WIDOPEDIA
Een blog over Frans-Vlaanderen, de Nederlanden en Europa
Wido Bourel

Meest recente berichten
Archieven
Kernwoorden

Herdooperslied

Willem de Kleermaker: Een liedjesmaker onthoofd

Op 16 juli 1530 werd een liedjesmaker en wederdoper uit de Westhoek Willem Cousture — ook bekend als Willem de Cleermaker — na martelingen onthoofd. De terechtstelling vond plaats op de Ravensberg, langs de oude heerweg tussen de gemeenten Nieuwkerke en Belle. Met zijn liedjesteksten had Willem de machthebbers op de tenen getrapt.

Dertig jaar later werden zijn liederen nog door bewonderaars in Antwerpen gezongen. Zijn levensverhaal maakte destijds veel indruk en werd bezongen in het Antwerps lied: Herdooperslied van Willem de Cleermaker (zie tekst hieronder).

Willem Cousture, of de Kleermaker, geldt als de eerste bekende liedjesmaker en zanger in de Europese geschiedenis die ter dood werd veroordeeld vanwege zijn muziek en teksten.

WB

HERDOOPERSLIED WILLEM DE KLEERMAKER (1560)

1

Een nieuwe liet,
Vat dit bediedt,
TAntwerpen geschiet
Al in den jare
Van tsestich, siet,
En verwondert niet,
Een man voorware
Met groter schare
Van diefleyders, hoort,
Gebracht werd voort
Van die Steenpoort
In de vierschare.

2

Willem hiet hy:
Hy was so bly,
Cleermaker vry
Binnen der stede.
Als hy nu by
Den heeren, fy,
Quam, ende sy
Hem vraechden mede:
‘Sijt gy herdoopt?
Ons hier ontcnoopt
Waer gy op hoopt
Met recht en rede!’

3

Hy sprac tot haer:
‘Wat vraecht gy daer
Naer mijnen doop claer?
En niet naer mijn leven?
Op dat voorwaer
Ghy al te gaer
Een oordeel daer
Naer soudet gheven?
Ic ben een roof
Naer mijn gheloof,
Der werelt doof,
Die my doet sneven.’

4

Die schout gemeen,
Hert als een steen,
Was niet te vreen
En vroeg met lagen.
Willem sprac: ‘Hoort reen!
Ghebt my voorheen
Gevraecht alleen:
Mach ic ooc vragen?’
Die schout sprac: ‘Beydt!
Gheeft eerst bescheyt
Al van u feyt;
Dan sal ict wagen.’

5

Willem, sonder vaer:
‘In Marcus claer
Int sestiend daer
Daer moecht ghijt lesen:
Wie ghelooft voorwaer
En gedoopt is eenpaer
Die sal hier naer
Eens salich wesen.’
Die schout sprac fijn:
‘Men vraecht, hoort mijn,
Op dit termijn
U niet naer desen.’

6

Terstont, verstaet
Die heeren quaet
Met haren raet
Quamen te voren.
Willem sprac: ‘Vaet1,
Mijn heeren, u baet!
Wijst niet naer ’t placcaet;
Het ware verloren.
Denck toch op den dach
Dien men voorby niet mach,
Als ghy sult roepen: ach,
Ach ware ic herboren!’

7

Sy hebben terstont,
Ghelijc in het ront,
En met eenen mont,
Hem toen verwesen.
O Heere, doet cont
Haer quaden vont,
Dat sy werden gesont
Ende schrifture lesen!
Maect dat haer hert,
Hard als een bert,
Toch soeter wert,                                                                                     
Dat biddic met desen!

8

Smorgens, vroechtijt,
Op de marct wijd,
Met cleender jolijt,
Sy Willem brachten:
Aen den staec, sonder strijdt,
Sy hem met nijt,
Sonder langer respijt,
Gingen versmachten.
Och Godt, o Heer!
Siet toch eens neer
Op u leden teer,
Die sy nu verachten!

9

Ghy, prince jent,
Mijn liedt bekent
Is nu ten ent
Voor u ghesongen.
Ick wasser present
En hem omtrent,
Als hy was ghesent
Voor ouden en jongen,
Daer hy, gereet,
Zijn gheloof beleet
Voor d’overheet.
God loven alle tonghen!

Gepubliceerd

16.07.2025

Kernwoorden
Reacties