Op 20 mei 1940 worden eenentwintig mensen uit een nog grotere groep zogenaamde verdachten, die lukraak in België worden gearresteerd en onwettig overgedragen aan de Franse autoriteiten, vermoord in Abbeville.
Deze werden in België uitgevoerd in opdracht van auditeur-generaal Walter Ganshof van der Meersch en administrateur-generaal voor de veiligheid van de staat Robert de Foy. Historicus Luc Pauwels, in zijn boek “Joris van Severen. Op leven en dood, letterlijk,” meldt dat ‘Ganshof zich later verdedigt door te verwijzen naar minister van Justitie Paul-Emile Janson, die hem het bevel heeft gegeven. En die geeft de hete aardappel door aan premier Hubert Pierlot.’ Voor alle andere arrestaties citeert Pauwels historicus Carlos Vlaemynck, die bevestigt dat ‘de verantwoordelijkheid van de Belgische gezagsdragers in 1940 werd erkend.’
De laffe daad in Abbeville werd gepleegd door dronken Franse soldaten in paniek voor de Duitse bombardementen. Tussen de slachtoffers telde men zeven nationaliteiten: vier Duitsers, één Canadees, één Hongaarse en één Tsjecho-Slowaakse Jood, vier Italianen en twee Nederlanders.
De vermoorde personen met de Belgische nationaliteit waren er acht: Louis Caestecker en Lucien Monami (communist); René Wéry (rexisT); Maria Geerolf-Ceuterick; Jean Henri De Bruyn en Hector Vanderkelen (gelinkt aan de Abwehr); Jan Ryckoort en Joris van Severen (Verdinaso); Maria Geerolf-Ceuterick (gearresteerd in de plaats van haar Nederlandse schoonzoon).
De meest bekende onder de slachtoffers was de leider van het Verdinaso, Joris van Severen, en diens rechterhand Jan Ryckoort. Beide werden in Abbeville begraven.
Twee Franse daders werden in 1942 voor deze feiten veroordeeld tot de doodstraf: luitenant René Caron en sergeant François Mollet. Een derde, kapitein Marcel Dingeon, wellicht de hoofdverantwoordelijke, pleegde zelfmoord.
Het bloedbad had nog ergere proporties kunnen aannemen zonder de kordate tussenkomst van de toevallige Franse luitenant Jean Leclabart, die een einde stelde aan de slachtpartij. Schandalig genoeg: het is niet de moedige Leclabart, maar de medeverantwoordelijke voor het bloedbad, Caron, die, na de oorlog, een straat naar zijn naam kreeg in Abbeville.
Nu een Vlaams-nationalist in dit land premier is, stel ik me de vraag of er een officieel eerherstel zal komen voor alle slachtoffers van het bloedbad bij de muziekkiosk in Abbeville.
20.05.2025