De maand februari, naar mijn aanvoel putje winter, telde zeven zonnige dagen, aldus mijn grootvader. De oudste wijze man van ons dorp, Jérémy, die rond 1875 was geboren, zei me dat een van de dagen van februari, welke dag precies weet ik niet meer, ‘olmendag’ werd genoemd. Hij had nog mensen gekend die een alleenstaande boom opzochten om er op olmendag een wens uit te spreken. Dat moest na zonsondergang en de boom moest dus een olm zijn. Aan de voet van de boom werd een offer begraven in de vorm van een munt.
Lichtmis, op 2 februari. De kaarsen op lichtmis waren een overwinning op de duisternis. Op die dag werden twee kaarsen gewijd, om ze later, met Allerheiligen, aan te steken om de dierbare doden te herdenken. Om de dieren te beschermen moest men een kaars aansteken en deze onder de buik van de dieren schudden. Op lichtmis gold vroeger een bijzondere vorm van gastvrijheid tegenover de armen. Men mocht op die dag ook iemand zijn waarheid zeggen zonder nare gevolgen.
Wolven waren ook verbonden aan Lichtmis: het licht van de zon kon op die dag de wolven zes weken doen vluchten. In Frans-Vlaanderen geloofde men vroeger ook dat kinderen gewekt door een priester in weerwolven veranderden tijdens de nacht van lichtmis.
En tenslotte nog het belangrijkste, de pannenkoeken : een pannenkoek dat men op de grond liet vallen bracht ongeluk. Het dopen van de trouwring in de deeg bracht een vrouw dan weer geluk.
Andere namen voor februari:
Weerspreuken van februari:
02.02.2025