. Een gedenkplaat op de kerk van Herzele bevestigt dat. Daar staat een Nederlands grafschrift uit de 18e eeuw, voor de pastoor van Herzele, die onze familienaam draagt en in onze stamboom voorkomt. Ook hij was afkomstig uit Noord-Berkijn. Hij koos voor een Nederlandstalig opschrift omdat Frans-Vlaams zijn moedertaal was.
De Grote Oorlog verwoestte grotendeels de gemeentearchieven van Noord-Berkijn. Toch blijven enkele documenten uit de 16e eeuw bewaard. Schepenen, waaronder één met onze familienaam, schreven in die periode vlotte Oud-Nederlandse verslagen. Ook de baljuw van het lokale bosgebied, Pierre of Pieter Bourel, deed dat.
De taalgrens verdeelde de gemeente
Het is moeilijk te reconstrueren wanneer de dorpen in de Leiestreek verfransten. Voor Noord-Berkijn zijn er echter twee interessante getuigenissen.
De eerste komt van Albert Quille, een industrieel uit Mergem (Merville). In 1929 schrijft hij dat halverwege de 19e eeuw Noord-Berkijn op taalgebied in tweeën was gesplitst. De hoofdstraat fungeerde als taalgrens. Noordelijk van de straat was alles Vlaams, ten zuiden alles Frans.
Deze situatie bleef bestaan in de tweede helft van de 19e eeuw. Jules Lemire (1853-1928), een bekende priester-politicus uit Noord-Berkijn, getuigde in het tijdschrift Biekorf over hoe het eraan toe ging. Hij schreef dat de pastoor zijn parochianen voor de zondagsmis telkens in twee groepen splitste. Tijdens de mis sprak hij in het Frans-Vlaams tot de links gezeten parochianen, en in het Frans tot de rechts gezeten groep.
Volgens de Amerikaanse specialist van de Franse negentiende eeuw, Jozef Weber, bleef de taalsituatie in de Leiestreek tot het begin van de Eerste Wereldoorlog bestaan.
01.06.2025
Pol Herman
03.11.2025 - 18:19Voor mijn studie over romaanse doopvonten zoek ik informatie over de twaalfde-eeuwse doopvont die zich in de kerk van Neuf-Berquin bevond. Weet u soms wie mij hierbij kan helpen ? Ze werd beschreven in “Le Nord Monumental en Artistique” in 1897, maar ik vind er geen enkel spoor van. Dank bij voorbaat. Pol Herman, Paulusstraat 34, 1570 Galmaarden