WIDOPEDIA
Een blog over Frans-Vlaanderen, de Nederlanden en Europa
Wido Bourel

Meest recente berichten
Archieven
Kernwoorden

Yoran Delcourt: ‘Bretagne en Vlaanderen voeren dezelfde strijd’

Uitgever Yoran Delcourt aan het woord

Yoran Delcourt

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/yoran-delcourt-bretagne-vlaanderen/

Yoran Delcourt is een Bretonse nationalist. In 2003 stichtte hij zijn eigen uitgeverij, Yoran embanner. Niemand beter dan Yoran kan ons vertellen wat leeft in de Bretonse beweging in de laatste vijftig jaar.

Yoran kan je je even voorstellen aan de lezers van Doorbraak?

Yoran Delcourt; ‘Ik ben 68 jaar oud. Ik kom uit een traditioneel katholieke familie die ook wortels heeft in Artesië en Frans-Vlaanderen. Mijn ouders waren boekhandelaars in de stad Saint-Nazaire, in het zuiden van Bretagne.’

Hoe ben je in contact gekomen met de Bretonse beweging?

‘Ik was lid van een scoutsbeweging. In 1969, het jaar van de regionale hervormingen in Frankrijk, organiseerde onze scoutsgroep een kamp in de buurt van Quimper.

vlaggen halfstok gehangen uit protest

In Quimper wordt elk jaar het festival de Cornouaille gehouden met een optocht van de Bagadoùs, de Bretonse pipe bands, en de dansers van de Keltische kringen. De Bagadoùs hadden dat jaar hun vlaggen halfstok gehangen uit protest. Ze deelden pamfletten uit en droegen een reuzespandoek met de slogan dat het departement Loire-Atlantique bij Bretagne hoorde. Ik kwam onder de indruk van dit protest en dat was de start van mijn Bretons engagement.

Je moet weten: Bretagne telt vijf departementen. Maar Parijs besliste dat het departement Loire-Atlantique, één vijfde van het Bretons gebied en met de historische hoofdstad Nantes, niet bij Bretagne zou komen.’

Diwanscholen

Ben je thuis in het Bretons opgevoed?

‘Mijn moedertaal is Frans. Maar ik heb heel veel gelezen over de Bretonse taal, cultuur en geschiedenis. Vervolgens leerde ik Bretons. Ik spreek het niet zo vlot. Maar ik kan een gesprek voeren en een interview beantwoorden in het Bretons.’

Waar staat Bretagne met het onderwijs van het Bretons? Hoeveel mensen spreken nog Bretons in Bretagne?

‘De “Diwanscholen” zijn opgericht in 1977. Ze bieden uitsluitend onderwijs in het Bretons, tot de wiskundeles toe, en dit van de kleuterschool tot en met de humaniora. Door het succes van Diwan hebben publieke en katholieke scholen op hun beurt tweetalige klassen ingericht. Maar het onderwijs in het Bretons is er niet zo kwalitatief als bij Diwan.

Samen vertegenwoordigt dit alles 19.000 leerlingen, amper 3% van de schoolgaande jeugd, te vergelijken met 40% in Noord-Baskenland. Voor Bretagne is dit veel te weinig. Voeg er nog aan toe dat Parijs, met man en macht, stokken in de wielen steekt om nieuwe scholen te openen. Desondanks stijgt de vraag, alsook het aantal leerlingen. Je moet rekenen dat nog 225.000 mensen Bretons kunnen spreken. Ik tel hierbij de oudere generatie die het spreekt maar het niet kan lezen of schrijven.’

Moeilijkheden

In welke groepen heb je actie gevoerd?

‘In mijn jeugd heb ik in vele bewegingen gemiliteerd, onder meer in Jeune Bretagne toen ik 19 jaar was, en later, bij de Parti Républicain Breton (SPV). Dat heeft me een hoop moeilijkheden berokkend: inbeslagname van bezittingen, voorarrest, voorlopige hechtenis, arrestatie enzovoorts.

Wij  bekogelden het huis van de gewezen eerste minister en burgemeester van Nantes, Jean-Marc Ayrault

De laatste maal was in 2014, met de Rode Mutsen’Wij  bekogelden het huis van de gewezen eerste minister en burgemeester van Nantes, Jean-Marc Ayrault, met eieren, bloem en melk. Deze vriend van François Hollande speelde de hoofdrol bij het houden van het departement Loire-Atlantique buiten de regio Bretagne.’

Kan je ons meer vertellen over de beweging van de Rode Mutsen?

Zelf was ik zeer geëngageerd bij de Rode Mutsen. Het begon als een protest tegen een milieuheffing voor vrachtwagens die de Bretonse producten duurder zou maken, en groeide verder uit tot een algemene Bretonse opstand. Parijs moest uiteindelijk buigen en de ecotaks opgeven!

Momenteel is deze beweging slapende maar alle netwerken worden in stand gehouden. Ze wachten alleen op een nieuwe vonk.’

Van extreem links tot extreem rechts

Bestaat er een verband tussen de Rode Mutsen en de protestbeweging van de Gele Hesjes?

‘Een aantal Rode Mutsen is betrokken bij de beweging van de Gele Hesjes. Alleen, de Gele Hesjes voeren actie over heel Frankrijk, en niet specifiek in Bretagne. Er zijn wel samenkomsten van Bretons gezinde Gele Hesjes in alle vijf de Bretonse departementen.’

Je bent geboren na de Tweede Wereldoorlog. Hoe situeer je je generatie tegenover het Bretonse nationalisme van nu?

‘Er zijn geen clandestiene en gewelddadige acties meer zoals het leggen van bommen. Maar ik heb wel het gevoel dat de Bretonse eisen vandaag sterker worden gedragen. Het probleem is dat wij in Bretagne niet één maar meer Bretonse politieke partijen hebben, van extreem links tot extreem rechts zeg maar. Deze partijen werken niet samen, ook niet bij verkiezingen. Ik reken op de huidige generatie om zich meer pragmatisch en minder dogmatisch op te stellen.’

Mini woordenboek Frans-Bretons

Je bent ook een geëngageerde Bretonse uitgever. Je hebt je eigen uitgeverij opgericht.

‘Het avontuur met Yoran Embanner begon in 2003. Ik kon steunen op een ervaring van meer dan 25 jaar bij Coop Breizh, gespecialiseerd in boeken en muziek. Ik ben als uitgever begonnen met een miniwoordenboek Frans-Bretons. Onze slogan was toen: zelfs in het Bretons kan men spieken tijdens de examens!

Daarna verschenen ook woordenboeken Frans-Corsicaans, Bretons-Engels,  Bretons-Duits, etcetera.

Het was een groot succes. Er werden 15.000 exemplaren verkocht in  amper zes maanden. Daarna verschenen ook woordenboeken Frans-Corsicaans, Bretons-Engels,  Bretons-Duits, etcetera. Bretons-Nederlands werd samengesteld door de Vlaming Jan Deloof.

Mijn aandacht  gaat vooral naar talen die weinig worden gesproken: Catalaans, Albanees, Gaelisch Schots, Iers, Koerdisch, Maltees,… De grote uitgevers tonen hiervoor geen interesse.’

Welke boeken geef je nog uit?

‘Vandaag telt het fonds meer dan 200 titels. Als Bretonse nationalist en internationalist gaat mijn belangstelling uit naar volkeren die geen geluk kenden in de geschiedenis. Met andere woorden: volkeren zonder staat. Ik ben geboeid door de geschiedenis, de mythen en legenden, de taalkunde, de ecologie,…

Ik heb een geschiedenis van Bretagne uitgegeven vanuit een Bretons perspectief. Later volgden een geschiedenis van de Elzas, Armenië, Corsica, Schotland, Koerdistan, Occitanië, Oekraïne, Vlaanderen, en zelfs van Wallonië.  De geschiedenissen van Koerdistan en Oekraïne zijn van de hand van de Vlaming Luc Pauwels.’

Bevordering van de tweetaligheid

Je geeft ook politieke boeken uit?

‘Uiteraard volg ik de Emsav, de Bretonse beweging, op de voet met uitgaven over haar geschiedenis en actualiteit. Ik geef ook vele titels uit over de Elzas, die streeft naar een nieuwe autonome status binnen de Franse staat.’

Hoe dynamisch is de Bretonse beweging van vandaag?

‘Alles wat echt vernieuwend en dynamisch is in Bretagne komt van Bretoenen die min of meer geëngageerd zijn in het Bretons nationalisme. Op economisch gebied  heb je de labels zoals ‘produit en Bretagne’; op taalgebied de spectaculaire, geweldloze acties voor de bevordering van de tweetaligheid in het openbare leven, zoals de acties van de activistische beweging Aï’ta. Verder heb je nog de creativiteit van kunstenaars, muzikanten, milieuactivisten,…

nieuws over Bretagne in drie talen: het Bretons, het Frans en het Engels

Ook de pers neemt nieuwe initiatieven. Ik denk aan sites zoals Breizh info, of  NHU ABP . NHU ABP staat voor ‘Ni Hou-Unan‘ (‘Wij Zelf’), dat is het persagentschap Agence Bretagne Presse. Het brengt nieuws over Bretagne in drie talen: het Bretons, het Frans en het Engels.’

Parijse slot ontgrendelen

Wat zijn de voornaamste eisen van het Bretonse nationalisme?

‘Er heerst in Bretagne overeenstemming rond drie voorname eisen: de hereniging van Bretagne, het officieel maken van de Bretonse taal naast de Franse en het verwerven van echte politieke macht voor de Regionale Raad van Bretagne.

Wij kunnen steunen op onze verkozenen. Autonomistische verkozenen op het niveau van  de gemeenten, de departementen, de regio; en zelfs één in de Nationale Vergadering. Wij scoren beter en beter, maar, om verder te komen, is er meer nodig om het Parijse slot te ontgrendelen.’

Tenslotte: hoe zie je als Bretoen het Europees project?

‘Ik dacht oprecht dat de Europese opbouw voorgoed op gang was gebracht. Het zou makkelijker zijn Europa te doen bewegen dan een land als Frankrijk. Maar toen kwam de Catalaanse kwestie. Ze deed me beseffen dat de Europese Unie de gevangene van de natiestaten is. Ze respecteert de rechten van de volkeren niet. En ook niet de basisprincipes van de democratie: stemrecht, recht op vrije meningsuiting, persvrijheid. Verkozenen van het volk zijn momenteel in de Spaanse gevangenissen opgesloten, maar niemand beweegt.

Het schandaal is des te groter omdat verschillende lidstaten van de EU ontstaan zijn als separatistische staten. Dat is het geval voor bijna alle Oost-Europese landen, maar ook voor Ierland, Finland, Kroatië, enzovoorts.

Over de EU heb ik nu mijn twijfels. Maar je kan de loop van de geschiedenis niet stoppen. De natiestaten bewijzen elke dag hun nutteloosheid. Ik blijf geloven dat de 21ste  eeuw de eeuw van het ontwaken van de volkeren wordt. Bretagne en Vlaanderen voeren dezelfde strijd!’

Gepubliceerd

05.08.2020

Kernwoorden
Reacties

Een frisse wind in de Franse Nederlanden

Alain Walenne en de Federalistische studenten in Rijsel

Alain Walenne

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/een-frisse-wind-in-de-franse-nederlanden/

Alain Walenne, 72 jaar, woont in Santes bij Rijsel. In 1970, was hij  medeoprichter van de studentenkring Etudiants Fédéralistes Lillois. De vereniging gaf een tweewekelijkse nieuwsbrief uit, Le Courrier Lillois, met nieuws over de Franse Nederlanden en de Europese volkeren. Hoe een  handvol studenten een frisse wind kon brengen in de Franse Nederlanden? We vragen het aan Alain Walenne, 50 jaar later.

Je bent geen Vlaming maar een Henegouwer. Hoe kwam je aan je belangstelling voor de Vlaamse zaak en de Nederlandse gedachte in Frankrijk?
Alain Walenne: ‘Ik ben in Maubeuge geboren: ik ben dus een ‘Franse’ Henegouwer. De Walenne’s zijn al eeuwen aanwezig in Henegouwen en het dal van de Samber,  aan beide kanten van de Schreve. Langs moederskant heb ik ook banden met Normandië en Piëmont. Tijdens mijn collegetijd in Maubeuge kreeg ik belangstelling voor de geschiedenis, de tradities en het dialect van mijn geboortestreek.

Daar kwam ik in contact met Vlamingen en met de Nederlandse gedachte.

Vervolgens studeerde ik geschiedenis en aardrijkskunde aan de Universiteit Rijsel. Daar kwam ik in contact met Vlamingen en met de Nederlandse gedachte.‘

Regionalistisch en Europees

In 1970 richtten jullie een kring van Federalistische studenten in Rijsel op. Hoe is deze kring ontstaan?
‘In Rijsel werd ik bevriend met een streekgenoot, François-Xavier Dillmann,  die later naam maakte als specialist in Noordse mythologie en Scandinavische literatuur. Hij studeerde er toen letteren en middeleeuwse geschiedenis. Het was Dillmann die het initiatief nam  om een studentenbeweging op te richten die tegelijk regionalistisch en Europees gericht was.’

Wie was er nog bij betrokken?
‘Naast Dillmann en mezelf, Gérard Landry, student financiële wetenschappen en later zakenman, uitgever en publicist; Georges de Verrewaere, student en vervolgens leraar Nederlands, in Vlaanderen bekend als  spreker en als gids; Eric Vanneufville, student geschiedenis die zou doctoreren over de Saksisch-Friese ruimte, schrijver van vele boeken over de geschiedenis van onze regio. Dat waren de voornaamste medewerkers.’

Hadden jullie contacten met de traditionele Vlaamse Beweging in Frankrijk?
‘Vrij snel werd de brug gemaakt met de geestelijke erfgenamen van Priester Gantois die in 1968 was overleden: Dr. Jan Klaas van de Section Fédéraliste des Pays-Bas français, uitgever van het tijdschrift La Nouvelle Flandre; Jaak Fermaut, leraar Nederlands, medewerker aan de publicaties Ons Erfdeel en Septentrion; en met Michel Galloy die de Vlaamse Vrienden in Frankrijk vertegenwoordigde. Via deze mensen kwamen wij ook in contact met het netwerk rond het Komitee voor Frans-Vlaanderen, onder leiding van Luc Verbeke.’

Europees federalisme

Jullie gaven de nieuwsbrief  Le Courrier Lillois uit met Eric Sanders  en Marc Wattiez als hoofdredacteur. Die namen heb je nog niet genoemd?
‘De Courrier was een bescheiden veertiendaagse nieuwsbrief die op een paar honderd exemplaren werd gedrukt, als ik me goed herinner. Maar het werd vlot gelezen en doorgegeven in studentenkringen.

Na drie jaar, in september 1973, stopte de verschijning van de Courrier Lillois

Eric Sanders was de schuilnaam van François-Xavier Dillmann, de eerste hoofdredacteur. Gérard Landry volgde hem een jaar later op. Dan kwam mijn beurt: ik tekende met Marc Watttiez. Na drie jaar, in september 1973, stopte de verschijning van de Courrier Lillois door mijn vertrek naar Parijs als gevolg van mijn studies.’

Ik was 15-16 jaar toen ik de Le Courrier Lillois ontdekte. Ik kan getuigen dat het een nieuw perspectief gaf aan mijn denken van toen.
‘De algemene filosofie was het Europees federalisme, niet in de zin van de huidige Eurocratische klucht, maar meer volgens het werkbaar model  van echte federale staten als Zwitserland en Duitsland.’

Wat waren jullie concrete doelstellingen?
‘Onze voornaamste doelen formuleerden we zo:

  • Meer autonomie voor de universiteit met een opening naar de regio’s en naar Europa;
  • Meer macht voor de regio’s met een door het volk verkozen vertegenwoordiging;
  • Oprichting van een Federaal Europa met de regio’s als voornaamste componenten;
  • Integratie van de toenmalige regio Nord-Pas-de-Calais als internationale speler in een groot     noordwestelijk Europees geheel;
  • De promotie van onze regionale culturen door de herwaardering van de eigen wortels en het respect voor etnische diversiteit.’

Debatavonden

Met de Courrier heb ik de boeken van Paul Sérant, Guy Héraud en Jan Fouéré ontdekt.
‘In Frankrijk waren dat toen de grote namen rond het idee van het Europa van de Volkeren. De titels van hun boeken waren al een project op zich: ‘L’Europe aux 100 drapeaux’ van de Bretoen Yann Fouéré ;  Guy Héraud met ‘Les principes du fédéralisme et la construction européennne’. Je had ook op Franse schaal  auteurs als Hervé L’avenir met ‘l’Europe et les régions’ en Paul Sérant met ‘La France des minorités’.

De meeste van deze schrijvers hebben wij ook in Rijsel als sprekers  uitgenodigd. Wij organiseerden  allerlei conferenties en debatavonden, meestal in de gebouwen van de faculteit Rechten of in het Maison de l’Europe. Wij konden hiervoor rekenen op de steun van de Europese Beweging die er haar zetel had.’

Op een bepaald moment werd de stap naar de politiek aangekondigd. Waarom is dit toen niet doorgegaan?
‘In 1973 koesterden wij even het idee om een stap in de politiek te wagen. Het werd tijd  om de beweging uit te breiden, onze inspanningen te bundelen, en een ruimer politiek kader te geven aan ons regionalistisch en Europees streven. Maar het studentenmilieu was te onstabiel om zulk een project  te dragen.’

Later zal men verschillende Federalistische studenten terugvinden rond allerlei nieuwe initiatieven en verenigingen.
‘Al in 1971 steunden wij de oprichting van de Michiel de Swaenkring. De eerste secretaris van de kring, Bernard de Leersnyder, en verschillende andere leden waren ook lid van de Federalistische studenten. Jan Pol Sepieter en jezelf, beiden lezers van het eerste uur, hebben dan de vereniging Hekkerschreeuwen opgericht. Félix Boutu die de dynamische  voorzitter werd van de vereniging Yzerhouck, studeerde zoals ik  aardrijkskunde en schreef enkele artikelen voor de Courrier Lillois. André Lévèque, een Picardiër die ook aan onze nieuwsbrief meewerkte, werd een bekende verdediger van de Picardische streektaal. En zelf heb ik nog, samen met François-Xavier Dillmann, het Institut Culturel Nordique opgericht.

Blijkbaar is schrijven op jonge leeftijd een uitstekende leerschool voor later.

Enkele leden van onze studentenkring maakten ook naam als schrijver: F.X. Dillmann die o.m. voor zijn voortreffelijke vertaling van de Edda werd bekroond. En ook G. Landry, G. de Verrewaere, E. Vanneufville, J.-P. Sepieter. Blijkbaar is schrijven op jonge leeftijd een uitstekende leerschool voor later.

Een boeiend avontuur

Wat was het Institut Culturel Nordique?
‘We hebben dit instituut in 1976 opgericht. Het doel was om de culturele rijkdommen van de Franse Nederlanden en de landen rond de Noord- en de Oostzee beter te leren kennen en te promoten. Wij organiseerden conferenties, tentoonstellingen, alsook culturele uitstappen naar deze landen.’

De stap naar de politiek werd dan toch gemaakt met de eerste verkiezingen voor het Europees Parlement in juni 1979?
‘De Bretonse schrijver Jean-Edern Hallier had een lijst Régions-Europe ingediend met als doel een stem te geven aan de verschillende regionalistische bewegingen in Frankrijk. Met enkele oudgedienden van de Courrier Lillois, en de hulp van de Frans-Vlaamse activist Régis De Mol, hebben wij namens  de Franse Nederlanden aan deze verkiezingen deelgenomen. Veel heeft het uiteindelijk niet opgeleverd, maar het was wel een boeiend  avontuur samen met de Bretoenen, Basken, Elzassers, Occitanen, enz.’

Zandkorrel

Je hebt  in de jaren 80 opnieuw een nieuwsbrief uitgegeven:  Le Courrier des Pays-Bas français?
‘Inderdaad, nog een initiatief  rond enkele oude getrouwen van de Courrier Lillois, onder leiding van Gérard Landry en mezelf. Deze maandelijkse nieuwsbrief hebben wij van 1983 tot 1991 uitgegeven.

Onze streek is cultureel ziek, als  in haar ziel getroffen.

Landry schreef toen in het eerste nummer: “Onze streek is cultureel ziek, als  in haar ziel getroffen. Ook  Europa twijfelt over zijn toekomst, lamgeslagen door het verlies van zijn historische, culturele en morele waarden”‘.

Hebben het handvol studenten van toen daar iets aan kunnen veranderen?
‘Ik antwoord met het beeld van de zandkorrel die het raderwerk van het Franse centralisme en jakobinisme verstoort. Ondanks beperkte middelen  hebben wij  verschillende nieuwe initiatieven mee op gang gebracht. Ieder zette zijn beste beentje voor. Ik durf zeggen dat onze Federalistische studenten een frisse wind over de Nederlanden in Frankrijk lieten waaien en onze droom verder zetten. Wie niet waagt…’

Gepubliceerd

23.07.2020

Kernwoorden
Reacties

Turenne, held of oorlogsmisdadiger?

Het wedervaren van een controversieel monument in de Elzas

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/oorlogsheld-of-oorlogsmisdadiger/

In mijn geboortestreek Frans-Vlaanderen zijn vele waardevolle kunstwerken, gebouwen  en archieven door de Beeldenstormers verwoest. Misschien daarom heb ik het niet met het bekladden of vernietigen van standbeelden en monumenten. Alhoewel er soms verzachtende omstandigheden zijn, zoals het verhaal van de obelisk van Turckheim…

Korte afstand reizen worden ons dezer dagen aanbevolen. De Elzas is zo’n bestemming waar het leuk vertoeven is. Maar achter idyllische dorpen langs de  panoramische wijnroutes schuilen ook de open wonden van een beladen geschiedenis. Zo een controversiële plaats van herinnering is het stadje Turckheim, op zeven kilometer van Colmar.

Slag én slachtpartij

Turckheim is het stadje waar de slag die haar naam draagt op 5 januari 1675 werd uitgevochten. De Franse troepen van Lodewijk XIV, onder leiding van legermaarschalk Turenne (1611-1675), vochten tegen een coalitieleger geleid door Frederik Willem I van Brandenburg en de Rooms-Duitse Keizer Leopold I. De slag behoort tot de veldtocht van het Franse Koninkrijk tegen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, en de Franse veroveringsoorlogen in de Elzas, de Palts en het Saarland.

Het leger van Turenne verwoestte het stadje Turckheim totaal.

Volgens de Franse geschiedenisboeken maakte het strategische vermogen van Turenne het verschil. Maar bijna alle Franse historici verzwijgen wat na de slag volgde: Het leger van Turenne verwoestte het stadje Turckheim totaal. De meeste inwoners konden niet vluchten. Ze werden genadeloos afgeslacht, vrouwen en jonge meisjes verkracht, gemarteld en vermoord. Zelfs kinderen en baby’s werden niet gespaard. De beestachtige uitspattingen duurden twee weken lang.

De legers van Lodewijk XIV maakten van zulke terreur bewust gebruik om elk verzet te breken. Ze verwoestten in die periode honderden dorpen en steden op beide oevers van de Rijn.

Een kleinzoon van Willem de Zwijger

Turenne, met zijn volledige naam Henri de la Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne, droeg de titels van hertog van Bouillon en prins van Sedan, de Lotharingse stad waar hij was geboren. Turenne  kreeg een protestantse opvoeding en sprak drie talen: Frans, Nederlands en Duits. Zijn moeder, Elisabeth van Nassau, getrouwd met de hertog van Bouillon, was een dochter van Willem de Zwijger. Turenne’s grootvader was dus niemand minder dan Willem van Oranje. Dat verklaart waarom hij eerst als militair in de Staatse legers diende.

Dit belette Turenne niet later in dienst te treden van Lodewijk XIV. En om de strijd aan te gaan tegen verwanten in de Nederlanden, en elders. Hij bekeert zich ook tot het katholicisme, en zal zonder scrupules  een vooraanstaand protestants gebied als de Palts verwoesten.

De obelisk van de schande

In Turckheim staat sinds 1932 een obelisk ter ere van Turenne, de overwinnaar van de slag bij Turckheim.

Een groep royalisten, samen met patriottische verenigingen van rechtse signatuur, financierden het monument. Daarom is de obelisk met een grote Franse lelie gekroond. De inhuldiging had plaats op 18 september 1932 op initiatief van de stafchef van het Franse leger, generaal Weygand (1867-1965).

om de gevreesde protestactie van de plaatselijke bevolking en van de autonomistische beweging in de kiem te smoren

Voor de inhuldiging waren naast vele Franse militairen, 500 Zwitserse staatsburgers uit Bazel met een speciale trein opgetrommeld. Wellicht om de gevreesde protestactie van de plaatselijke bevolking en van de autonomistische beweging in de kiem te smoren.

Royalist én van koninklijke bloede

Maxime Weygand gold als antidreyfusard, royalist, aanhanger van Maurras en diens Action Française. Bij de slag om Frankrijk in 1940 bekleedde hij de functie van opperbevelhebber van  het Franse leger. Een beetje later volgde hij niettemin Maarschalk Pétain die hij bewonderde. Tijdens het Vichy-régime werd hij benoemd tot minister  van landsverdediging, later speciaal gezant in Afrika.

Weygand had met België een wel zeer bijzondere band: hij was uit onbekende ouders in Brussel geboren. Algemeen wordt aangenomen dat hij een zoon was van Charlotte, keizerin van Mexico (1849-1927), dochter van koning Leopold I, uit een relatie met de Belgische generaal Alfred van der Smissen.

Slechts op zijn 21ste werd voor Maxime Weygand een erkenning op maat gearrangeerd.  Hij ging voortaan door het leven als de  natuurlijke zoon van een dienstbode van zijn voogd die de familienaam Weygand droeg.

Weg met dit momument?

De Duitsers, die niet vergeten waren dat  Turenne de hele Rijnvlakte  verwoest had, vonden dat zijn standbeeld niet op zijn plaats was in de Elzas. Bij de Duitse bezetting in 1940 was een van de eerste symbolische daden het opblazen van  het Turennemonument in Turckheim. Ook het Turennedenkmal in Sasbach (Baden-Württemberg), waar Turenne enkele maanden na de slag van Turckheim de dood vond, moest er aan geloven.

in 1918 hadden ze de ruiterstandbeelden van de Duitse keizer Wilhelm I in Metz en Straatsburg neergehaald

De Fransen, al waren ze bijzonder slecht geplaatst om te protesteren, riepen moord en brand. Bij de annexatie van de Elzas en Lotharingen bij Frankrijk in 1918 hadden ze de ruiterstandbeelden van de Duitse keizer Wilhelm I in Metz en Straatsburg neergehaald, samen met vele Duitse oorlogsgedenktekens van de oorlog van 1870-71…

Die Schwarzen Wölfe

Na de Tweede Wereldoorlog werd de obelisk in Turckheim opnieuw gebouwd. De inhuldiging had in 1958 plaats, obligate militaire parade, mis, vuurwerk en volksbal inbegrepen. En uiteraard werd weer met geen woord gesproken over het uitmoorden van de hele stad.

Deze hardnekkigheid vanwege de Franse autoriteiten om de waarheid te ontkennen ervaart de Elzassische beweging als een zoveelste belediging. Enkele zeldzame radicalen gingen in december 1980 tot de actie over en dynamiteerden het monument. Het commando, genaamd Die Schwarzen Wölfe, bestond uit drie Elzassers die reeds enkele gelijkaardige acties op hun actief hadden. Ze werden later gearresteerd, en veroordeeld tot gevangenisstraffen en tot de kosten om de schade te herstellen.

‘Elzas frei’

Het gevolg van deze gewelddadige actie was dat de hele bevolking tot inkeer kwam en zich vragen begon te stellen. Heeft de Elzas recht op haar  geschiedenis? Is Turenne een Franse oorlogsheld of een gemene oorlogsmisdadiger?

Een andere vorm van protest is de jaarlijkse bijeenkomst van vertegenwoordigers van de Elzassische beweging aan het Turennemonument. Na de speeches volgt telkens de neerlegging van een krans ter nagedachtenis van de burgerslachtoffers van Turckheim. De laatste keer dat ik het Turennemonument zag was het opnieuw beklad met de leuze Elzas frei… Meer vrijheid, nodig om de échte helden van Turckheim waardig te gedenken.

Gepubliceerd

16.07.2020

Kernwoorden
Reacties

Frankrijk: de Franse ziekte

Parijs en de lijdensweg van de Franse regio’s

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/de-franse-ziekte/

Charles De Gaulle had zich wellicht een meer glorieuze fin de carrière voorgesteld dan zijn lange nek te breken op de decentralisatie in Frankrijk. Van hem is de uitspraak ‘Hoe kan men ooit een land regeren dat 246 soorten kazen kent!’. De Gaulle stierf intussen 50 jaar geleden, amper een jaar na zijn nederlaag in het referendum van 1969. De Fransen zijn inmiddels enkele regionale hervormingen verder, maar de kazen blijven op de maag liggen. Laatste nieuwe kaas: de superregio’s.

Parijs, machtig en broos

Alle macht aan Parijs is een oud Frans zeer. Al in de tijd van koning Lodewijk XV klaagde zijn minister van buitenlandse zaken Markies D’Argenson (1696-1757), in zijn mémoires: ‘Frankrijk was vroeger een mooie vrouw; maar sinds kort lijkt het op een spin: een dikke kop en lange, magere armen. Alle voedsel en vetstoffen gaan naar Parijs, ten koste van de provincies die armoe lijden en uitgeput zijn’.

‘Parijs wordt omgedoopt tot hoofdstad van het revolutionaire denken’

De Franse Revolutie zou dit nog scherper stellen. Parijs wordt omgedoopt tot hoofdstad van het revolutionaire denken, zelfverklaarde ‘mooiste stad van de wereld’, en ‘vaderland van kunst en wetenschappen’. Bescheidenheid siert.

’Er bestaat in Frankrijk maar één departement, dat van de Seine en maar één stad, Parijs!’ stelde  ook de socialistische politicus Louis Blanc (1811-1882) die dit in de 19de eeuw als een ‘dodelijke situatie’ ervaart.

Leegloop

Een kwart van de Franse werkgelegenheid situeert zich in de regio Parijs. De lonen kunnen er oplopen tot het dubbele van het Franse gemiddelde. In 1968 vindt een onderzoek plaats naar de woonplaats van oud-afgestudeerden van de Franse elitescholen: Polytechnique, Ecole Normale d’Administration en Ecole Normale Supérieure. Hieruit blijkt dat de overgrote meerderheid van deze hoger gediplomeerden, die de ware macht in Frankrijk vertegenwoordigen, op enkele hectaren bijeen gepakt, in Parijs wonen.

Deze situatie is vijftig jaar later zo goed als ongewijzigd. Men schat dat meer dan 40% van de vrije beroepen, managementfuncties en onderzoekers in Parijs werken en wonen. De leegloop van de breinen uit het platteland naar de hoofdstad blijft de grote zwakte van Frankrijk. Als de Franse milieubeweging, winnaar van de gemeenteraadsverkiezingen, oplossingen voorstelt voor de overvolle hoofdstad moet het niet enkel gaan over minder auto’s en meer fietsen. Een échte decentralisatiepolitiek, met minder mensen die door Parijs worden opgezogen, heeft een grotere impact op de pollutie in de Franse hoofdstad. Alain Peyrefitte (1925-1999), minister onder de Gaulle en Pompidou, beschreef deze situatie ooit in een bestseller met de veelzeggende titel Le mal français, de Franse ziekte. ‘De Parijse macht is machtig en broos, broos omdat ze machtig is’ aldus Peyrefitte.

De departementen

In 1790 gaan de Parijse Revolutionairen over tot de oprichting van 83 Franse departementen. Voorstellen om het land administratief te reorganiseren waren reeds tijdens het koningschap opgedoken. Maar de revolutionairen bedenken met de departementen een waar totalitair plan. Alle historische benamingen, alle sporen en herinneringen aan oude grenzen moeten verdwijnen.

Door namen als Bretagne, Normandië, Elzas, Vlaanderen enz. weg te vegen willen de revolutionairen wat ze noemen ‘gewoonten en barbaarse instellingen die veertien eeuwen hadden bestaan en daardoor gefossiliseerd waren’ uitroeien.

‘De duivelse redenering is:  zonder ‘Bretagne’ weldra geen Bretoenen meer.’

Voortaan worden enkel nog geografische kenmerken gebruikt: bergen en rivieren, in combinatie met zeeën en oceanen (Loire Atlantique, Alpes-Maritimes, enz.). De duivelse redenering is:  zonder ‘Bretagne’ weldra geen Bretoenen meer. De afstammelingen van een inwoner uit het ‘Manche’ departement zullen snel vergeten dat hun voorouders Normandiërs waren.

La France profonde

Ook windstreken als ‘le Nord’ komen van pas om de Frans-Vlamingen te doen vergeten dat ze ooit tot het zuiden van de Nederlanden behoorden. Vandaag de dag noemen de meeste Frans-Vlamingen zich zonder verpinken ‘Nordisten’. Ze weten niet beter want, samen met de naam van hun moederland, is ook hun verleden uit de Franse geschiedenisboeken gewist.

Een geluk bij een ongeluk: de namen van de departementen volgden een enge cartesiaanse logica. Hierdoor kan je van een inwoner van het departement Meurthe-et-Moselle geen ‘Meurthetmosellien’, en evenmin van de inwoners van Marseille en Aix-en-Provence ‘Bouchesdurhôniens’, maken.

Hoe dan ook: het kwaad was geschied met de verdwijning van de oude historische benamingen. De historische provincies veranderden in ‘La France profonde’, waar boerenpummels met hun hopeloze folklore en foute gewoonten achterbleven.

De gemeenten

Ook de namen van 3000 Franse gemeenten ontsnapten niet aan de totalitaire semantiek van de Franse revolutionairen. Gemeenten waarvan de naam refereert naar religie of bijgeloof, feodaliteit en het koningschap moesten er aan geloven. Fanatieke revolutionairen vinden dat hun woonplaats het voorbeeld moet geven: zo heet de stad Lyon voortaan ‘Commune-Affranchie’, en Marseille ‘Ville-sans-Nom’. Dat blijft gelukkig niet duren.

‘Gelukkig verdwenen deze dwaze benamingen vrij snel na het einde van de revolutiejaren.’

Nog enkele voorbeelden uit de Franse Nederlanden: Duinkerke/Dunkerque heet voortaan ‘Dune-Libre’ ; Grevelingen/Gravelines ‘Port-d’Aa’ ; Sint-Omaars/Saint-Omer ‘Morin-la-Montagne’ ; Bonen/Boulogne-sur-Mer ‘Port-de-l’Union’ en Le Cateau Cambrésis ‘Fraternité-sur-Selle’. Gelukkig verdwenen deze dwaze benamingen vrij snel na het einde van de revolutiejaren.

De superregio’s

In de decennia na het verdwijnen van de Gaulle deden de achtereenvolgende regeringen nieuwe pogingen om een andere status voor de regio’s te bedenken. Met wisselend succes. De laatste aanpassing dateert van 2016. Superregio’s werden in het leven geroepen bovenop de departementen.

De superregio’s – Wikimedia Commons/Mightymights

Zonder de overzeese gebieden gaat het om 13 superregio’s die elk verschillende departementen groeperen. De nieuwe formule is al even kunstmatig als de voorgaande. Sommige superregio’s als Bretagne, Occitanië of Normandië kregen hun historische namen, wat niet betekent dat ze hun historische grenzen terugkregen.

Frans-Vlaanderen behoort voortaan tot de Hauts de France. Deze benaming, overgenomen van een club Noord-Franse naturisten, bevestigt de slechte reputatie die men de Fransen toeschrijft inzake aardrijkskunde. Als voornaamste ‘hoogte’ heb je aldaar de Kasselberg, 176 meter hoog. Jacques Brel zong Le plat pays qui est le mien, maar de Franse overheid heeft dat liedje geografisch nooit kunnen situeren. Je moet maar eens, zoals de Vlamingen in Frankrijk, geboren zijn in een streek die al 200 jaar niet meer Vlaanderen mag heten, vervolgens als  ‘Nordist’, of is het als Cht’i, en nu weer als Hauts-de-franciens, door het leven gaan. Terwijl de Vlaamse Leeuw blijft wapperen op vele huisgevels.

Elzas

De grootste commotie  over  de superregio’s kwam nog van de Elzassers. Niet minder dan 68% van de inwoners van de Elzas verzette zich tegen het verdwijnen van de naam Elzas. De streek is tegen de wil van de bevolking opgeslorpt, samen met Lotharingen en Champagne-Ardenne, in een superregio, totaal inspiratieloos ‘Grand Est’ genoemd. Het luid protest leidde tot een omslachtige toegeving van Parijs. Beslist werd, na veel wikken en wegen, tot de samensmelting van de departementen Haut-Rhin en Bas-Rhin tot een ‘collectivité européenne’ die op de valreep Elzas mag heten. In 2021 is de naam Elzas dus terug van weggeweest, wat een mooie overwinning betekent voor de autonomistische beweging aldaar. Maar, willen of niet, het blijft wel geïntegreerd binnen de ‘Grand Est’.

Men zou in Frankrijk voor minder aan een meervoudige persoonlijkheidsstoornis lijden. Hoe Bretoenen, Elzassers, Vlamingen, enz. deze ‘Franse ziekte’ overleven leest u in mijn volgende bijdragen.

Gepubliceerd

06.07.2020

Kernwoorden
Reacties

De fabel van het Frans als eenheidstaal van Frankrijk

Over de Franse taal en andere taaltoestanden

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/een-andere-kijk-op-frankrijk/

Sommige Vlamingen geloven dat ‘leven als god in Frankrijk’ betekent dat de Franse taal een duizendjarige goddelijke status bezit over het volledig Frans grondgebied. Molière (1622-1673), de beroemde toneelschrijver, was een andere mening toegedaan toen hij, reizend door het Frankrijk van Lodewijk XIV, onthutst noteert: ‘ik kan het Frans in deze streek niet verstaan en niemand verstaat dat van mij’.

De Franse Revolutie

Het Frans als eenheidstaal van Frankrijk behoort tot het rijk der fabelen ontstaan met de Franse Revolutie. Aan de basis van dit verhaal ligt de Franse revolutionaire priester Henri Grégoire, beter bekend als Abbé Grégoire (1750-1831).

‘de noodzaak om de streektalen uit te roeien en om het gebruik van de Franse taal te universaliseren’

Grégoire, Lotharinger van afkomst, komt rond 1790  tot de vaststelling dat meer dan de helft van de Fransen geen Frans spreken. In 1794 publiceert hij een heus rapport ‘over de noodzaak om de streektalen uit te roeien en om het gebruik van de Franse taal te universaliseren’. Let op het werkwoord ‘uitroeien’.

Revolutionair én priester

Grégoire is een revolutionair buitenbeentje. Zijn priesterambt belet hem niet zich als een vurige aanhanger van de Revolutie te ontplooien. Hij geldt als de eerste gezworen priester in Frankrijk. Naar aanleiding van de 200ste verjaardag van de Franse Revolutie, in 1989, laat François Mitterrand zijn asse bijzetten in het Franse Panthéon.

Het onderzoek van Abbé Grégoire over de toestand van de talen in Frankrijk is minutieus voorbereid. Hiervoor doet hij beroep op notabelen over het hele land die met de Revolutie sympathiseren. Grégoire wil weten welke talen en dialecten, waar en door wie, worden gesproken, en of ze zich lenen tot intellectuele arbeid.

Ontluisterend

Het resultaat van dit onderzoek is ontluisterend. Van de 34 miljoen Fransen in de tijd van de Franse Revolutie spreekt amper drie miljoen min of meer correct Frans. Zes miljoen Fransen zijn Fransonkundig. Nog eens zes miljoen kunnen in meer of mindere mate de Franse taal verstaan. Eén Franse staatsburger op drie kent dus helemaal geen Frans of heeft uitsluitend een passieve kennis van de taal.

Het gaat  in de eerste plaats om Basken, Catalanen, Occitaniërs, Bretoenen, Vlamingen, Elzassers en Lotharingers die een andere taal spreken. Maar niet alleen. In de 18de en 19de eeuw, in sommige regio’s, is ook het Frans een samenraapsel van tientallen dialecten.

De taal van de Revolutie

In 1794 volgt het revolutionair verdict. De jacobijnen verbieden alle talen en dialecten gesproken op het grondgebied. De taal van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid klinkt voortaan Frans. Andere talen en dialecten dienen te worden uitgeroeid als laatste uitdrukking van de feodaliteit, en vijand van de opkomende moderniteit.

Dezelfde doctrine wordt ook, samen met de Franse Revolutie, gewapenderhand naar het buitenland geëxporteerd. De weigering om Nederlands te spreken, en de Vlaamshatende houding van linkse, vrijzinnige Franstaligen in dit land vinden hier hun historische wortels en betekenis.

Napoillioné, de Corsicaan

Napoleon, als  zoon van de Revolutie, zal  de verfransing van zijn administratie verder over heel Europa ontplooien. Als kersverse Franse staatsburger is hij nochtans de perfecte illustratie. Frankrijk veroverde Corsica pas in 1796. Als Corsicaan geboren spreekt Napoleon geen Frans. Hij brabbelt later, aldus tijdgenoten, een geradbraakt Frans met een opvallend Corsicaans-Italiaans accent. Tot groot jolijt van zijn makkers in de kazerne die hem de bijnaam Napoillioné geven.

‘De mensen verstaan vaak het dialect niet van een naburige gemeente.’

75 jaar na de val van Napoleon, rond 1890, is de situatie amper gewijzigd. Frans hoor je spreken in een gebied grofweg tussen het departement van het Noorden en het Centraal Massief, en van de Champagnestreek tot in de Anjou, aan de grens met Bretagne. Dat Franssprekend kerngebied omvat evenwel 12 departementen die slechts dialect spreken. De mensen verstaan vaak het dialect niet van een naburige gemeente.

Wie sprak Frans?

Buiten dat kerngebied kent een elite in de steden het Frans min of meer gekend. Sommige regio’s zijn voor 90% tot zelfs 100% niet Franssprekend: de Westhoek van Frans-Vlaanderen en enclaves in Vlaams Artezië, de Elzas, het Westen van Bretagne. Dit geldt ook voor 17 departementen in het zuiden: van Frans-Baskenland en Catalonië, tot Occitanië, de Provence en Corsica.

Voeg hier nog de negen departementen aan toe waarvan de helft van de gemeenten niet-Franssprekend zijn, en nog eens 21 andere met enkele niet-Franssprekende gemeenten.

De conclusie blijft verbazen: aan de vooravond van de 20ste eeuw spreekt men in amper 26 Franse departementen Frans. In de overige departementen, de grote meerderheid dus, wordt alleen of deels een andere taal of een dialect gesproken.*

De grote omwenteling

Al is de aanzet brutaal gegeven met de Franse Revolutie, de verfransing kan je niet zo maar decreteren met uitsluitend nieuwe wetten en dictaten. De  beginnende schoolplicht en de verplichte militaire dienst zullen een beetje aan deze situatie wijzigen, maar niet diepgaand.

De grote omwenteling komt uit een andere hoek. Het zijn de verplaatsingen op grotere afstanden, mogelijk gemaakt door de trein als nieuw vervoermiddel, die voortaan het verschil maken. Geleidelijk wordt het mogelijk heel Frankrijk snel te doorkruisen.

‘Dit laat het Franse staatsapparaat toe om ambtenaren die de Franse taal beheersen in te zetten als verfransingsmachine’

Dit laat het Franse staatsapparaat toe om ambtenaren die de Franse taal beheersen in te zetten als verfransingsmachine op het hele grondgebied. Prefecten, rechters, militairen, rijkwacht politie, douaniers, maar ook en vooral onderwijzers, leraars en professoren, enz. worden benoemd en ingezet  in andere, liefst verre regio’s buiten hun streek van herkomst.

Frans-Vlaanderen als tuchtoord

Voor wie denkt dat deze praktijken tot het verleden behoren, geef ik een recent voorbeeld uit 2008. Het gaat om de kluchtfilm van bedenkelijk niveau Bienvenue chez les Ch’tis, Frankrijks grootste kaskraker in de laatste 15 jaar. Het hoofdpersonage, een postbeambte werkzaam in de Provence, krijgt in plaats van een gewenste benoeming aan de Côte d’Azur een tuchtsanctie. Hij wordt gestraft met een overplaatsing naar de ‘mistige, regenachtige, koude’ Frans-Vlaamse stad Bergues ofwel Sint-Winoksbergen. De harde werkelijkheid haalt hier de fictie in.

Over de taaltoestand in Frankrijk trekt Olier Mordrel, de bekende Bretoense voorman, de juiste conclusie: ‘De taalgebieden in Frankrijk bleven in feite relatief stabiel sinds de 10de eeuw. Het is pas in de 20ste eeuw dat, voor de eerste keer in de geschiedenis, de volkstalen werden bedreigd.’

In een volgende bijdrage bespreek ik de  administratieve indeling van Frankrijk met de provincies, departementen, regio’s. Een ander wapen om het geheugen van de volkeren in Frankrijk uit te wissen.

*Deze cijfers komen uit Graham Robb, De ontdekking van Frankrijk, Olympus. 2008.

Gepubliceerd

03.07.2020

Kernwoorden
Reacties

Wie is verantwoordelijk voor de Eerste Wereldoorlog?

Frankrijk, een puzzelstuk dat ontbrak

Lees het artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/recensies/wie-is-verantwoordelijk-voor-de-eerste-wereldoorlog/

‘De tijd van de grote debatten over de oorzaak van de Eerste Wereldoorlog is voorbij,’ schreef de Duitse historicus Oliver Janz in 2013. Niets is minder waar, antwoordt Luc Vanacker, germanist en historicus gespecialiseerd in de Eerste Wereldoorlog. In het boekje Over die oorlog dat onopgemerkt voorbijging tussen het luidruchtig klaroengeschal van de vele publicaties over het eind van de Eerste Wereldoorlog, stelt Vanacker de stoute vraag: is Duitsland alleen verantwoordelijk voor, en schuldig aan Wereldoorlog I?

De Zwarte Hand

Luc Vanacker vertelt ons over wat hij noemt het ‘puzzelstukje dat in de meeste ontstaansgeschiedenissen van de Eerste Wereldoorlog ontbreekt’. In januari 1914 vergaderen leden van Jong-Bosnië, Mlada Bosna in het Servisch, in de Occitaanse stad Toulouse. De aanslag op de Oostenrijks-Hongaarse kroonprins Frans Ferdinand werd dus in Zuid-Frankrijk besproken en voorbereid. ‘Dan al werd de naam Princip naar voor geschoven,’ voegt Vanacker er nog aan toe.

‘doel was alle Serven onder één land te verenigen’

Gavrilo Princip (1894-1918), die de aanslag zou plegen, was lid van de geheime Bosnisch-Servische nationalistische beweging de Zwarte Hand (Servisch: Crna Ruka). Deze samenzwerende groepering, in Toulouse aangeduid om de klus te klaren, was in Servië gekend als ‘zij die Frans spreken’. Haar doel was alle Serven onder één land te verenigen. Zes maanden voor de aanslag in Sarajevo op 28 juni 1914 was de zaak al grondig voorbereid. De Russen zouden voor Belgische wapens zorgen.

Ook de gekozen datum was geen toeval. Op 28 juni vieren de Serviërs een belangrijke feestdag, Vidovdan. Dat is de feestdag van Sveti Vit, een orthodoxe heilige die liever de marteldood stierf dan aan zijn geloof te verzaken.

De band met Frankrijk

De nauwe banden tussen Servië en Frankrijk dateren uit de 19de eeuw. Duizenden Franse studenten studeerden voor Wereldoorlog I in Belgrado. ‘Sinds 1911 bestond er een Franse Office central des nationalités dat via de vrijmetselaarsloges contact hield met de radicalen in Servië,’ aldus Luc Vanacker. ‘Servië was het meest francofiele land ter wereld,’ bevestigt de Servische historicus en diplomaat D.T. Batakovic. 75 jaar later, tijdens de Bosnische oorlog in 1992-1995, zullen sommige Fransen nog nadrukkelijk de Servische kant kiezen.

‘Het enige land dat op executie had aangedrongen, was… Frankrijk’

Na de aanslag wilde men af van de laatste getuigen van de Zwarte Hand. In 1917 werd een proces in Thessaloniki gevoerd tegen hun leider, Dragutin T. Dimitrijevic, bijgenaamd Apis. In ruil voor de vrijspraak moest hij de volle verantwoordelijkheid van de aanslag op zich te nemen. Hij deed dat, maar werd alsnog geëxecuteerd. Het enige land dat op executie had aangedrongen, was… Frankrijk. ‘Hebben wij hier te maken met een opdrachtgever die zijn belangrijke uitvoerders het zwijgen wil opleggen,’ vraagt Vanacker.

Een wereldoorlog voor Elzas-Lotharingen?

Luc Vanacker vervolgt: ‘Wie kon het beter weten dan de Serviërs die na de oorlog Poincaré als de aanstichter van de oorlog bestempelden?’ Raymond Poincaré (1860-1934), was de president van de Franse Republiek ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Hij was geboren te Bar-le-Duc in Lotharingen.  Samen met de Elzas was Lotharingen door de Duitsers op Frankrijk teruggenomen na de Frans-Duitse oorlog van 1870-71. De haat tegen Duitsland voor het verlies van Elzas en Lotharingen en de revanchegedachte zou Poincaré heel zijn politieke leven kenmerken. Een anekdote die veel zegt over de gevoelens van de man: de hond van Poincaré heette ‘Bismarck’.

Nu Elzas en Lotharingen de beschaving hadden moeten achterlaten voor de barbarij was de hele Franse politiek tussen 1871 en 1918 er op gericht om de herinnering aan het verloren gebied levendig te houden. In alle scholen hing een kaart van Frankrijk, met een blinde vlek voor Elzas-Lotharingen. Alle Franse leerlingen leerden het liedje:

Vous n’aurez pas l’Alsace et la Lorraine,
Et malgré vous nous resterons Français.

Het revanchisme en de herovering van Elzas-Lotharingen was voor elke jonge Fransman een schoolvak op zich. Elke morgen deed de Franse schoolgaande jeugd schietoefeningen op de speelplaats.

De mening van de Britse premier

Om Elzas-Lotharingen terug te nemen met eigen kracht was Frankrijk te zwak. Poincaré werkte daarom ijverig aan de alliantie met Rusland, traditionele bondgenoot van de Serviërs. Groot-Brittannië, de andere bondgenoot, geloofde in 1914 nog in een defensieve houding van Frankrijk. Enkele decennia later klonk David Lloyd Georges, de Britse premier van toen, helemaal anders. Volgens hem subsidieerde Poincaré de bewapening van Polen en Tsjechoslowakije, moedigde de opstand aan in het Saarland en bestreed elke poging tot versoepeling van de maatregelen tegen Duitsland. Luc Vanacker citeert Lloyd Georges in 1938: ‘Hij (Poincaré) is de ware schepper van het moderne Duitsland met zijn groeiende bewapening en als dit op een nieuw conflict zou uitlopen, dan zal de ramp te wijten zijn aan Poincaré’.

‘leugens en desinformatie van de zomer 1914’

Artikel 231 van het verdrag van Versailles stelt Duitsland alleen verantwoordelijk en dus schuldig voor alle schade wegens het op gang brengen van de oorlog. We weten vandaag de dag dat dit flagrant onjuist is. In een boek dat in 2003 verscheen* heeft de Franse historicus en verzetsstrijder Léon Schirmann het over ‘de leugens en desinformatie van de zomer 1914‘. Niet Oostenrijk-Hongarije, bondgenoot van Duitsland nam het initiatief van de oorlog.  Maar wel Rusland, opgehitst door de Franse regering en door een bezoek van Poincaré die Duitsland op twee fronten wilde aanvallen. Luc Vanacker stelt terecht dat het voor Frankrijk in juli 1914 niet meer ging ‘om “defensief patriottisme”, maar om “offensief nationalisme”‘.

De gevolgen

De revanchistische politiek van Frankrijk zal heel Europa definitief destabiliseren. Duitsland wordt als grootmacht vernederd, Oostenrijk-Hongarije verdwijnt van de kaart als draaischijf van Europa, en het Ottomaanse rijk wordt ontmanteld. Deze periode ziet ook de overwinning van het communisme, de opkomst van het nazisme, en van Amerika als grootmacht.

De conclusie laat Luc Vanacker aan de non-conformistische Franse schrijver Alfred Fabre Luce (1899-1983): ‘Duitsland en Oostenrijk-Hongarije hebben daden gesteld die de oorlog mogelijk maakten, de Triple Entente heeft die gesteld die hen zeker maakten’. Dat is dan zeer diplomatisch uitgedrukt. Het boek Over die oorlog van Luc Vanacker toont aan dat een ontbrekend stuk van de puzzel Frankrijk heet.

*Léon Schirmann/ Eté 1914: Mensonges et désinformation. Comment on « vend » une guerre/ Italiques, 2003

Gepubliceerd

28.06.2020

Kernwoorden
Reacties

Cyriel Moeyaert 100 jaar

Cyriel Moeyaert op 99-jarige leeftijd tijdens de presentatie van zijn voorlopig laatste werk Het Nederlands in Sint-Omaars door de eeuwen heen, geflankeerd door Geert Bourgeois en Henri Vaassen

Dr. Jozef Weyns, die ooit het levensverhaal van een eeuweling uit zijn geboortedorp optekende, schreef: “Wie honderd jaren deze wereld heeft kunnen bekijken, vergaarde een berg van herinneringen die merkwaardig zijn. Naar zulk een mens is met gretigheid te luisteren.” Zeker als het iemand is met een sprankelende geest als … Cyriel Moeyaert, die zijn honderdste verjaardag vierde op 23 mei jl.

De taalkundige

Uit en boerengeslacht in het West-Vlaamse Langemark geboren, vond Cyriel Moeyaert snel zijn weg. De briljante student, een fynhoofd zegt men in mijn geboortestreek, zou priester worden. Uit zijn interesse voor de Vlaamse ontvoogdingstrijd groeide ook zijn passie voor de Nederlandse taal. Als leraar Nederlands, later diocesaan inspecteur en animator van zogenoemde ABN-kernen. Samen met o.m. prof. dr. Piet Paardekooper schreef hij de bekende Beknopte ABN-spraakkunst.

De Frans-Vlaanderenkenner

Eind 2019 verscheen een bundeling eerder gepubliceerde artikelen van Cyriel Moeyaert in boekvorm

Zijn eerste kennismaking met Frans-Vlaanderen dateert uit 1961. Mensen ontmoeten, het patrimonium ontdekken, de oude streektaal bestuderen. Het werd een revelatie, vervolgens een levenslange passie. Zestig jaar lang vergaarde Cyriel zo een ware encyclopedische kennis inzake Frans-Vlaanderen.

Ik vroeg hem wat het meest veranderd is in Frans-Vlaanderen in al die jaren:

De taal natuurlijk. Toen kon je nog in bijna alle Frans-Vlaamse gemeenten komen zonder een woord Frans te spreken.

Vandaag maakt zijn vriend Mark Ingelaere beeld- en klankopnames van de laatste sprekers van de streektaal. De honderdjarige noemt de situatie een linguïcide. Maar hij blijft optimistisch. Er zijn nog kleine kernen Vlaamssprekende mensen, die trachten de streektaal door te geven aan de volgende generaties. En het Nederlands wordt meer dan ooit op alle onderwijsniveaus gedoceerd…

Schatkamer van het Nederlands

Moeyaert verrichtte ontzettend veel veldwerk op zoek naar mensen die de streektaal nog vlot beheersten. Hij noteerde een schat aan woorden die hij later in zijn Frans-Vlaamse woordenboek bijeenbracht.

Hoe een vurige bepleiter van het AN als hij zich kon interesseren voor een bedreigd dialect?

De Frans-Vlaamse streektaal is een schatkamer van het Nederlands. Ze bewaart allerlei middeleeuwse Nederlandse woorden die in het hedendaags Nederlands niet meer bestaan.

Oude namen voor nieuwe borden

Zijn leven lang bezocht hij vele archieven op zoek naar oude Nederlandse teksten en toponiemen, die hij in vele artikelen ontleedde. Een bron van inspiratie voor Euvo, een vereniging rond Karel Appelmans, die al meer dan duizenden Nederlandstalige naamborden op huizen, straten en monumenten in Frans-Vlaanderen heeft aangebracht. Een initiatief dat Moeyaert een warm hart toedraagt.

Naast zijn werk als taalkundige heeft Cyriel Moeyaert een rijke documentatie verzameld: boeken, documenten en foto’s. Ook stukken over zaken die vandaag verdwenen zijn. Wij zijn hem en Frans-Vlaanderen verplicht deze bijzondere verzameling te bewaren voor het nageslacht.

Bronnen

  • Jozef Weyns, Haard en Heem, Heemkring Die Swane, 1984.
  • Wido Bourel, Cyriel Moeyaert: In de taaltuin van mijn vaderen, uitgeverij ID, 2015.
  • P.C. Paardekoper, J. Peperstraete & C. Moeyaert, Beknopte ABN-spraakkunst, 1963 en volgende: elf drukken.
  • Cyriel Moeyaert, Woordenboek van het Frans-Vlaams, Davidsfonds, twee drukken, 2005 en 2012.

Lees dit artikel ook in het tijdschrift Neerlandia (02/2020), pagina 21

Gepubliceerd

16.06.2020

Kernwoorden
Reacties

Nicolas Bourgeois, een Frans-Vlaamse voorman om niet te vergeten

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/recensies/nicolas-bourgeois-een-frans-vlaamse-voorman-om-niet-te-vergeten/

Nicolas Bourgeois (1896-1982) was tijdens zijn leven een Frans-Vlaams voorman en een intellectueel van formaat. Als auteur was hij een niet aflatend criticus van het jakobinisme, dat in Frankrijk (en in België) zo veel schade heeft berokkend.Wido Bourel, eveneens Frans-Vlaming – al woont hij al decennia in de Kempen, schreef een boeiend boek over hem dat steunt op talrijke gedachtewisselingen van de auteur met Nicolas Bourgeois. Daardoor krijgt dit werk een ongewoon levendig karakter.

Hoe kwam je in contact met Nicolas Bourgeois, een man die meer dan een halve eeuw ouder was dan jij?

‘Nicolas Bourgeois was inderdaad al een oude man toen ik hem leerde kennen. Dat moet ergens in 1972 geweest zijn. 76 jaar was hij toen, ik amper 17. Hij had mijn grootvader kunnen zijn en zo voelde ik me, bij hem – als een kleinzoon. Ik heb gewoon bij hem aangebeld en hij ontving me meteen. De gewezen Frans-Vlaamse voorman ontfermde zich graag over onze generatie. Wij waren zijn geestelijke zonen, zei hij, en niets was hem te veel om ons te helpen. Ik nam bij elk van de vele gesprekken die volgden ijverig nota. Die aantekeningen en de correspondentie die we jarenlang voerden, zijn de basis van mijn boek.’

Voorman van de Vlaamse Beweging in Frankrijk, noem je hem terecht. Hoe komt het dat hij aan deze kans van de grens weinig bekend is gebleven?

Via de taal ontdekte hij zijn Vlaamse wortels

‘Hij was een bescheiden man die altijd de schaduw verkoos boven de schijnwerpers. Hij heeft ook een dubbelleven geleid, het ene in de Parijse hogere kringen, het andere in Frans-Vlaanderen. Geboren in Rijsel, verhuisde hij op jonge leeftijd naar Parijs, waar zijn vader dirigent was van het beroemde muziekkorps van de “Garde Républicaine”. Nicolas leerde Nederlands – stel je voor! – als officier bij de Franse zeemacht. Via de taal ontdekte hij zijn Vlaamse wortels. Bourgeois was een leven lang actief voor en in de Vlaamse Beweging in Frankrijk. Tijdens het interbellum was hij onder meer secretaris van de Franse Regionalistische Beweging. Hij behoorde tot de leiding van het Vlaams Verbond van Frankrijk, net als zijn vriend priester Jean-Marie Gantois. Tot op het eind evan zijn leven was Nicolas Bourgeois de veel gevraagde raadsman van de jonge regionalisten in Frankrijk.’

En wat was het ‘andere leven’ van Nicolas Bourgeois in Parijs?

‘Dat begon met studies aan Parijse elitescholen, de Lycée Louis le Grand en daarna aan de École Normale Supérieure, promotie 1916. Hij werd doctor in de politieke en economische wetenschappen met een proefschrift over “Proudhon, le fédéralisme et la paix”, bekroond door de Carnegie-stichting. Daarna werd hij nog doctor in de geschiedenis en doctor in de rechten.’

‘Van 1919 tot 1941 is hij, beroepshalve, “diensthoofd van de voorzitter van de gemeenteraad van Parijs”. In die hoedanigheid schrijft hij de meeste toespraken en teksten van de Parijse gekozenen tijdens het interbellum. Nicolas Bourgeois was een veelzijdig intellectueel en een bekroonde schrijver, een rasechte verteller, maar ook topjurist en briljant historicus. Na Parijs keerde hij terug naar Frans-Vlaanderen. Hij werd er advocaat en weldra stafhouder van de balie van Duinkerke.’

Wat is je bijgebleven? Wat moeten wij van hem onthouden?

 ‘Afgezien van de vele persoonlijke herinneringen, drie dingen. Ten eerste zijn humoristische, maar bikkelharde kritiek van het centralistische, jakobijnse Frankrijk en van de imperialistische neigingen van de francofonie: “De francofonie wordt alleen door haarzelf bedreigd. Dat ze zich verzorgt en alles zal beter gaan. Ook in Europa”…

Bourgeois was een bevoorrechte getuige van de bloedigste eeuw uit onze Europese geschiedenis

Het jakobinisme noemde hij “het evangelie van de vijf republieken die elkaar opvolgden aan de oevers van de Seine”. De gedachte dat een staat bepaalt wie en wat het volk is, zijn taal en cultuur, was voor hem een ondraaglijke gedachte en – objectief – de bron van onnoemelijk leed in Europa. Vergeet het tijdskader niet, Bourgeois was een bevoorrechte getuige van de bloedigste eeuw uit onze Europese geschiedenis.

België is een “goed” voorbeeld van het verder woekeren van het jakobinisme. Als je een Georges-Louis Bouchez hoort, dan weet je het wel. Na Frankrijk is het jakobijnse gif natuurlijk in Spanje het sterkst beleidsbepalend. De Catalanen ondervinden dat dagelijks.’

Wat is daarop volgens Nicolas Bourgeois het positieve antwoord?

een overtuigde voorstander van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren, de anti-jakobijnse gedachte bij uitstek

‘Dat is mijn tweede punt. Nicolas Bourgeois was een overtuigde voorstander van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren, de anti-jakobijnse gedachte bij uitstek. Dat zelfbeschikkingsrecht moest ook aan de kwantitatief kleine volkeren worden gegund. Maar om te vermijden dat Europa een krabbenmand zou worden, is er een tegengewicht nodig. Dat was voor hem het federalisme, in casu een federaal Europa. Kleine volkeren zouden anders in de kortste keren weer hapklare brokken worden voor grote, jakobijns geïnspireerde staten. Hij was op dat vlak een voorbeeldig leerling van Alexandre Marc (Frans-Russisch schrijver en filosoof, gangmaker van het federalistische denken – red.) en Denis de Rougemont (Zwitserde denker die ijverde voor een federale orde in Europa – red.). ‘

En ten derde?

‘Combineren is mogelijk en noodzakelijk! Als je een officiële functie bekleedt, in het staatsapparaat, de universiteit, het gerecht e.d., dan kan dat een probleem zijn om uit te komen voor je eigen gedachte. Maar het mag nooit, stelde Nicolas Bourgeois, een excuus zijn om niet mee te werken aan de emancipatie van je eigen volk. Hij had een gloeiende hekel aan de mensen, meestal intellectuelen, die die hem discreet toevertrouwden dat ze met hem “sympathiseerden”, maar “dat ze “gezien hun functie” verder niets konden doen.’

‘Hijzelf was, zowel in zijn Parijse periode, als daarna toen hij stafhouder was in Duinkerke een toonvoorbeeld hoe je je op sluwe en intelligent manier kon engageren. Voor zijn avontuurlijke belevenissen daarbij, moet je mijn boek lezen.’

Gepubliceerd

10.06.2020

Kernwoorden
Reacties

Het verdriet van Hongarije

Verdrag van Trianon, 100 jaar geleden getekend

De Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie anno 1914

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/het-verdriet-van-hongarije/

Trianon is de naam van een gehucht dat zich bevond in de nabijheid van de tuinen van het kasteel van Versailles. Koning Lodewijk XIV liet het opruimen om er een lustpaviljoen te  bouwen, le Grand Trianon, Groot Trianon.

In dit Groot Trianon werd 100 jaar geleden, op 4  juni 1920, het verdrag van Trianon gesloten tussen de overwinnaars van Wereldoorlog I en Hongarije. Met één pennentrek verloor Hongarije  71,5 % van zijn territorium en 13 van zijn 21 miljoen inwoners.

Noodlottige verdragen

De verdragen, bedwongen door de overwinnaars van Wereldoorlog 1, schoven voor de eerste keer de notie ‘schuld’ naar voren. De verliezende partijen, Duitsland en de Dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije dienden te worden veroordeeld.

Het verdrag van Trianon kwam na het verdrag van Versailles van 28 juni 1919. Een ander verdrag, dat van Saint-Germain-en-Laye, bezegelde de ontmanteling van het Oostenrijks-Hongaarse rijk op 10 september dat jaar. De tekst verscheen in het Frans, het Engels, het Italiaans en het Russisch, maar niet in het Duits. Het geeft een idee van de opperste arrogantie van de overwinnaars.

Hongarije verloor twee derde van zijn grondgebied

Het verdrag van Trianon destabiliseerde verder de hele regio: Hongarije verloor twee derde van zijn grondgebied. Dat gebiedsverlies kwam ruwweg overeen met vandaag Slovakije, het gebied van het Oekraïense Transkarpatië, het Roemeense Transsylvanië, het Servische Vojvodina, een deel van Slovenië, Kroatië, en het Oostenrijkse Burgenland.

Zelfbeschikkingsrecht?

Charles-Maurice, hertog de Talleyrand, had zijn tijdgenoten reeds gewaarschuwd: ‘Blijf af van het Oostenrijkse Keizerrijk, want het is de vesting van Europa’. Maar deze Franse diplomaat leefde in de 18de eeuw en was in 1920 al lang vergeten.

Voor een keer kwam het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren er aan te pas. Thomas Woodrow Wilson, de president van de Verenigde Staten, legde reeds in januari 1918, in zijn bekende Veertien Punten, de nadruk op het recht op de autonome ontwikkeling van de volkeren in de Dubbelmonarchie en de Balkanstaten. Dat  klonk veelbelovend. Maar hierachter schuilde een ander plan. De echte bedoeling was het definitief breken van het grootste machtsblok in Centraal-Europa, de entente Duitsland-Oostenrijk-Hongarije.

Geen volksraadpleging

Alle partijen in de regio waren al een tijdje bezig om, op papier, nieuwe grenzen in hun voordeel te bedenken. Valse informatie hierover verspreiden was een nationale sport geworden. David Lloyd George, de Britse premier in de periode van het verdrag van Trianon, gaf later onverbloemd toe: ‘Alle documentatie van onze geallieerden tijdens de vredesgesprekken  was leugenachtig. De beslissing over Hongarije viel op basis van valse informatie.’

Maar elke vorm van democratische toetsing werd van de tafel geveegd.

De Hongaren hadden nog voorgesteld om een volksraadpleging te organiseren in de gebieden die ze afstaan. Maar elke vorm van democratische toetsing werd van de tafel geveegd. De Hongaarse delegatie, van haar vrijheid beroofd tijdens haar verblijf in Versailles, kreeg de verdeling van het land gewoon als een dictaat voorgelezen.

Twee derde van het grondgebied

De gevolgen voor Hongarije waren niet te overzien:

Roemenië kreeg Zevenburgen (Transsylvanië) alsook de Oostelijke helft van het Banaat. Het omvat een gebied van meer dan 103.000 km2  waar, tot vandaag, het grootste aantal etnische Hongaren buiten Hongarije woont.

De nieuwe staat Tsjecho-Slowakije bemachtigde Opper-Hongarije. Dat is het grootste deel van Slowakije,  met onder meer Bratislava, een gebied van 61.633 km2. De Hongaarse minderheid is voornamelijk langs de Donau en de grens gevestigd.

Een andere nieuwe staat, opgericht in 1918, het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen annexeerde de streek van Vojvodina. Dat is de westelijke helft van het Banaat, alsook Kroatië maar zonder Dalmatië, in totaal  63.092 km2 met een toegang tot de zee.

D’Annunzio

Ook Polen kreeg 520 km² Hongaars grondgebied, en Italië de Kroatische stad Rijeka/Fiume (23 km².) Deze werd bezet na een militaire actie geleid door de Italiaanse irredentistische schrijver Gabriele d’Annunzio. Na Wereldoorlog II ging de stad terug naar Kroatië. Tenslotte ging het Duitstalige Burgenland, op de stad Sopron (Ödenburg) na, naar Oostenrijk dat hier niet om gevraagd had.

Alles samengeteld  kromp Hongarije ineens van 325.411 km2 tot 93.028 km2.

Onder vreemde heerschappij

In totaal kwamen 3,3 miljoen Hongaarse staatsburgers, dat is 30 % van de bevolking van toen, onder vreemde heerschappij terecht. Voeg er nog aan toe dat deze nieuwe situatie aan de basis lag van talloze wandaden, wraakacties en moorden in de betrokken gebieden. Honderdduizenden mensen vluchtten voor het geweld.

Hongarije moest plots verder functioneren met het verlies van vijf van zijn tien grootste steden, 43%  van zijn landbouwgronden, 58% van zijn spoorwegnet, en 83% van zijn grondstoffen. Bovenop kreeg Hongarije een boete van jaarlijks van 10 miljoen goudkronen en moest het de helft van de oorlogsschade op zich nemen. Het Hongaarse leger, tenslotte, mocht maximaal nog 35.000 soldaten tellen.

Verliezende kamp

De nieuwe situatie als gevolg van het verdrag van Trianon heeft tot vandaag het lot van Hongarije bepaald. In het interbellum was de voornaamste politieke eis van Hongarije de restitutie van het grondgebied. Het lukte Hongarije nog deels de pijn te verzachten door, in 1939, geweldloos een deel van Tsjecho-Slowakije met een aanzienlijke Hongaarse minderheid, terug te krijgen.

in de betrokken gebieden werden opnieuw wreedheden gepleegd tegen de minderheden.

In 1940 werd het noorden van Zevenburgen van Roemenië teruggenomen. Voor het bondgenootschap hiervoor met Duitsland zal Hongarije opnieuw een zware prijs betalen. Met het verdrag van Parijs in 1947 dwingen de geallieerden af dat de grenzen opnieuw volgens het verdrag van Trianon lopen. De gevolgen kan men zich voorstellen: in de betrokken gebieden werden opnieuw wreedheden gepleegd tegen de minderheden.

Een toontje lager

100 jaar later kunnen we stellen dat het Verdrag van Trianon heeft bijgedragen tot de verdere destabilisering van Midden-Europa. De gevolgen voor de hele regio, en voor Hongarije  in het bijzonder, zijn tot vandaag niet te overzien. Ook voor president Viktor Orban blijft Trianon het verdriet van Hongarije. 4 juni is in Hongarije inmiddels tot ‘Dag van Nationale Cohesie’ uitgeroepen.

Ik beaam de woorden van de Nederlandse filosoof en publicist Paul Cliteur in De Dagelijkse Standaard van 22 mei: ‘Misschien is het überhaupt een goed idee een toontje lager te zingen ten aanzien van Hongarije’.

Gepubliceerd

03.06.2020

Kernwoorden
Reacties

De herontdekking van de heimat

Overleven na de ondergang van het globalisme

Heimatgevoel heeft te maken met onthaasting, samenhang, veiligheid en erkenning.

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/de-herontdekking-van-de-heimat/

Nu mensen in coronatijden de geneugten van het thuisleven herontdekken, van een babbeltje met de buren, en van een wandeling in de velden, maken de globalisten zich ongerust. Ik kwam zo een wereldburger tegen, bij ons in het dorp, en liet het woord heimat vallen. De reactie kwam meteen, agressief en venijnig:  de heimat, dat is iets achterlijks, stoffigs, ouderwets, gevaarlijk. Kortom, de heimat is verdacht.

De heimat, een illusie?

Ook marketinggoeroe Fons Van Dyck waarschuwt ons op zijn site voor wat hij noemt de ‘illusie van de Heimat’. Het begrip heimat staat volgens hem voor ‘een drijfveer die mensen fysieke, culturele en mentale grenzen, en zelfs muren, doet optrekken als een ultieme verdedigingslinie tegen een onzichtbare vijand. Het zal een gevaarlijke illusie, met grote gevolgen, blijken te zijn.’

Er loopt een rode draad tussen het coronavirus en de Britten die de EU verlaten, de verkiezing van Trump, en de groei van de ‘eigen volk eerst’-gedachte.

Van Dyck observeert de symptomen van het terugplooien op de heimat al voor de coronacrisis. Marketingwatchers zijn nu eenmaal visionairen. Hij geeft voorbeelden: Groot-Brittannië met de brexit, de Verenigde Staten met ‘Make America great again’. En ook, u raadt het al, de opmars van radicaal-rechts. Er loopt een rode draad tussen het coronavirus en de Britten die de EU verlaten, de verkiezing van Trump, en de groei van de ‘eigen volk eerst’-gedachte. Is er dan toch sprake van kwaad opzet met dat coronavirus?

Ei warum? ei darum!

‘Heimat’ is een Duitse term die zich niet zo maar laat vertalen. Wellicht daarom is hij al een beetje verdacht. In Duitsland werd voor de eerste keer een minister van Heimat benoemd, Horst Seehofer, van de Beierse CSU. Seehofer moest op eieren lopen toen hij de vraag kreeg: ruikt het woord heimat niet naar het Derde Rijk?

Het is de Duits-Joodse filosoof Ernst Bloch (1885-1977) die, met zijn boek Das Prinzip Hoffnung (1959) het naoorlogse startschot gaf voor het opnieuw gebruiken van het concept heimat. De cryptische slotzin van zijn boek luid: ‘Zo ontstaat in de wereld iets dat iedereen in zijn kindertijd zag blinken en waar niemand was: heimat’.

Heimat is recenter de titel van een grafic novel van de Duits-Amerikaanse Nora Krug, Heimat. Terug naar het land van herkomst. Het boek een sprekende ondertitel: terug naar het land van herkomst. ‘Na twaalf jaar Amerika voel ze zich Duitser dan ooit tevoren’, schrijft ze. Krug herontdekte haar heimat tijdens de confronterende zoektocht naar haar familiegeschiedenis, worstelend met de werkelijkheid van het leven tijdens het Derde Rijk. Maar, op zoek naar haar heimat, komt ze toch tot de existentiële vraag:  ‘Hoe kun je begrijpen wie je bent als je niet weet waar je vandaan komt?’

Wat betekent heimat?

Mijn Van Dale geeft als definitie: ‘heimat, land waar men geboren en getogen is’. En een lemma verder, bij heimatgevoel: ‘gevoel van verbondenheid met de streek waar men geboren en getogen is’. Verbondenheid met de geboortestreek of land. Je moet ergens beginnen.

Het Frans woordenboek Le Petit Robert kent het begrip heimat helemaal niet. Maar wel het woord heimatlos met als betekenis, en ik citeer: ‘wie zijn oorspronkelijke identiteit heeft verloren en geen nieuwe identiteit heeft verworven’. Heimat is ongedefinieerd tenzij in verhouding tot de identiteit, of tot het niet kunnen vaststellen van een identiteit. Wat de Fransen voor het begrip heimat wel gebruiken: petite patriepatrie charnelle? De Franse heimat is vleselijk en op mensenmaat…

De Duitse Heimat

De Duitsers van de Brockhaus Encyclopedie weten waarover ze spreken: Heimat is ‘een concept van een denkbeeldige of werkelijk bestaande landstreek of plaats die een sterk gevoel van vertrouwdheid oproept (…). In het dagelijks gebruik verwijst heimat ook naar de plaats, en in bredere zin de landstreek, waar iemand is geboren en waar hij zijn vroegste socialisatie ondergaat, waardoor een groot deel van zijn identiteit, karakter, mentaliteit, mening en wereldbeeld wordt gevormd’.

Dit is dan de poëtische vertaling van het heimatgevoel:  ergens een bank, een boom, een straat, de plaats van onze dromen

De eerste en laatste keer dat Monaco het Eurosongfestival won was in 1971, toen nog elk land in zijn eigen taal zong. De Franse zangeres Severine won met de meezinger : ‘On a tous un banc, un arbre, ou une rue  où on a laissé nos rêves’. Dit is dan de poëtische vertaling van het heimatgevoel:  ergens een bank, een boom, een straat, de plaats van onze dromen die jeugdherinneringen met een vleugje nostalgie oproept.

Auteur en journalist Dirk Kurbjuweit stelt ons in het weekblad Der Spiegel (nr. 15/2012) gerust: het mag ook minder romantisch zijn. Heimat kan ook het beeld zijn van ‘een hoogoven, een fabrieksschoorsteen, een kamer, een smartphone, een patriottisch gevoel, een chatroom, een mens’.

De heimat heeft toekomst

Wij kennen allen een bank, een boom of een plaats die ons aan thuis herinneren. En er is niets mis mee om op deze bank even tot rust te komen. Heimatgevoel heeft te maken met onthaasting, samenhang, veiligheid en erkenning. De kleine gemeenschap beschermt en is geloofwaardig.

De heimatgedachte houdt in dat onze dorpen terug leefbaar worden. Met een bakker, een slager, een groenteboer, een geneesheer, een gemeenschapscentrum en een boekhandel. En klanten die voor basisbehoeften niet zomaar naar de supermarkt hoeven te rijden.

Ministerie van heimat

De heimat is maximaal zelfbedruipend, maar zonder te vervallen in protectionisme. Willen wij niet meer afhankelijk zijn van China voor mondmaskers, en van Frankrijk voor elektriciteit, dan moeten wij de maakindustrie en de energie terug naar de heimat brengen.

In dit land met zijn vele ministers ontbreekt nochtans een post:  een Vlaamse ministerie van heimat. Er is alvast een waardevolle kandidaat in de persoon van Rik Torfs, die ooit voor deze post solliciteerde. Rik verdient dit ministersambt omdat hij schreef:  ‘Een open samenleving staat open voor de heimat. En wie zijn heimat koestert, beseft dat ook anderen er een hebben of verlangen’. Ik heb dit citaat naar marketinggoeroe Fons Van Dyck opgestuurd. Het antwoord laat op zich wachten.

Gepubliceerd

01.06.2020

Kernwoorden
Reacties