WIDOPEDIA
Een blog over Frans-Vlaanderen, de Nederlanden en Europa
Wido Bourel

Meest recente berichten
Archieven
Kernwoorden

Cyriel Moeyaert (100) krijgt Orde Vlaamse Leeuw

De taalkundige die verliefd werd op Frans-Vlaanderen

Cyriel Moeyaert

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/cyriel-moeyaert-honderd-jaar/

Vandaag werd bekendgemaakt dat E.H. Cyriel Moeyaert dit jaar de Orde van de Vlaamse Leeuw krijgt. Morgen wordt hij 100. Een reden voor een portret.

‘Iets weten, en er ook van overtuigd zijn, dat moet men goed van elkaar onderscheiden’, schrijft Ernst Jünger ergens. Als Cyriel Moeyaert over Frans-Vlaanderen vertelt, hang je aan zijn lippen zoals vroeger aan die van je favoriete leraar geschiedenis. Dat komt niet alleen door zijn parate kennis, maar vooral, door de intieme instemming met zijn overtuiging.

Moeyaert is een van de laatste vertegenwoordigers van een generatie Heel-Nederlandse Vlaamsgezinden die, na de Tweede Wereldoorlog, Frans-Vlaanderen met raad en daad steunden. Cyriel Moeyaert houdt kranig stand en viert op 23 mei zijn honderdste verjaardag.

Moeyaertstraat

Cyriel Moeyaert is geboren op  23 mei 1920 en groeide op in het West-Vlaamse Langemark, juist na Wereldoorlog I.

Moeyaert:  ‘Na de oorlog kochten mijn ouders  in Langemark een boerderij, 60 gemeten en drie paarden groot. Ik ben de jongste van  tien kinderen, drie meisjes en zeven jongens. In het dorp kreeg onze straat de bijnaam Moeyaertstraat.’

Stel je voor: de Westhoek was toen een grote bouwwerf. Alles moest worden heropgebouwd. Het werk was gigantisch, maar met de mensen  kwam ook de hoop terug: ‘Ik  heb er een gelukkige en zorgeloze jeugd beleefd. Het leven van een boerenzoon op het ritme van de seizoenen. Weet je, ik heb nog met de paarden gewerkt’

De geest van het AKVS

Zijn ouders vertelden familieverhalen uit de tijd van de Nederlanden van Willem I. Maar Vlaamsgezind werd Moeyaert uit eigen inzichten, nog voor zijn collegetijd. Zijn oudere broer, Honoré, lid van het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (AKVS),  gaf hem de nodige inspiratie. En ook enkele Vlaamsgezinde leraren. Moeyaert daarover: ‘Het AKVS was toen al over zijn hoogtepunt heen. Maar ik sympathiseerde en las De Blauwvoet en De Vlaamsche vlagge. Zelf werd ik lid van de KSA, de Katholieke Studentenaktie

Hij is een van de laatste getuigen van de generaties  die, in de geest van Rodenbach, in het Kleinseminarie in Roeselare onderwijs hebben gevolgd.

Priester

Moeyaert: ‘Ik heb nog de Psalm van Rodenbach, en Groeningeveld van Gezelle op school voorgedragen. Maar dat was op de lagere school. In die jaren groeide ook mijn belangstelling voor de Nederlandse taal, dankzij schitterende leraars.’

In 1933 begon hij aan  zijn Grieks-Latijnse humaniora aan het Kleinseminarie in Roeselare. Hij wou priester worden. Na twee jaar filosofie in Roeselare, volgden vier jaar theologie in Brugge. Op 8 april 1945 werd hij er tot priester gewijd.

De beste leraar Nederlands ooit

Cyriel Moeyaert begon zijn loopbaan als priester-leraar. Geert Bourgeois,  een oud-leerling van hem, had het op de Nederlandse zender Radio 1 over de beste leraar Nederlands ooit: eigenlijk was elke les van die man een les Nederlands. Hij hamerde telkens opnieuw op het correct gebruik van het Nederlands, hij corrigeerde ons en leerde ons heel veel.

Moeyaert: ‘Dat zijn vleiende woorden, wel een beetje overdreven. Geert was een begaafde leerling. Hij kreeg van mij Latijn, Grieks, godsdienst en Nederlands. In mijn beginnende loopbaan doceerde ik vele vakken, weet je. Ik begon als leraar en eindigde  als diocesaan inspecteur. Maar Nederlands bleef, door mijn carrière heen, mijn vak.’

ABN-spraakkunst

In de eerste jaren van zijn loopbaan gaf Moeyaert les in Izegem. Hij nam er het initiatief om ABN-kernen op te richten. ‘Als ABN-promotor verzamelden we leerlingen die ijverden voor een correcte omgangstaal. Wij organiseerden ABN-weken, ABN-welsprekendheidstornooien, enz. Het was een leuke tijd.

In die periode leerde hij de Nederlandse taalkundige  Dr. P. C. Paardekooper (1920-2013) kennen. Ze waren leeftijdsgenoten en Dr. Paardekoper droeg de Vlaamse zaak een warm hart toe. Door zelfstudie bekwaamde Moeyaert zich in het nieuwe ontledingssysteem van Paardekooper.  Samen  gaven ze in 1963 de Beknopte ABN-spraakkunst uit. Het boek werd een bestseller met elf edities.

Het is dezelfde Paardekooper die Moeyaert bij schrijver André Demedts introduceerde. Zo kwam hij in contact met het Komitee voor Frans-Vlaanderen (KFV).

De ontdekking van Frans-Vlaanderen

In de zomervakantie van 1961 verkende Cyriel Moeyaert Frans-Vlaanderen uitgebreid met de fiets en per brommer: ‘Het was een ware ontdekking. Mijn vrees dat de streek verfranst was bleek ongegrond. In elke gemeente kon ik in het West-Vlaams terecht.’

Vergeet niet dat de Frans-Vlaamse streektaal een schatkamer van het Nederlands is. Ze bewaart middeleeuwse woorden die in het hedendaags Nederlands niet meer bestaan.

Hoe kon een vurig verdediger van het Algemeen Nederlands als hij zich interesseren voor een dialect, wil ik nog weten: ‘Vergeet niet dat de Frans-Vlaamse streektaal een schatkamer van het Nederlands is. Ze bewaart middeleeuwse woorden die in het hedendaags Nederlands niet meer bestaan.

Veldwerk

In de traditie van Guido Gezelle, De Bo en Willem Pee houdt Cyriel van het veldwerk: ‘Ik ben bij de mensen zelf op zoek gegaan naar specifieke  woorden en uitdrukkingen. De oogst verzamelde ik in mijn Woordenboek van het Frans-Vlaams.’*

Decennia lang deed Moeyaert veel opzoekingswerk om oude Nederlandstalige teksten terug te vinden en te ontleden. Heel wat documenten werden hem  toevertrouwd door Frans-Vlamingen die hun eigen taal niet meer konden lezen. Zijn talrijke studies zijn o.m. te vinden in het jaarboek de Franse Nederlanden.

Linguicide

Tijdens zijn vele tochten heeft Moeyaert duizenden foto’s genomen en vele oude documenten gefotokopieerd.  Een verzameling die zeker niet verloren mag gaan.

Ik vraag Cyriel Moeyaert wat het meest veranderd is in Frans-Vlaanderen in al die jaren: ‘De taal natuurlijk. In de jaren 60 kon je nog in bijna alle Frans-Vlaamse gemeenten komen zonder een woord Frans te spreken. Er is in Frans-Vlaanderen en echte linguicide bezig.’

Niet opgeven

Een bezige bij, zo kan je Cyriel Moeyaert het best typeren. Hij bekleedde bestuursmandaten bij de Vereniging Algemeen Nederlands en het Algemeen Nederlands Congres. Maar opvallend is zijn vijftien jaar lange voorzitterschap van het Komitee voor Frans-Vlaanderen (KFV), van 1983 tot 1998.

Moeyaert: ‘Het KFV speelde na de Tweede Wereldoorlog, een leidende rol  inzake Frans-Vlaanderen. Ere wie ere toekomt: het  is vooral de verdienste van zijn algemeen secretaris, Luc Verbeke (1924-2013).’

IJzerwake

De jongere generaties mogen Frans-Vlaanderen niet opgeven, voegt hij er nog aan toe, het werk dient verder gezet.

Zijn mobiliteit is nu beperkt, maar Cyriel Moeyaert gaf tot voor kort het voorbeeld. Vorig jaar hielp hij nog de mis voordragen op de IJzerwake. In december vierde hij zijn 75ste priesterjubileum. En onlangs trakteerde hij ons nog met een typische Moeyaertpublicatie: Het Nederlands in Sint-Omaars door de eeuwen heen*. Wij van Doorbraak heffen het glas op de honderdjarige!

*Wido Bourel,Cyriel Moeyaert. In de taaltuin van mijn vaderen, uitgeverij ID, 2015

*Cyriel Moeyaert, Woordenboek van het Frans-Vlaams, Davidsfonds, 2005 en Het Nederlands in Sint-Omaars door de eeuwen heen, in eigen beheer, 2019.

Gepubliceerd

22.05.2020

Kernwoorden
Reacties

Waarom onze grenzen niet zomaar open gaan

Hoe Frankrijk ons elke dag een beetje meer zijn wil oplegt

Aan de Franse kant heeft men Rambo ingeschakeld om het virus te bestrijden. Al enkele dagen patrouilleren Franse militairen van de antiterrorisme-eenheid Vigipirate aan de grens.

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/waarom-onze-grenzen-niet-zomaar-open-gaan/

De grensbewoners in Frans-Vlaanderen en West-Vlaanderen worden  in de steek gelaten en zijn het stilaan beu. Dat geldt ook voor de mensen in de grensstreek met Nederland, zoals onlangs bleek uit de teruggefloten  beslissing van de Limburgse provinciegouverneur. Wanneer kunnen zij hun familie, ouders, kinderen terugzien die aan weerskanten van de grens wonen? De pers interesseert enkel de opening van landsgrenzen met het oog op vakantie. Maar wie familie heeft aan de overkant is geen toerist en wordt gewoon vergeten.

Frankrijk gidsland?

Marc van Ranst verwittigde ons in de eerste dagen van de pandemie: België zou dezelfde lockdownagenda krijgen als Frankrijk. Hij herhaalde het bijna dagelijks: ‘De Walen kijken alleen naar de Franse TV’. En dus is de keuze snel gemaakt en wordt de agenda in Parijs bepaald. Zo weten wij wie voor dit land beslist.

Het gaat eigenlijk van kwaad naar erger: Michel heeft zijn Europese carrière aan de Franse president Macron te danken. Hij gedraagt zich als zijn gehoorzame secretaris aan het hoofd van de EU. En zo is het ook met premier Wilmès gegaan. Ze dankt haar blitzcarrière enkel aan de stoelendans met Michel. Macron vindt haar heel bekwaam, hoe zou dat komen? Michel en Wilmès kunnen  hun rol van tweederangs waterdragers van de ultraliberale Franse politiek moeilijk verbergen.

Bart de Wever wil, begrijpelijk, dat Vlaanderen  economisch zijn treincoupé aan de Duitse trein hangt.

Vlaanderen wordt tegen wil en dank in de tang genomen en meegezogen in het Franse kamp. Bart de Wever wil, begrijpelijk, dat Vlaanderen  economisch zijn treincoupé aan de Duitse trein hangt. Los van de financiële situatie, vrees ik dat wij deze trein gaan missen als ik zie hoe dit land, elke dag een beetje meer richting Frankrijk glijdt.

Geen onderwerp

Maar het gaat niet enkel over de Franstaligen. Het valt bijna niet op hoe dikwijls de VRT-journalisten het over lockdown situaties in Frankrijk hebben, bezoek aan illegale vluchtelingenkampen in Kales incluis. Dat laatste valt blijkbaar ook onder het begrip ‘essentiële verplaatsing’. Maar de grensbewoners die snakken naar een beetje bewegingsvrijheid en dagelijks kilometers moeten omrijden om een brood te kopen i.p.v. in de winkel op 100 meter voorbij de grens, is geen onderwerp.

Ik telde vorige week hoe vaak de VRT-nieuwsdienst telkens opnieuw zijn inspiratie in Frankrijk zoekt. Als je vergelijkt met Nederland en Duitsland is dat in een verhouding van één tot drie reportages. Frankrijk als gidsland van België en van de Openbare Omroep?

Aan weerskanten van de schreve

De inwoners van de Westhoek aan beide kanten noemen de grens ‘de schreve’. Een kromme, kunstmatige stippellijn op een kaart zeg maar. Maar deze dagen gaat het er helemaal anders aan toe en weegt de grens plots heel zwaar.

Niet essentiële verplaatsingen worden beboet, begrijpelijk in tijden van pandemie. Maar wie een overtreding begaat wordt niet in het land van de inbreuk beboet. Hij wordt naar de politiecontrole van het ander land verwezen. De Vlaamse politie beboet dus voor een inbreuk op Frans grondgebied en omgekeerd. Terwijl de brave burger zich er bij neerlegt en betaalt, blijft de vraag hoe legaal dit allemaal is.

Staatsvijand nr. 1

Je riskeert ook een astronomische geldboete als je voorbij de grens wandelt naar de winkel aan de overkant van de straat. Men terroriseert hiermee de gewone mens die even buiten komt om proviand in te slaan.

Tot in de kleinste veldwegen werden de doorgangen versperd met containers en betonnen blokken. Alsof de plaatselijke boeren op hun tractors en de schaarse fietsers staatsvijand nummer 1 zijn geworden. Het is niet waar dat mensen zich  zo maar voor de lol over de grens bewegen als de meeste winkels gesloten zijn.

Hebben deze zwaargewapende elitekorpsen niets anders te doen dan de stoere jongen spelen in Bachten de Kupe?

Aan de Franse kant heeft men Rambo ingeschakeld om het virus te bestrijden. Al enkele dagen patrouilleren Franse militairen van de antiterrorisme-eenheid Vigipirate aan de grens. Stel je voor: antiterrorisme-acties tussen de grensdorpjes Watou en Winnezele waar zelfs in normale tijd geen kat de grens oversteekt. Waarom zijn deze oorlogstaferelen nodig terwijl de plaatselijke inwoners in hun kot blijven? Hebben deze zwaargewapende elitekorpsen niets anders te doen dan de stoere jongen spelen in Bachten de Kupe? Of wil men Jan Modaal nog meer afschrikken met maatregelen een politiestaat waardig?

Quo vadis Benelux?

Net als in het dorpje Abele aan de schreve kent men aan de Vlaams Nederlandse grens, in Baarle-Hertog en Baarle-Nassau, dezelfde situatie met de hoofdstraat van de gemeente als staatsgrens. Waarom zulke zottigheden nooit gecorrigeerd werden in de loop der eeuwen? Tijdens conflicten en oorlogen leidde deze ‘folklore’ nochtans tot grenzen van prikkeldraden. Met doden en gewonden zoals tijdens Wereldoorlog I. De inwoners hebben geleerd hiermee te leven, hoor je wel eens zeggen. Ze hebben geen andere keuze, maar zulke situaties zijn in coronatijden onleefbaar.

op het moment dat Europa grandioos afwezig blijft

Verbazend is het dat Vlaanderen en Nederland er niet in slagen tijdig initiatieven te nemen in het kader van Benelux om de binnengrenzen sneller te openen. Onbegrijpelijk ook dat de landen van Benelux, op het moment dat Europa grandioos afwezig blijft, niet willen een en dezelfde politiek te voeren inzake economische maatregelen, gezamenlijke sluiting en opening van bedrijven en horeca. Ook minimale solidariteit zou een voorbeeld stellen: elkaar helpen en ondersteunen voor de medische en intensieve zorgen, enz.

De Nederlandse aanpak

Wat was het verschil geweest, hadden wij in Benelux de Nederlandse aanpak toegepast in plaats van de Franse?  Men hoeft de statistieken maar te lezen: niet meer zieken; niet meer doden. Maar wel meer bedrijven en winkels die actief bleven, met veel minder economische schade tot gevolg. En, ook meegenomen: minder fake coronanieuws in de pers.

Blijft nog de vraag van één miljoen: waarom werkt de Benelux-aanpak niet meer? Nederland en Vlaanderen zouden er alleen maar voordelen van ondervinden. Het Groothertogdom ook, mits België meedoet. Maar België blijft in deze tragische tijden afwezig omdat Wilmès en Michel de Franse trein richting Parijs hebben genomen. Liever dit bijna failliete land aan Frankrijk verkopen dan afspraken maken met de erfgenamen van Willem I.

Gepubliceerd

19.05.2020

Kernwoorden
Reacties

De bussebomen zijn naar de wuppe

In zijn cyclus over Pasen* stelt de Franse folklorist van Nederlandse oorsprong Arnold van Gennep (1873-1957) vast dat, met Pasen, in Frankrijk, alleen in het Noorden de gewijde twijgen van de busseboom of buxus veelvuldig worden gebruikt. In andere streken in Frankrijk, schrijft hij nog, wordt hiervoor niet de buxus maar de hulst of de laurier, en, in zuiderse landen, ook wel eens de olijfboom benut.

De buxus deelt Vlaanderen en Nederland met Engeland, Schotland, Wallonië en ook West- en Zuid-Duitsland. Binnen dat  gebied moet dit boompje ooit inheems zijn geweest.

Buxus, hulst, laurier: het zijn allemaal wintergroene bomen waarvan de  twijgen voor onze voorouders stonden als zinnebeeld van levenskracht. Frans van Immerseel* schrijft ook: “het bukshout  is tevens zinnebeeld van de hoop. Het ‘semper virens’ blijft altijd groen in winter en zomer en betekent het eeuwig blijvend geloof van een volk”.

(lees verder onder de foto)

Magisch boompje

De christelijke traditie rond Pasen is allesomvattend. Men zou bijna over het hoofd zien dat ook heel  wat oude voorchristelijke lenterituelen en tradities nog  verweven zijn met het Paasfeest. Pasen staat in het teken van het ontwaken van de natuur, de overwinning van het licht op de duisternis en van de zomer op de winter. Oostermaand, de  in onbruik geraakte aloude naam voor de maand april in onze streken, is een oude voorchristelijke  benaming voor deze periode van het jaar: Ostern in het Duits, en Easter in het Engels.

De palmboom van de Christenen en de Joden is echter de echte palmboom of dadelpalm (phoenix dactylifera), boom die veel voorkomt in de Bijbelse landen. Niet te verwarren met  ons palmboompje, de buxus of busseboom (buxus sempervirens). De buxus was in de Griekse oudheid  gewijd aan Pluto, de god van de onderwereld ; aan Venus, de godin van de liefde ; en aan de Moedergodin Cybele.

Cybele was het symbool van vruchtbaarheid, de kracht in de aarde of in het graan. Als Oermoeder van alle prehistorische godheden draagt ze een sleutel die de poorten van de aarde opent met alle rijkdommen die iedere lente laat ontspruiten. Cybele was de godin van de natuur en van de vegetatie, van de heropstanding van de lente na de dood van de winter.

In Toscane, lang geleden, vervaardigde men fluitjes uit buxushout, speciaal voor religieuze rituelen. Het hout van de buxus is bijzonder vast en duurzaam. Het trotseert zelfs het vuur, wist Plinius de Oudere al in het begin van onze tijdrekening. Het  wordt nog steeds gebruikt voor het maken van allerlei muziekinstrumenten als blokfluiten, barokhobo’s en traverso’s. Er werden ook  kleine voorwerpen mee vervaardigd, dikwijls  met een religieuze of symbolische inslag, zoals gebedsnoten, zetletters,  rozenkransen, kruisbeelden, weefspoelen, schaakstukken, enz.

Ook voor de Galliërs was de buxus een magische plant die een belangrijke plaats innam in godsdienstige rituelen. In landen met dominante Germaanse cultuur verwijzen heel wat gewoonten en tradities eveneens naar een oudere  verering voor deze boom in de opkomende lente. De gewijde twijgen van de bussenboom verwijzen naar aloude heidense sporen, net  als  het halen van paaswater, het rapen en eten van paaseieren, het ontsteken van lentevuren zoals het Borellefeest in Dranouter. Vroeger bakte men ook  paasbrood en allerlei vormen van koeken en gebak. Bijna overal in de oude Nederlanden werden  palmpasens in vele vormen in elkaar geknutseld. Guido Gezelle noemt de palmpaas voor West- en Frans-Vlaanderen “een palmsteert, een lange krulswijs ontspeeld, met bosseboom (busseboom ) en blommen gepint, die op Palme-Zondag meegedaan wordt naar de kerk om aldaar gewijd te worden”.

Bij ons thuis

De twijgen van de bussenboom werden, na wijding in de kerk, benut voor allerlei vormen van bescherming en bijgeloof. Bij ons thuis, en ook bij mijn grootouders, hing overal in elke kamer buxus achter het kruisbeeld. Elk jaar met Pasen werd het vernieuwd.

In de tuin, op de akkers en op elk stuk grond werden buxustwijgen in de grond gestoken. Het was niet de bedoeling, aldus grootvader, dat die twijgen wortel zouden schieten. Ze moesten elk jaar worden vervangen en de nog  levende twijgjes van het jaar voordien, uitgetrokken.

Bij mijn grootouders kon je er niet naast kijken:  een twijg van de bussenboom hing ook  boven de voor – achterdeur van het huis, achter de klok, en ook op zolder. Ik vermoed dat er ook een heel  reserve aan  gewijde palmtakjes in huis werden bewaard. Want bij zwaar onweer ging grootmoeder wel eens aan in de open voordeur staan, gewapend met een hele bos bussenboomtwijgen in de hand die ze voordien lichtjes had laten  aanbranden, schuddend richting de boze hemel en luidop biddend dat men gespaard zou blijven van  dunder en van blesmer. En het hielp …

Volgens grootvader moest zo een bussemboomtakje op elke uithoek van de akker. En niet op één uithoek zoals sommigen dat deden. Opvallend was dat grootvader niet rond de akker liep om dit te doen. Hij volgde de lijnen van een X of van een Andrieskruis, diagonaal dus.  Waarom moest dat zo? ‘Het was azo’, antwoordde hij, en ik moest verder geen moeilijke vragen stellen. Hij wist niet waarom, maar zo had zijn vader het hem ooit voorgedaan en deze wijsheid was wet.

Je moest er nog vroeg voor opstaan ook want het steken van die twijgen aan de uithoek van de akker moest  nuchter gebeuren. Grootvader leerde me ook de neerslag van de dauw in de palm van de hand laten lopen en dan opdrinken. Enkel water van de dauw mocht op een nuchtere maag zei hij.

Herinneringen aan de Paastijd

Pasen, was thuis uiteraard de tijd voor grote schoonmaak. En de  kinderen kregen dan de lang beloofde nieuwe kleren.

Op goede vrijdag en ook de dag voordien, op witte donderdag   liepen in  Kaaster, ons dorp, de misdienaars van huis tot huis en van boerderij tot boerderij om eieren te vragen. Ze draaiden hevig met hun luidruchtige houten ratels. Iemand vertelde me ooit dat ze wellicht ook van buxushout waren gemaakt. Volgens A.P. van Gilst “een uitgesproken vruchtbaarheidsgebruik dat nog in weinig plaatsen bekendheid geniet”*. Als de deur van een huis openging was het om de misdienaars eieren,  geen chocolade- maar echte eieren, mee te geven. Ik ben er niet meer zeker van, maar ik denk dat deze eieren later aan de armere gezinnen werden uitgedeeld. Mijn moeder vertelde  ons dat de houten ratels  ‘het geluid van de klokken, die naar Rome waren gevlogen’ vervingen…

Oeroud bijgeloof

Deze oeroude formules van bijgeloof heb ik nog van mijn ouders en grootouders gehoord:

Brood, gebakken op goede vrijdag, kan niet slecht worden. Een stukje brood werd bewaard om bij ziekte toe te dienen.

Water gewijd op goede vrijdag geneest alle ziektes en werd gebruikt om stervenden te zegenen.

Het drinken van dauwwater op een nuchtere maag  heeft een zuiverend, geneeskrachtig effect.

Men moet  assen van het vuur aangestoken op goede vrijdag bewaren. Ze beschermen het huis.

Een wichelroede moet men op goede vrijdag snijden.

Een kind geboren op goede vrijdag brengt geluk.

Een kind geboren op goede vrijdag heeft de bijzondere gave mensen te genezen.

Een bussenboomtwijgje op zolder beschermt het huis tegen een blikseminslag. Hangt het boven  de deur van het huis  dan blijven de boze geesten buiten.

En ook  deze weervoorspellingen:

Een natte Goede Week laat de aarde niet in de steek.

De wind die blaast op Palmzondag zal het hele jaar de heersende wind zijn.

‘Naar de wuppe’

In Kaaster heb je ook langs de oude Heerweg  een gehucht die de Bussenboom noemt. Het was ook de naam van een plaatselijke aloude herberg. Een bussenboom was vroeger in zowat alle Frans-Vlaamse tuinen aanwezig en beschermde mensen, dieren en planten van onheil. Soms prachtige oude exemplaren deskundig gesnoeid door de tuinman des huizes. Het is niet toevallig dat, sinds de buxusmot zo veel bussenbomen heeft vernield, de wereld stilaan naar de wuppe is.

*Arnold van Gennep, Le folklore de la Flandre et du Hainaut français, 1936.

*A.P. van Gilst, Het Paasfeest in geschiedenis en volksgebruiken, Enschede, 1992.

* Marcel De Cleene en Marie-Claire Lejeune, Compendium van de rituele planten in Europa, 1999.

Gepubliceerd

12.04.2020

Kernwoorden
Reacties

De Pesthuizen van Steenvoorde

(Steenvoorde, de pesthuizen en het pestkerkhof, Flandria Illustrata)

In Steenvoorde, in de Poperingestraat, naast huisnummer 14, leidt een onopvallende smalle gang naar enkele kleine huizen achter de huizenrij . Weinige mensen weten dat dit de toegang was tot het vroegere pestkwartier van het stadje… 

Op de kaart van Steenvoorde in de Flandria Illustrata van Sanderus kan je het pestkwartier duidelijk waarnemen. Een weg leidt naar een groep afgezonderde huizen, door de tekenaar pesthuysen genaamd. Men telt er elf huizen in u-vorm, opvallend los van elkaar gepositioneerd. In het midden zie je enkele kruisen en de melding pestkerkhoff. De Flandria Ilustrata van Sanderus verscheen in 1641 en dit betekent dat de pest voor onze voorouders nog een realiteit was in de 17de eeuw.

De pesthuizen van toen zijn verdwenen. Maar je kan nog steeds langs deze akelige plaats van herinnering passeren. In mijn jeugd kon je nog voor een van de huidige woningen een steen zien. Hij was met een jaargang gemerkt. Dat jaar, dat ik toen niet noteerde, herinnert wellicht aan het jaar van de bouw van deze pesthuizen en aan de sombere periode van de pest in Steenvoorde. Wie gaat eens kijken of de steen met de jaarmelding er nog ligt?

Gepubliceerd

01.04.2020

Kernwoorden
Reacties

Over Hazebroek….

Gepubliceerd

27.03.2020

Kernwoorden
Reacties

Vlaamse onafhankelijkheid: willen, kunnen en verlangen

Drie vragen

Een onafhankelijk Vlaanderen in confederatie met Nederland? Waarom niet?

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/vlaamse-onafhankelijkheid-willen-kunnen-en-verlangen/

De pasmunt voor de huidige politieke impasse is, eens te meer, de minorisering van de Vlaamse meerderheid. Dat doet me als Frans-Vlaming — en dus als observator — nadenken  over de Vlaamse onafhankelijkheid en haar gevolgen.

Als drijfveer voor Vlaamse onafhankelijkheid zie ik momenteel het niet meer functioneren van de Belgische instellingen. Ik mis in Vlaanderen de wil tot natievorming van een meerderheid van het Vlaamse volk. Is de verrotting van het Belgische systeem voldoende om een onafhankelijkheidsscenario tot een succesvol einde te brengen? Is dit een strategie? Ik betwijfel het, en de Vlamingen ontsnappen niet aan drie prangende vragen die ze eerst positief moeten beantwoorden. Willen we het? Kunnen we het? Verlangen we het?

Blijft Wallonië samen?

In vergelijking met Vlaanderen vormt Wallonië veel minder een eenheid. Waarom zou de provincie Luxemburg bij het arme Wallonië blijven? De keuze voor het welgestelde Groothertogdom Luxemburg, waarmee het historische banden kan inroepen, is ongetwijfeld een waardevolle mogelijkheid.

Zelfde vraag voor de Oostkantons die in dezelfde richting kunnen denken en/of kunnen teruggaan naar de situatie van vóór 1918 en kiezen voor Duitsland. Blijft dan een romp-Wallonië over dat op termijn onleefbaar is zonder Brussel.

Frankrijk tot in het Zoniënwoud?

De vanzelfsprekende buitenlandse bondgenoot voor Wallonië is Frankrijk. Als Frans-Vlaming waarschuw ik voor de gevolgen van het verschuiven van de Franse grenzen tot aan het Zoniënwoud. In geval van een fusie van Wallonië met Frankrijk wordt dit nochtans de realiteit. Frankrijk dat voortaan aan de poorten van Brussel begint, met of zonder corridor.

een alternatief met als naam… Nieuw België

Niets nieuw onder de zon: het is voor Vlaanderen van levensbelang om Brussel, hoofdstad van Europa en zetel van grote internationale instellingen, niet — nooit — los te laten. Al spreekt men daar morgen enkel nog Arabisch of Kikongo. Evenmin kan de combinatie WalloBrux door de Vlaamse beugel want het leidt tot een alternatief met als naam… Nieuw België.

Nieuw België?

Als twee partners, drager van een gemeenschappelijke naam, uit elkaar gaan, stelt zich de vraag: wat met die naam? Het antwoord luidt: de meerderheid van dit land mag de fout niet maken de naam België cadeau te geven aan de tegenpartij. Vlaanderen moet de naam en het ‘merk’ Belgium, België, Belgien, Belgique claimen. De afspraak moet zijn dat deze naam in geen geval nog mag worden gebruikt door de nieuwe entiteiten.

Stel je even voor: een romp-Wallonië gaat verder als nieuwe staat, drager van de naam België of Nieuw België. De Vlaamse diplomatie en onze bedrijven zouden op wereldschaal jaren moeten zwoegen om de schade goed te maken. Terwijl de lachende nieuwe staat met de Belgische pluimen gaat lopen.

Echt confederalisme?

Met het Verenigd Koninkrijk in brexitmodus kunnen wij, in Europees verband, op de Britten niet meer rekenen om de Fransen van antwoord te dienen. Met Duitsland blijft het een open vraag hoe soeverein dit land zich zal gedragen als het op een conflictueuze situatie met Frankrijk aankomt. Verder belooft de Europese houding rond de Catalaanse zaak en politieke gevangenen, alsook het koud en warm blazen voor Schotland, niets goeds.

Gelukkig is er nog Nederland met wie Vlaanderen pragmatische afspraken kan maken voor de toekomst. Ik zou dus, samen met de Vlaamse onafhankelijkheid, het confederalisme voorbereiden. Ik bedoel hiermee het confederalisme tussen de nieuwe Vlaamse staat en Nederland. Maar ook voor dit scenario blijven mijn drie vragen overeind. Willen we het? Kunnen we het? Verlangen we het?

Gepubliceerd

15.03.2020

Kernwoorden
Reacties

La mesure du temps

Symboles et traditions

Klik hier voor de Nederlandstalige tekst

Un peu partout dans les anciens Pays-Bas et en Europe on retrouve très tôt des traces de la mesure du temps et des symboles qui s’y rapportent. Le soleil jouait alors un rôle central. Mais il était pour nos lointains ancêtres plus facile de mesurer le temps en observant les phases de la lune. C’est pourquoi ils comptaient les nuits et non pas les jours.

Aux temps les plus anciens, l’année ne comptait que deux saisons, l’été et l’hiver. C’est l’origine de nombreux symboles qui représentent la division de l’année en deux périodes. Cercles et losanges en brique et ancres en fer forgé qui ornent les pignons et les murs des maisons et de leurs dépendances. Si  presque plus personne n’en connait aujourd’hui leur véritable signification c’est que ces symboles remontent à la nuit des temps.

Certains signes que l’on retrouve dans l’architecture locale mais aussi sur les monuments funéraires, représentent la position du soleil tout au long du jour et de l’année. La symbolique des quatre saisons qui nous est plus familière est également présente.

La mesure du temps inventarise l’ensemble des signes protecteurs sur les maisons de Flandre. Les nombreuses illustrations sont de la main de l’auteur.

Titre
Het meten van de tijd – La mesure du temps
Edition
bilingue français-néerlandais
ISBN
9789491436093
NUR
680
Editeur
Uitgeverij ID
Format
21 x 21 cm, 40 pages et plus de 90 illustrations
Prix
€ 9 + € 6 de frais d’envoi (Belgique)
Autres pays: nous consulter
Kernwoorden

Olla Vogala

L’histoire de la langue des Flamands en France et ailleurs

Klik hier voor de Nederlandstalige tekst

Cette histoire bilingue (français-néerlandais) de la langue des Flamands remonte aux origines du flamand occidental tel qu’il est encore parlé en Flandre française. Le flamand et sa langue culturelle le néerlandais sont issus en ligne directe du francique, langue germanique des fondateurs du royaume des Francs et qui fut parlé jusqu’aux portes de Paris. En point de repère, à cette époque, la génèse de ce qui allait devenir la langue française ne faisait que s’amorcer.

Aujourd’hui le flamand occidental n’est plus guère parlé que par quelques milliers de Flamands de France. Sa disparition sur le territoire français est imminente. L’auteur retrace l’histoire de ce linguicide, conséquence de siècles de centralisation jacobine et de nivellement culturel. Refusant cette perte d’identité il plaide en faveur de la promotion du néerlandais, langue culturelle du dialecte flamand occidental parlée par près de 25 millions d’Européens.

Ce livre s’adresse à tous les Flamands de France qui s’intéressent à la langue qui fut parlée par leurs parents. Il intéressera également tous les germanistes, ainsi que celles et ceux qui se passionnent pour les langues et les cultures minoritaires de l’Hexagone.

Titre
Olla Vogala. L’histoire de la langue des Flamands en France et ailleurs
Edition
bilingue français-néerlandais
Editeur
Yoran Embanner (Bretagne)
ISBN
978-2-36747-0474
Format
12,5 x 19 cm
paperback – 177 blz.
Prix
€ 9 + € 6 de frais d’envoi (Belgique)
Autres pays: nous consulter
Kernwoorden

De eer van Frans-Vlaanderen

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/recensies/de-eer-van-frans-vlaanderen/

Een nieuw boek over de leider van de Vlaamse beweging in Frankrijk, Jean-Marie Gantois, noopt tot een gesprek over biografie én gebiografeerde. Frans-Vlaming Wido Bourel laat zijn licht schijnen over de nieuwe biografie.

Jean-Marie Gantois, dat is toch dezelfde als l’abbé Gantois?

‘Jazeker, hij werd priester gewijd in 1931 en studeerde letteren en wijsbegeerte aan de Katholieke Universiteit van Rijsel. Hij was toen al voor de Franse autoriteiten, de kerkelijke en de politieke, geen onbeschreven blad. In 1924, op zijn 20ste, trok hij al de aandacht als medestichter en eerste voorzitter van het Vlaamsch Verbond van Frankrijk (VVF)waarvan hij de bezieler bleef tot in 1944. Hij was ook van 1929 tot 1944 hoofdredacteur van zowel De Torrewachter als van Le Lion de Flandre. Deze twee bladen en het VVF waren de motor van de Vlaamse beweging in Frans-Vlaanderen. Met Gantois aan het stuur.’

Wat brengt ons het boek van Eric Vanneufville? Wie is die auteur?

‘Eric Vanneufville (°1950) is een zeer verdienstelijke Frans-Vlaamse historicus met een twintigtal werken op zijn naam die allemaal betrekking hebben op Vlaanderen en het Nederlands. Zijn bekendste is Histoire de Flandre. Le point de vue flamand, uit 2016, dat al aan zijn derde uitgave toe is.[1] Ik bewonder het historische werk van Eric Vanneufville, maar in alle vriendschap moet ik toegeven dat zijn benadering van Gantois niet helemaal de mijne is.’

Tweede Wereldoorlog

Had Gantois een oorlogsverleden?

In het VVF vond men zowel Frans-Vlamingen die in het verzet stonden en andere die collaboreerden met de Duitsers

‘Uiteraard, aangezien hij in 1904 geboren is… Of hij heeft gecollaboreerd, bedoel je? In 1940, bij begin van de Tweede Wereldoorlog, werd het VVF door de Franse overheid verboden, gewoon omdat het ‘verdacht’ was. Gantois legde zich daar niet bij neer en bracht in 1941, tijdens de bezetting, het VVF weer op gang. Gantois beperkte deze activiteiten in Frans-Vlaanderen tot het culturele domein. Werven voor het Oostfront, zoals andere Vlaamse priesters werd aangewreven, was er bij Gantois nooit bij. In het VVF vond men zowel Frans-Vlamingen die in het verzet stonden en andere die collaboreerden met de Duitsers. Daarover mis ik bij Vanneufville nuances en aanvullende informatie.’

Werd Gantois na de oorlog veroordeeld?

tot vijf jaar cel veroordeeld, niet wegens collaboratie, maar wegens… separatisme

‘Hij werd aangehouden samen met andere leidende figuren van het VVF. Na een onwaarschijnlijk leugenachtige en hysterische perscampagne tegen Gantois eiste de aanklager op zijn proces niet minder dan de doodstraf. Uiteindelijk werd hij tot vijf jaar cel veroordeeld, niet wegens collaboratie, maar wegens… separatisme. Al in 1948 kwam hij weer vrij en in 1952 kreeg Gantois zelfs amnestie.

Hierover had Vanneufville nieuwe elementen kunnen aanbrengen. Bijvoorbeeld over de interventies van Gantois bij de Duitse autoriteiten om Frans-Vlamingen te redden van vervolging of deportatie, over de tegenstand die Gantois ondervond van Duitse officieren en over andere Duitse gezagdragers die hem tegemoetkomend behandelden en banden bleken te hebben met de verzetsbeweging in Duitsland zelf. Iedereen die een beetje te goeder trouw was, wist dat Gantois geen nazi was. Dat onderstreept ook Vanneufville.’

Heel-Nederland

Nu was Gantois geen gewone ‘taalstrijder’, maar een overtuigde Heel-Nederlander, niet?

‘Zeer zeker. Dat wordt verwoord door zijn vroeger zeer bekende versregels:

 Ik ben geen Frans-Vlaming.

Ik ben geen Zuid-Vlaming.

Ik ben geen Groot-Nederlander.

Ik ben Nederlander.’

Hoe stond de kerkelijke overheid tegenover Gantois en zijn Vlaamse activiteiten?

‘Daarover had Vanneufville duidelijker mogen zijn. Op vele plaatsen, tot in de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging toe, leest men dat Gantois in 1940 uit zijn ambt werd ontzet. Dat is gewoon onwaar! In samenspraak met de aartsbisschop van Rijsel, de latere kardinaal Achille Liénart (1884-1973), nam Gantois in 1940 officieel ‘verlof’ uit zijn functie van vicaris. Liénart, zelf ook een Frans-Vlaming, was een sociaalvoelend man, bijgenaamd de rode kardinaal, die het op menselijk vlak goed kon vinden met Gantois, volgens hem ‘een goede priester’. Op diens proces liet hij zelfs een brief voorlezen, waarin hij een ethische evaluatie van Gantois presenteerde en de onwaarheden verspreid door de pers formeel tegensprak. Zo werd Gantois daarna nog studentenpastoor in Rijsel.’

Was Gantois daarna nog actief in de Vlaamse Beweging?

Zelfs in Nederland besloot men alle bezwaren tegen Gantois te laten varen

‘Zeer zeker. Hij stichtte de Vlaamse Vrienden in Frankrijk (met het bekende acroniem VVF…) in 1958 en leidde ook het tijdschrift Notre Flandre. Zelfs in Nederland besloot men alle bezwaren tegen Gantois te laten varen. Vergeet niet dat Gantois in 1925 al lid was van het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV) als vertegenwoordiger van Frans-Vlaanderen. In 1962 werd hem het lidmaatschap aangeboden van de eerbiedwaardige Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden, opgericht anno 1766.

Jean-Marie Gantois zou niet lang meer leven. Op 28 mei 1968, tijdens de woelige dagen van mei ‘68, vond men zijn ontzielde lichaam in de rivier de Aa, in zijn geboortedorp Waten. Zijn overlijden is nooit opgehelderd.’

Wat is je conclusie over het boek van Eric Vanneufville?

een onvermoeibare strijder tegen het Franse jakobinisme

‘Laat me eerst nog zegen dat het lange slotkapittel van dit boek veel goedmaakt. Het is geschreven door de uitgever van het werk, Yoran, die trots tekent als ‘uitgever en Bretoens nationalist’. Hij stelt Gantois correct voor als een onvermoeibare strijder tegen het Franse jakobinisme, een oorlogszuchtig staatsnationalisme waaronder heel Europa heeft geleden.

Eric Vanneufville heeft zeker de verdienste opnieuw een aantal stukken van het boeiende, Vlaamse leven van Gantois te voorschijn te hebben gehaald. De definitieve biografie van Jean-Marie Gantois moet echter nog worden geschreven. De eer van Frans-Vlaanderen moet worden gered.

_____

[1] Eric Vanneufville, Histoire de Flandre. Le point de vue flamand, Yoran Embanner, F-29170 Fouesnant. Derde uitgave, 2016, 432 blz., € 12,-

Gepubliceerd

15.02.2020

Kernwoorden
Reacties

Nicolas Bourgeois en Wido Bourel in het Olmkasteel in Hazebroek

De Franse Nederlanden

Lees dit artikel ook op De Lage Landen: https://www.de-lage-landen.com/article/nicolas-bourgeois-en-wido-bourel-in-het-olmkasteel-in-hazebroek

Nicolas Bourgeois was tijdens het interbellum en de oorlogsjaren één van de belangrijkste figuren uit het Frans-Vlaamse regionalisme. Wido Bourel had in zijn jeugd verschillende gesprekken met hem en schreef die nu neer in een nieuwe boek.

Wido Bourel maakte zich vroeger al verdienstelijk met meerdere publicaties over Frans-Vlaanderen. Zijn nieuwste boek, met de suggestieve ondertitel Confidenties in het Olmkasteel, de woning in Hazebroek waar Nicolas Bourgeois (1896-1982) de laatste jaren van zijn leven verbleef, bevat enkele gesprekken met deze Frans-Vlaamse voorman. Die draaiden uiteraard voor het grootste deel rond deze figuur zelf, maar deels ook rond Jean-Marie Gantois. Beiden heb ik een keer ontmoet en de herinnering die ik hieraan bewaar, blijft levendig. Mijn interesse om dit boek te lezen was dus groot.

Nicolas Bourgeois (1896-1982)

De letterlijke en vertaalde weergave van de gesprekken leest niet vlot. De steeds weer herhaalde aanspreektitels “Nicolaas” en “jongeman” zijn zelfs irritant. Het is eveneens een minpunt dat de auteur de data van zijn gesprekken niet heeft genoteerd. Toch werd heel wat informatie opgetekend en weefde Bourel een chronologische draad door de gesprekken. Die belichten diverse aspecten van het leven van Bourgeois vanaf het einde van de negentiende eeuw tot aan zijn dood in 1982. Zo komen o.a. zijn geboorte in Rijsel aan bod en de militaire carrière van zijn vader die de familie in Parijs bracht; de Eerste Wereldoorlog en zijn studies aan de eliteschool École Normale Supérieure, met inherent hieraan het netwerk dat hij uitbouwde; zijn eerste publicaties; zijn beroepsactiviteiten op het secretariaat van het voorzitterschap van de stad Parijs; federalisme en regionalisme na de Eerste Wereldoorlog; kennissen en vrienden, waaronder vooral Jean-Marie Gantois; het Vlaams Verbond van Frankrijk (V.V.F.); de jaren dertig; de Tweede Wereldoorlog en de beschuldigingen van collaboratie; en tot slot, overpeinzingen voor de toekomst…

Ieder hoofdstuk wordt voorafgegaan door een rubriek onder de titel “De tijd van toen”, waarin een aantal feiten worden aangehaald uit de behandelde periode. De keuze van die feiten is subjectief en onvolledig, maar allicht het resultaat van items die tijdens de gesprekken aan bod kwamen.

Geen wetenschappelijke biografie

Wie was Nicolas Bourgeois? Eerlijk gezegd, na lectuur van het boek is het me nog altijd niet duidelijk. In een van de gesprekken zegt Bourgeois zelf: “Ik ben geen exhibitionist. En het ligt niet in de natuur van de Vlaming om zich bloot te geven”Door de onzorgvuldige manier waarmee hij met zijn archief omging, het maximaal gebruik maken van schuilnamen die hij vergat of niet prijs wilde geven enz., heeft Bourgeois het toekomstige historici niet gemakkelijk gemaakt. We mogen daarom Wido Bourel dankbaar zijn dat hij de confidenties die hij in het Olmkasteel te horen kreeg te boek stelde. De auteur had zeker niet de bedoeling om een wetenschappelijke biografie te schrijven, maar de gesprekken kunnen hiervoor de basis vormen.

Er valt geen enkel woord van kritiek te onderkennen aan het adres van Jean-Marie Gantois

Laat me toch enkele overpeinzingen maken na lectuur van het boek:

– Nicolas Bourgeois blijft voor mij op de eerste plaats een zeer scherpe intellectueel en publicist naar Frans model. Zijn historische “inzichten” zijn soms gekleurd en niet altijd correct. Zijn afkomst heeft hem in staat gesteld op een hoog en elitair niveau onderwijs te volgen. Daar heeft hij een netwerk opgebouwd waar hij gretig gebruik van maakte, ook in benarde omstandigheden (zoals de beschuldiging van collaboratie);

  • zijn afkomst en zijn huwelijk hebben Bourgeois materiële rijkdom verschaft, waardoor hij zich als publicist vrij kon uitleven;
  • ik heb vragen bij zijn voeling met het gewone volk, superieur als hij zich als zelfverklaarde heiden voelde. Zijn Vlaams c.q. Nederlands, pas aangeleerd in 1940, waren niet goed. Zijn empathie met minder geprivilegieerde mede-beklaagden op het proces, was zeer matig;
  • door het overmatig gebruik van schuilnamen kan je steeds weer op het verkeerde been worden gezet. Hij heeft er ook zijn hachje mee gered;
  • er valt geen enkel woord van kritiek te onderkennen aan het adres van Jean-Marie Gantois en het Vlaams Verbond van Frankrijk. Die andere regionalistische groepering, het Comité Flamand de France, net als haar voorzitter Camille Looten, wordt maar één keer vermeld en belachelijk gemaakt;
  • of zijn regionalistische en federalistische ideeën, die hij haalde uit de lectuur van Charles Brun, Pierre-Joseph Proudhon e.a., altijd strookten met de Vlaamse canon van het V.V.F. lijkt me niet helemaal zeker…

Dit zijn uiteraard persoonlijke overpeinzingen en ze doen niets af van de waarde van het boek. Integendeel, dat een publicatie dergelijke kritische overwegingen oproept, bewijst alleen maar haar nut.

Wat me uiteindelijk het meest heeft getroffen zijn de “Overpeinzingen voor de 21ste eeuw”. Nicolas Bourgeois, overleden in 1982, sprak hierin profetische woorden over de Europese grenzen, de migratieproblematiek, de problemen rond het milieu, de overbevolking enz. Een verrassend slot aan een nuttig werk.

Wido BOUREL, Nicolas Bourgeois en Frans-Vlaanderen.Confidenties in het Olmkasteel, uitgeverij iD, Bouwel, 2020, 185 p.

Gepubliceerd

03.02.2020

Kernwoorden
Reacties