WIDOPEDIA
Een blog over Frans-Vlaanderen, de Nederlanden en Europa
Wido Bourel

Meest recente berichten
Archieven
Kernwoorden

Was de eerste Vlaamse leeuw helemaal zwart?

Over de oorsprong en geschiedenis van onze vlag

Zwarte Vlaamse leeuwen uit de 14de eeuw in de Gravenkapel in Kortrijk.

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/was-de-eerste-vlaamse-leeuw-helemaal-zwart/

Telkens het anti-Vlaamse kamp het niet laten kan, wordt de strijdvlag van de Vlaamse beweging met zwarte leeuw op een gele achtergrond gretig  bezoedeld als ‘collaboratievlag’, ‘fascistisch’, en nog meer van dat fraais. Men beweert in een zelfde beweging dat de Vlaamse leeuw met rode klauwen ouder zou zijn dan de Vlaamse strijdvlag. Deze stelling is zelfs over de schreve tot in Frans-Vlaanderen overgewaaid, waar de Vlaamse leeuw nog  veelvuldig wappert, maar dan in een driekleurige versie wegens geen last met de Belgische ziekte. Tijd voor een beetje geschiedenis over de Vlaamse leeuw.

Luc Pauwels, in zijn dagelijkse, waardevolle dagklapper op Doorbraak, herinnert ons er aan dat op 6 juli 1973 de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap een decreet goedkeurde  ‘tot instelling van een eigen vlag, een eigen volkslied en een eigen feestdag van de Nederlandse cultuurgemeenschap’. De beschrijving van de Vlag van de Vlaamse Gemeenschap luidt als volgt:  een klimmende leeuw met als kleuren geel met een zwarte leeuw, rood  geklauwd en getongd. Ik bespaar onze lezers een lang betoog over het feit dat de vlag van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd niet werd weerhouden. Onthoud dat zonder het veto van de politieke voorvaders van Conner Rousseau de vlag van de Vlaamse gemeenschap wel degelijk de vlag van de Vlaamse beweging zou zijn geweest.

Hoe oud is onze Vlaamse leeuw?

De eerste Vlaamse leeuw die wij kennen dateert uit 1162. Hij stond op een zegelring van de latere Vlaamse graaf, Filips van de Elzas (1142-1191). Voor die tijd werd misschien een ander wapen gebruikt genaamd Oud-Vlaanderen, alhoewel dit onduidelijk is. In de Gravenkapel in Kortrijk, pas in de veertiende eeuw gebouwd,  kan je zien dat het Filips van de Elzas is die voor de eerste keer een schild met Vlaamse leeuw draagt met aan zijn voet het afgedankte Oud-Vlaanderen.

Oud-Vlaanderen wordt beschreven als een schild van twaalf stukken van lazuur (blauw) en goud (geel), met een hartschild van keel (rood). Het is nog steeds een onderdeel van het wapen van de provincie West-Vlaanderen. Historische bewijzen dat dit wapen werkelijk werd gebruikt zijn niet gevonden. Alle referenties naar Oud-Vlaanderen dateren, merkwaardig genoeg, van twee eeuwen later. Men verbindt Oud-Vlaanderen aan de Rijselse woudmeester Liederik, legendarische voorvader van de eerste Vlaamse graven. Maar het bestaan van dit mythische personage is al even mistig als zijn wapen.

Over de oorsprong van onze leeuw zijn verschillende versies in omloop. Het zou een verband hebben met de kruistochten, overgenomen  zijn van een sultan na een gevecht gewonnen door graaf Filips van de Elzas. Een andere mogelijkheid is dat de Vlaamse graaf de leeuw als wapen eerst zag bij  Willem van Ieper, ook bekend als Willem van Lo, de eerste om een gaande leeuw, helemaal zwart, in zijn blazoen te dragen. Willem had deze symboliek uit Engeland meegenomen, het land waar hij vele jaren oorlog voerde.

Twee of drie kleuren?

Ik zal de rabiate anti-Vlaamse medemens niet kunnen helpen want de allereerste bekende afbeeldingen van een Vlaamse leeuw zijn zwart, helemaal zwart. In het Liber Additamentarum van Matthaeus Parriensis, dat ongeveer van 1250 dateert, ziet men een zwarte leeuw, zonder klauwen en zonder tong. De Vlaamse heraldicus Ernest Warlop (1935-2003) merkte fijntjes op dat in de wapenkunde, tot in de veertiende eeuw, dieren zonder tong werden voorgesteld.

De bibliotheek van Kamerijk in Frans-Vlaanderen bezit een prachtige miniatuur uit 1260: een ridder met volledig zwarte leeuw. Geen spoor van rood. Het wapenboek Dering (1270-1280) laat de leeuw van Boudewijn van Dampierre zien, zoon van graaf Gwijde, eveneens met zwarte klauwen  maar zonder tong. In het wapenboek Wijnbergen dat van het eind van de dertiende eeuw dateert, zie men een volledige zwarte leeuw zonder klauwen en zonder tong.

Pas in de tweede helft van de veertiende eeuw verschijnt in het wapenboek Gelre, voor de eerste keer, een leeuw met rode klauwen en tong. De periode stemt overeen met een standaardisering en verfijning van de heraldiek in die tijd.

Een leeuw of een luipaard?

Nu we weten dat de oorspronkelijke vlag geel en zwart was, blijft nog de bijkomende vraag: was het een leeuw? In de dertiende en veertiende eeuw werd ook gesproken van een luipaard. De eerste tekeningen van onze leeuw zijn inderdaad aarzelend en doen meer denken aan een gaande luipaard die staand, een leeuw is geworden. De naam ‘Liebaards’,  de Vlamingen uit het Vlaamse kamp in de tijd van de slag der Gulden Sporen, suggereert ook dat onze oorspronkelijke leeuw mogelijk een luipaard was, in het Latijn, ‘leobardus’.

Collaboratievlag?

Bepaalde linkse en anarchistische kringen vinden het nodig uit te pakken met de geel-zwarte vlag als collaboratievlag om de huidige Vlaamse beweging in diskrediet te brengen. Voor een Frans-Vlaams publiek gebruik ik als argument dat niemand tot de gedachte kwam de Franse vlag te verbieden al werd de Franse driekleur algemeen gebruikt door de Franse collaboratie. Denk onder meer, maar niet alleen, aan het Vichy-régime onder Maarschalk Pétain. Idem voor de Belgische driekleur, wegens veelvuldig gebruik door de Rex-beweging en door het Waals Legioen, onder bevel van  le beau Léon.

Hendrik Vuye

Laat niemand zeggen dat de vlag van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd geen historische vlag is want de tweekleurige vlag is twee eeuwen ouder dan de vlag met rode tong en klauwen. En als iemand tot de intolerante gedachte komt om de Vlaamse strijdvlag te verbieden wegens het collaboratieverhaal heeft Hendrik Vuye, professor Staatsrecht, refererend naar de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de mens, dit enkele jaren geleden juridisch afgeblokt.

Vuye: ‘Men noemt dat polysemische symbolen, symbolen die meerdere betekenissen hebben. De vlag met de zwarte Vlaamse Leeuw heeft een andere betekenis wanneer ze zou opgehangen worden bij een herdenking van een of andere collaborateur dan wanneer ze gebruikt wordt binnen de Vlaamse Beweging. Zo’n polysemisch symbool gaan verbieden door het te herleiden tot een héél beperkte periode van de geschiedenis is een vrij flagrante inbreuk op de vrijheid van meningsuiting.’

Gepubliceerd

28.08.2022

Kernwoorden
Reacties

Wat niemand vertelt over Kales

Een andere stem uit de “jungle”

Illegale emigratie vanuit Noord-Afrika en Midden-Oosten nog steeds in trek .

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/wat-niemand-vertelt-over-kales/

Zeg niet Calais maar Kales, want in deze havenstad aan de Noordzee sprak men tot de vijftiende eeuw nog Nederlands.  Spreek niet  alleen over ‘de jungle van’: in Kales tellen de inwoners nog mee, inwoners met een mening over de toestand in en rond hun stad. 

Ik sprak met één van hen, Pieter,  een geboren Calaisien die boeiend kan vertellen over lief en leed in zijn stad. Pieter is een schuilnaam, want het is in Kales niet meer vanzelfsprekend om voor zijn mening uit te komen. Een afspraak met een stem uit de zwijgende meerderheid.

We hebben afgesproken voor de beeldengroep van de ‘zes burgers van Kales’, het beroemd werk van August Rodin.

‘Makkelijk te vinden om elkaar te treffen hé! Dit beeld herinnert er ons aan dat de Engelsen in Kales steeds een hoofdrol speelden. Engeland kwam in het bezit van de stad in 1347, na de slag bij Crécy, en dit voor twee eeuwen. De legers van de Engelse koning Eduard III wilden deze overwinning vieren met de plundering van de stad. Het standbeeld laat zes voorname burgers van Kales zien, die hun leven zouden opofferen om de stad te redden. Schaars gekleed en met de strop om de hals, overhandigden ze de sleutels van de stad aan de Engelse koning. Eduards echtgenote Filippa van Henegouwen smeekte toen haar man om hun leven te sparen, en zo geschiedde.’

Dichter bij Groot-Brittannië kan je niet komen. 

‘We bevinden ons hier op 30 km van de Engelse kust. Bij mooi weer kan je het kasteel van Dover, ‘de sleutel van Engeland’ goed zien. Kales, vandaag 72.500 inwoners, groeide uit schaarse vissershuisjes in de twaalfde eeuw. Een initiatief van de broer van de Vlaamse graaf Filips van de Elzas

Maar de glorietijd met de traditionele havenactiviteiten ligt inmiddels achter ons

, want Vlaanderen speelde tot in Artesië een voorname rol. Vandaar ook het stadhuis in neo-Vlaamse stijl met Belfort, ingehuldigd in 1925.  Kales was in de veertiende eeuw lid van de Londense Hanse. Maar de glorietijd met de traditionele havenactiviteiten ligt inmiddels achter ons. Dat heeft te maken met de bouw van de Kanaaltunnel op enkele kilometers van hier.’

Vlamingen denken dat de Kanaaltunnel in Kales begint en werk verschaft 

‘In realiteit begint de kanaaltunnel in het dorpje Coquelles, op een tiental kilometers van Kales. Dit heeft niet alleen de activiteiten in de haven van Kales drastisch veranderd. Ook de spoorweginfrastructuur is opgeschoven en het wegennet heeft sinds 1994 de regio onherkenbaar veranderd. De stad zelf telt meer dan 12 procent werklozen.’

Wie zegt Kales, zegt vluchtelingen… 

De naam “Kales” werkt als een magneet op alle vluchtelingen. Niet alleen de stad maar ook de hele kuststreek hier is hét verzamelpunt voor wie de overtocht wil wagen. De overlast is niet alleen fysisch maar ook psychisch: de situatie duurt nu al decennialang en de mensen zijn het beu. Er heerst een mengeling van frustratie, spanning, soms ook van geweld.’

Hoe veilig is het om in Kales en omgeving te wonen?

‘Het onveiligheidsgevoel overheerst. De directe omgeving van Kales lijkt stilaan op een grote gevangenis, met hoge hekken  rond de haven, en langs de wegen naar de Kanaaltunnel. Door deze maatregelen heeft de problematiek zich verspreid langs de 130 km lange kust tussen Bray-Duinen aan de grens, en Berck. Elke nacht ontvouwt zich een kat-en muisspel tussen vluchtelingen en politie. Het is dweilen met de kraan open en de politie laat regelmatig begaan. Dat speelt zich af op dezelfde stranden waar bij dag kinderen zandkastelen bouwen en ouders zonnebaden.’

En laat de bevolking begaan?

‘Zeker niet. De mensen zijn ongelukkig, maar ook woedend over de overlast, het geweld, het vuil. Ze beseffen wel dat dit boven de pet van de plaatselijke overheid is gegroeid met de politiek, van ‘wir schaffen das’, en van Parijs en Londen die elkaar de bal terugkaatsen. Ondertussen worden de mensensmokkelaars oppermachtig aan beide kanten van de Noordzee. De illegaliteit blijkt een ideale biotoop voor de moderne slavernij die hier en aan de overkant floreert als nooit tevoren.’

Toont de bevolking ook begrip voor de mensenellende?

‘Ja, uiteraard, als het gaat om het lot van vrouwen en kinderen, en van al die sukkelaars. Neen, want hoe kan je begrip tonen voor mensenhandel, prostitutie, drugshandel in je achtertuin?

De grote meerderheid hier heeft er genoeg van. Genoeg van de criminaliteit, genoeg van de verzwegen, soms gewapende conflicten met en onder groepen vluchtelingen, genoeg van de laffe houding van de overheid.

Een heel kleine minderheid helpt de migranten

Een heel kleine minderheid helpt de migranten. Ik moet u niet uitleggen dat er dan geen dialoog meer mogelijk is tussen de enkelingen die illegale migranten thuis ontvangen en de meerderheid die betoogt tegen de overlast.’

Kan men spreken van een georganiseerd verzet?

‘Er zijn groepen die zich hebben verzet met betogingen, bezettingen, petities. Tot in 2015 had je Sauvons Calais en sindsdien een groep Calaisiens en colère. Maar het protest wordt vakkundig gecounterd. Wie in het verleden onder zijn ware identiteit zijn nek uitstak werd snel afgeschilderd als een racist, een fascist, extreemrechts. Liefst voor de foto, met een spierbom met kort haar en een tattoo op zijn voorarm, weet je wel. Dat werkt, want het schrikt de modale burger af. Lokale verzetshaarden werken daarom in de anonimiteit, met schuilnamen, wisselende woordvoerders en strategieën.

Dit gezegd zijnde, het stemgedrag van de inwoners is een interessante barometer om te weten wat de bevolking echt denkt.’

Er waren onlangs presidentsverkiezingen in Frankrijk. Hoe heeft Kales gestemd? 

‘In de tweede ronde van de presidentsverkiezingen stemde 61,66 procent van  de inwoners van Kales voor Marine Le Pen tegen 38,34 procent voor Macron. Bovendien heeft ongeveer 40 procent niet, of ongeldig gestemd. Het zegt veel over de gemoedstoestand van de modale Calaisien en over de geloofwaardigheid van de politiek.’

Heeft men een idee van de omvang van de illegale migratie?

‘Enkele jaren geleden sprak men van 10.000 vluchtelingen in de “jungle”. Vandaag lees je cijfers als 3.000, maar niemand weet het. Volgens officiële Britse cijfers waren er in 2021 meer dan 28.000 migranten die Engeland bereikten. Dit voorjaar spreekt men over een stijging met 68 procent. De Britse diensten gaan uit van meer dan 60.000 migranten die de overtocht zullen maken in 2022. Wie in de illegaliteit blijft aan beide kanten, zit niet in deze cijfers. De slachtoffers al evenmin: weet dat in juli jl. 170 mensen in één nacht gered zijn door de Franse autoriteiten. Het geeft zo een idee welke drama’s zich ‘s nachts voor onze kust afspelen terwijl de brave burgers lekker slapen. Mijn inschatting gaat uit van 100.000 tot 120.000 illegale vluchtelingen die dit jaar in de streek van Kales zullen neerstrijken.’

Wie zijn de mensensmokkelaars? 

‘Het is een goed georganiseerde maffia geworden, voornamelijk van Iraaks-Koerdische afkomst. We bevinden ons op amper 57 km van de Frans-Belgische grens en deze organisaties hebben ook steunpunten over de schreve. En uiteraard ook een uitgebreid netwerk in Engeland.

Men spreekt van een prijs van 3.000 tot 6.000 euro per persoon om de oversteek naar Engeland te wagen

Er is geld, veel geld mee gemoeid. Men spreekt van een prijs van 3.000 tot 6.000 euro per persoon om de oversteek naar Engeland te wagen. Wie niet betalen kan, krijgt het nodige krediet. Voor deze laatsten wacht aan de overkant gedwongen werk of prostitutie tot de schuld is betaald, want de mensenhandelaars laten ze niet los’.

Is mensenhandel big business geworden? 

‘Zeg dat wel. In heel Europa is dat een miljarden business. Voor Kales en omgeving wordt de opbrengst van de oversteek dit jaar op meer dan 300 miljoen euro geschat. Ik bespaar je de nevenactiviteiten als wapenhandel, valse papieren, prostitutie, zwartwerk, enz. Naast het illegale circuit zie je ook een legaal netwerk dat zich heeft georganiseerd en veel geld verdient op de rug van deze arme mensen: advocaten en juridische associaties, sociologen, vertalers, tolken, bedrijven op zoek naar goedkope arbeidskrachten. Ook de rol van bepaalde hulpverleners is soms dubieus.’

Sociologen?

Als er incidenten zijn tussen migranten en de plaatselijke bevolking wordt er niet meer gezocht naar de bron van het probleem, nl. de illegale migratie, maar naar de sociologische achtergrond van zogenaamde ruziezoekende calaisiens, om ze in diskrediet te brengen. Oorzaak en gevolg: nooit van gehoord zeggen deze sociologen in hun universitaire ivoren toren. Het komt er op neer de lokale, boosaardige subculturen en hun leiders te duiden, en in vakjes te classificeren volgens de laatste wetenschappelijke studies van deskundige confraters, om dan “objectief” de boerenpummels aan te wijzen die de trein van de diversiteit hebben gemist. En klaar is Kees.’

En wat met de hulpverlening?

‘De grens tussen échte humane ondersteuning en strafbare praktijken vernauwt. Ik herinner me nog een ware processie aan Belgische hulpverleners. Op de lange duur wist men geen blijf meer met al de nutteloze spullen, vervallen voeding en medicamenten die ze brachten. Vandaag zijn leveringen uit België meer aangepast aan de vraag. Ik las in de krant Le Parisien dat de mensensmokkelaars grotere boten voor de overtocht gewoon via containers vanuit China laten komen. Ook zulke operaties lopen via België.’

De Franse minister van Binnenlandse Zaken Darmanin heeft België al met de vinger gewezen. Terecht volgens u?

‘Sinds de honderdjarige oorlog is het voor een Franse minister bon ton om, bij problemen met Engeland, te wijzen naar het “perfide Albion”. Vervolgens rolt Parijs de spieren richting kleine buren om de Engelsen te laten voelen hoe hard Frankrijk werkt aan de vluchtelingenproblematiek.’

Welke rol speelt België volgens jou?

‘Een grotere rol dan je zou denken. Brussel is zowel lokaal als in Europees verband een professionele draaischijf voor juridische bijstand aan de illegale migratie. De aanwezigheid van de grens faciliteert het circuleren van vluchtelingen onder de radar met Kales als poort naar Engeland.’

Blijf je in Kales wonen?

‘Ik ben in Kales geboren en ga hier niet weg. Onze mensen hebben hulp nodig nu de overheden het laten afweten.  Een meerderheid van de Calaisiens staat achter ons en wij zullen ons blijven inzetten om Kales opnieuw leefbaar te maken voor zijn inwoners.’

Gepubliceerd

15.08.2022

Kernwoorden
Reacties

Oud-burgemeester Lode Craeybeckx: ‘Wij laten Frans-Vlaanderen niet los’

Wat kan Vlaanderen nog doen voor Frans-Vlaanderen?

Sticker in Frans-Vlaanderen

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/frans-vlaanderen-2/

Op 25 juli 1948 wordt door de West-Vlaamse letterkundigen Luc Verbeke en André Demedts, het Komitee voor Frans-Vlaanderen (KFV) opgericht. Het is de start van een heuse werking, decennialang motor van alle aandacht op – en steun aan Frans-Vlaanderen.

Deze voor Frans-Vlaanderen onmisbare hulp verdween geleidelijk, samen met de generaties die het in het leven hadden geroepen. Alleen de taalwerking bleef bestaan. Is aandacht voor – en hulp aan Frans-Vlaanderen anno 2022 tot nostalgische folklore of irredentisme te reduceren? Of moet Vlaanderen opnieuw in de voetsporen van deze pioniers treden?

Meer dan lekkere picon?

Als ik de officiële Franse cijfers mag geloven, bezoeken 1,5 miljoen Vlamingen jaarlijks Frans-Vlaanderen. Het aantal Nederlanders ken ik niet, maar die mag je er bovenop tellen. Belangstelling voor Frans-Vlaanderen is er dus genoeg. Maar voor wat de doorsnee Vlaming al lang ontdekte hebben onze politieke, sociale en economische instanties geen oog.

Of het is om er een lekkere picon te drinken, de vele Vlaamse dorpen te ontdekken, te fietsen op de flanken van de Kats- of Kasselberg, of simpelweg om even langs de supermarkt te gaan omdat de prijzen van basisproducten in Frankrijk 1/3 goedkoper zijn geworden dan bij ons. Alle redenen zijn goed om even over de schreve te springen. De vraag is of de Vlamingen ook nog voor iets anders over de schreve willen kijken.

Schoon volk op de Cultuurdag

Jaarlijks organiseerde het KFV één grote Frans-Vlaamse cultuurdag in Waregem, waar Nederlanders, Vlamingen en Frans-Vlamingen elkaar ontmoetten. Je trof er een bonte waaier van persoonlijkheden uit de Vlaamse Beweging, de culturele wereld en de Vlaamse politiek.

Ik maakte er kennis met mensen als historicus Eric Defoort, Ons Erfdeel-uitgever en publicist Jozef Deleu, Dr. Daniel Merlevede, pilaar van de ‘héél-Nederlandse gedachte’ Marten Heida, Nederlander en voorzitter van de vereniging Zannekin, minister van Nederlandse cultuur Rika De Backer, CVP-senator en latere gouverneur Leo Vanackere, Volksunie verkozenen Walter Luyten en Willy Kuijpers, de Nieuwpoortse socialistische burgemeester Georges Montmorency en organisator van de Frans-Vlaamse veertiendaagse in zijn stad. Bruggen bouwen met andersdenkenden  kon toen beter dan nu.

Wat doet tegenwoordig ’t stad, met haar Vlaamsgezinde meerderheid, om de streek te helpen waar de bron van de Schelde ligt?

Het was in die tijd dat de socialistische burgemeester van Antwerpen, Lode Craeybeckx – namens zijn stad – financiële steun toekende aan een Frans-Vlaamse vereniging onder het aangepaste motto ‘wij laten Frans-Vlaanderen niet los’. En dat de provincie Antwerpen onmiddellijk volgde op initiatief van de Volksunie. Wat doet tegenwoordig ’t stad, met haar Vlaamsgezinde meerderheid, om de streek te helpen waar de bron van de Schelde ligt?

Activiteiten

KFV-bezieler Luc Verbeke was een dichter én een man van de daad. Even kort terugblikken op de activiteiten van het Komitee voor Frans-Vlaanderen leert ons dat ze werden georganiseerd in werkgroepen. Kernthema’s waren literatuur, cultuurbeleid, onderwijs, geschiedenis, heemkunde en volkskunde, economie, grenscontacten en toerisme, overheidspersonen, familiekunde en jeugdwerking.

Een apart verhaal was uiteraard de onderwijspoot met de organisatie van vrije cursussen Nederlands, een beetje overal in de Franse Westhoek. Op zo’n vrije cursus heb ik mijn eerste lessen Nederlands gevolgd. En ja, het is met mijn Nederlands goedgekomen!

Taalvragen

Laat ons even naar het onderwijs van de Nederlandse taal kijken. Wat doen de Vlaamse instellingen vandaag concreet voor de promotie van de  Nederlandse taal en de redding van het Vlaemsch in Frans-Vlaanderen? En wat met de nieuwe ontwikkelingen? Het West-Vlaams dialect wordt zonder het Nederlands erkend als regionale taal in Frans-Vlaanderen, maar Vlaanderen zegt niets. Zijn de Vlaamse instanties – al was het maar informatief – tussengekomen om aan de Hauts-de-France uit te leggen dat het West-Vlaams één van de dialecten van het Nederlands is en geen aparte taal zoals men daar orakelt?

Al iemand nagedacht over welke rol de Vlaamse basis- en secundaire scholen in de grensstreek kunnen spelen om immersieonderwijs te bieden en zijn die scholen daarop voorzien? Hoe kan men de studie van Frans-Vlamingen aan de Vlaamse universiteiten faciliteren? Hoe kunnen Vlaanderen én Nederland wetenschappelijke hulp bieden om het spanningsveld tussen dialect en standaardtaal te helpen begeleiden? Ik stel me vele vragen over het verdwijnen van het departement dialectologie aan de universiteit Gent ten voordele van de zogenaamde ‘variatielinguïstiek’. En wat kan het Nederlands Mertens Instituut betekenen in dit verhaal?

Wat doen de Vlaamse verkozenen als morgen Frans-Vlaanderen een klacht indient bij Europa om Frankrijk te dwingen het onderwijs van het Nederlands als tweede taal te verplichten in de Frans-Vlaamse scholen? Kan Frans-Vlaanderen hiervoor rekenen op de steun van de Vlaamse Europese afgevaardigden?

Projecten genoeg

Midden-Vlaanderen kan ook hulp bieden rond allerlei grensoverschrijdende activiteiten. Ik geef er enkele bij wijze van voorsmaak:

  • Wegeninfrastructuur en vervoer van personen: er is een grote vraag naar meer grensoverschrijdende fietspaden, herinvoering van bus, tram en/ of treinlijnen die in de laatste vijftig jaar allemaal zijn afgeschaft.
  • Rekrutering en werkgelegenheid: de West-Vlaamse bedrijven kampen met personeelstekort. In dat kader is een aangepaste informatie nodig vanuit de werkgevers- en sociale organisaties om duidelijk te maken dat de officiële voertaal in Vlaanderen het Nederlands is en niet het West-Vlaams.
  • Tweetalige horeca: vele cafés en restaurants zijn vragende partij om het tweetalig maken van hun communicatie, bewegwijzering, menukaarten, enzovoort. Een leuk project dat nog niet van de grond  kwam door gebrek aan vrijwilligers voor het vertaalwerk.
  • Media/netwerk: op het vlak van de media is er nood aan een eigen webstek of blog die over alle activiteiten inzake Frans-Vlaanderen informeert. Sinds de verdwijning van de Duinkerkse uitgeverij ‘Westhoek uitgaven’ is er behoefte aan een dynamische militante uitgeverij gespecialiseerd in Frans-Vlaamse  en grensoverschrijdende thema’s. En ga zo maar verder.

Een nieuwe wind?

Dat brengt me tot de slotvraag: moet men in midden-Vlaanderen de vele individuele initiatieven en projecten ten bate van Frans-Vlaanderen niet opnieuw samenbrengen en coördineren in een overkoepelend project zoals het KFV dat deed? En opnieuw jaarlijks een Frans-Vlaamse dag of cultuurdag organiseren?

Deze groep zou een nieuwe wind kunnen doen waaien, de druk op de Vlaamse regering kunnen opvoeren,  de culturele, economische en sociale wereld ondersteunen en Frans-Vlaanderen binnen de Vlaamse Beweging opnieuw een plaats geven. 

Gepubliceerd

23.07.2022

Kernwoorden
Reacties

Jean-Paul Sepieter: ‘Wij moeten elkaar nog kunnen verstaan, van Duinkerke tot Delfzijl.’

Een interview met de Frans-Vlaming Jean-Paul Sepieter

Boeschepe, Frans-Vlaams grensdorp en geboorteplek van Jean-Paul Sepieter

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/jean-paul-sepieter-wij-moeten-elkaar-nog-kunnen-verstaan-van-duinkerke-tot-delfzijl/

De naam Jean-Paul Sepieter, militant actief tussen de jaren ‘70 en ’90 van de vorige eeuw, zindert in Frans-Vlaanderen nog na. In die jaren bracht hij er een nieuw geluid dat richtinggevend werd voor alle verdere acties. Ik sprak met hem op het zomerse terras van estaminet het Kerelshof in Kassel terwijl het stadje zich voorbereidde op de komst van de Ronde van Frankrijk. Een gesprek in het Nederlands want Jean-Paul spreekt vlot onze taal.

Jean-Paul Sepieter

In Nederland en Vlaanderen

Je spreekt Nederlands met een zacht Hollands accent.

‘Op achttienjarige leeftijd ontdekte ik als Frans-Vlaming Nederland. Ik voelde me er onmiddellijk thuis. Door er zoveel als mogelijk te komen, en ook in Vlaanderen, leerde ik autodidactisch de Nederlandse taal. Nu weet je waarom mijn taal zacht “Hollands” kleurt. Zo kreeg ik ook de smaak te pakken om kennis te maken met de taal van mijn voorouders.’

Het Vlaams gevoel

Je bedoelt het Vlaemsch van Frans-Vlaanderen?

‘Klopt. In de jaren ’70 kon je nog overal in de Westhoek in Frankrijk Vlaemsch op straat horen. Het was de moedertaal van mijn ouders en mijn grootouders. Ik ben in het grensdorp Boeschepe geboren maar, een beetje per toeval, in Robeke bij Rijsel geland. Hierdoor werd het taalbad van de streektaal me ontnomen. Het voelde niet alleen als een gemis, maar nog meer als een ontworteling.’

Je leerde dus eerst Nederlands, dan de streektaal, en niet omgekeerd?

‘Inderdaad, het is mijn studie van het Nederlands die mijn interesse aanwakkerde om het Vlaemsch van de streek te leren. Via deze weg heb ik ook mijn wortels herontdekt en kreeg ik een Vlaams gevoel.’

Aanleren van de streektaal

Je schreef later een methode om de streektaal te leren.

‘Ziedaar mijn bescheiden aandeel in de taalkundige heropbloei in Frans-Vlaanderen. Dat was het eerste succesvolle leerboek sinds generaties om het Vlaemsch van de Westhoek te leren. De Franse staat had, na de verschijning van mijn boek, nog bijna een halve eeuw nodig om onze streektaal te erkennen. Dat gebeurde vorig jaar, nu er bijna niemand meer is om de taal te doceren, laat staan te spreken. Veel te laat, maar je mag nooit wanhopen, ook niet met jakobijnse domkoppen.’

Hekkerschreeuwen

Over taal straks nog meer. In de jaren ’70 nam je het initiatief voor de oprichting van Hekkerschreeuwen, een drukkingsgroep die een pioniersrol speelde in de vernieuwing van dat Vlaams gevoel. Wat was er vernieuwend aan?

‘Wij zochten nieuwe inspiratie, niet alleen in Vlaanderen en Nederland, maar ook bij andere Franse minderheden als Bretagne, Occitanië, Corsica, enz. Wij wilden vanuit het volk dat nog door- en door-Vlaams was, de volkscultuur, de streektaal, de volksspelen en de volksmuziek nieuw leven inblazen. Thema’s als localisme, ecologie, bescherming en bevordering van de regionale architectuur. Dat was voor Frans-Vlaanderen nogal vernieuwend. Vandaag zijn die thema’s een eigen leven gaan leiden en dat geeft een goed gevoel.’

Bij welke denkers en auteurs vond je inspiratie?

‘Van de filosofen had ik toen zeker Pierre-Joseph Proudhon met zijn Du principe fédératif al gelezen. Ook L’enracinement  (Verworteling) van Simone Weil. Verder de bestsellers van het moment: La révolution régionaliste van de Occitaan Robert Laffont; Comment être Breton van Morvan Lebesque; de werken van Guy Héraud zoals L’Europe des ethnies, en ga zo maar verder.’

Wat heeft de actie van Hekkerschreeuwen blijvend voortgebracht?

‘Wij noemden Hekkerschreeuwen een vereniging voor opbouwwerk en volkscultuur. Dat opbouwwerk stond naar analogie met wat Jan Hardeman en zijn ploeg in het nabije Heuvelland op gang hadden gebracht.

Belangrijk was onze bekommernis voor een Vlaamse, regionale architectuur en over het milieu

Het heeft zeker de bloei van Vlaamse en volkse cafés bevorderd en de heropleving van de volksspelen. Ook de volksmuziek met de steun van pioniers als Alfred den Ouden. Over de Vlaamse volksmuziek schreef ik een boek en kwam ik in Vlaanderen in contact met mensen als Wannes Vandevelde, Herman de Wit van ‘t Kliekske. Belangrijk was onze bekommernis voor een Vlaamse, regionale architectuur en over het milieu.’

Vlaams karakter

Wat heeft architectuur met de Vlaamse identiteit te maken?

‘Na de Eerste Wereldoorlog was de Westhoek helemaal verwoest. De heropbouw in regionale stijl met architecten rond een bezige bij als Cordonnier waren bepalend voor het blijvend Vlaams karakter van vele steden en gemeenten, tot vandaag.

Voor deze activiteiten hadden wij de steun van de betreurde architect Dieudonné Coppin uit Belle, zelf heel creatief de regionale bouwstijl. Ook vroegen we aandacht voor het bedreigd patrimonium zoals de Noordmeulen in Steenvoorde. Vandaag is de molen gerestaureerd en een van de parels van het historisch bouwkundig patrimonium in de streek.’

En waren er ook politieke eisen?

‘Ik zou eerder spreken over metapolitiek. Tegenover de verstikkende, centraliserende politiek made in Parijs brachten wij lokaal een debat op gang rond de eisen ‘leven, werken en zelf beslissen in eigen streek’. Zelf heb ik nog, zonder geldmiddelen of financiële steun, deelgenomen aan de gemeenteverkiezingen in Steenvoorde. Ik haalde toen vanuit het niets meer dan 7% van de stemmen. Maar het bleef door omstandigheden bij deze eenmalige poging.’

Vlaemsch versus Nederlands?

Jij, als kenner van het Nederlands en voorvechter van de streektaal, hoe sta je tegenover diegenen die vandaag in Frans-Vlaanderen het Vlaams en het Nederlands als twee verschillende talen bekijken?

‘Ik ben het bescheiden maar levend voorbeeld van de onwrikbare banden tussen het Vlaemsch en de taal van Vondel en van Michiel de Swaen. In mijn boek Vlaemsch leren kan je lezen dat de door mij gekozen spelling voor het schrijven van de streektaal kort bij de Nederlandse schrijfwijze is gehouden, maar dan doorspekt met wat Saksische en Friese, zeg maar Ingweoonse klemtonen. Het heeft geen zin het Vlaemsch los te willen koppelen van het Nederlands met een schrijfwijze die archaïsch is of nooit heeft bestaan.’

Je leerde eerst Nederlands en dan de streektaal. Is dat niet de juiste weg, de dag van vandaag?

‘Dat is me door omstandigheden overkomen. Dat viel best mee want de Nederlandse spraakkunst gaf me een goede basis. Nederlands studeren en vervolgens streektalen van het Nederlands is, gezien de verfransing van Frans-Vlaanderen, zeker aan te raden. Omgekeerd, wie Vlaemsch leert is een uitstekend kandidaat om vervolgens Nederlands te leren. Dit is geen eenrichtingsverkeer.’

De voorzitter van de ANVT (Academie voor nuuze Vlaemsche taele) refereert wel eens naar je boek als inspiratiebron voor zijn activiteiten.

‘Ik heb met die kringen geen contact. Als je mijn mening vraagt, heeft het verder geen zin om frontaal Vlaemsch en Nederlands met elkaar te laten botsen.

Wij hebben geen tijd te verliezen! Het Nederlands en zijn streektalen vormen samen één bandbreedte en al de rest is van geen belang.’

Onderwijs

Heeft het Vlaemsch een plaats in de scholen? En wat dan met het Nederlands?

‘Nu de Vlaemsche streektaal door Frankrijk is erkend benut men best de hierdoor ontstane ruimte en mogelijkheden overal waar het maar kan. Hoe sneller hoe beter, vooraleer de Franse Republiek opnieuw van gedachte verandert. Men moet aan de slag in de scholen, de media en de openbare ruimte.

Het ene gaat het andere nooit overschaduwen. Wij moeten elkaar nog kunnen verstaan, van Duinkerke tot Delfzijl

Ik kom regelmatig in Duitsland en andere Germaanse landen. Ik zie overal dat streektalen worden gebruikt in de publiciteit, in bordcommunicatie van steden en gemeenten. De Duitse standaardtaal is daardoor nog niet in gevaar gebracht! Hoe zou het? Het Vlaemsch van de streek is, net als de dialecten van andere talen, historisch gezien ouder dan de standaardtaal. Ze verrijken de standaardtaal. Verder zou ik zeggen: leven en laten leven. Het ene gaat het andere nooit overschaduwen. Wij moeten elkaar nog kunnen verstaan, van Duinkerke tot Delfzijl.’

Met een link naar het Nederlands, toch?

‘Jazeker, en wie die link ontkent is al even dwaas als de jakobijnen die wij bestrijden. Ook in de tweetalige communicatie van de gemeentenamen ben ik het met je eens dat, naast de orale traditie, uiteraard ook de historische bronnen dienen te worden geraadpleegd. De naamtoekenning aan gemeenten en straten is een werk van specialisten. Vertegenwoordigers van de lokale geschiedenis, specialisten in plaatsnamen én taalkundigen moeten hiervoor samenwerken. De mensen die daar nu in Frans-Vlaanderen alleen over beslissen zijn eigenlijk niet bevoegd.’

Hoe kan men de brug maken tussen Vlaemsch en Nederlands?

‘Ik doe een oproep aan de taalkundigen en de studenten aan de Vlaamse en Nederlandse universiteiten. Er is een grote behoefte om een vergelijkend leerboek Vlaemsch-Nederlands samen te stellen. Het zou ons helpen om de historische en etnoculturele brug te maken tussen streektaal en Standaardnederlands. Taalwetenschappers kunnen het spanningsveld tussen Vlaemsch en Nederlands in Frans-Vlaanderen in positieve zin beïnvloeden. Wij verlangen naar een initiatief van de universitaire wereld.’

De Taalunie

Akkoord met de eis om het Nederlands ook te erkennen als regionale taal zoals het geval is in de Elzas met het Elzassich én het Duits?

‘Ik steun alle voorstellen om meer plaats te geven én aan het Vlaemsch én aan het Nederlands. Maar het Nederlands benut mijns inziens niet alle mogelijkheden. De Taalunie moet namens de Vlaamse en Nederlandse regeringen duidelijke afspraken gaan maken met het onderwijs en de politieke instanties van de Hauts-de-France.

Men zou ook een initiatief kunnen nemen bij de Europese instanties om te bekomen dat in, elke grensstreek, het onderwijs van de taal van de buur veralgemeend en zelfs verplicht wordt. In Vlaanderen leert men verplicht Frans op school, al kan het kwalitatief beter. Maar waarom kan dat niet met het Nederlands in Noord-Frankrijk naast het Engels? Drietaligheid in een grensgebied is een absoluut minimum. De druk van Europa kan onze politici, die het onderwijs van het Nederlands in Frans-Vlaanderen aan zijn lot overlaat, wakker schudden! Ook Vlaanderen heeft er baat bij, was het maar om de o zo moeizame rekrutering van personeel te faciliteren!’

Gepubliceerd

10.07.2022

Kernwoorden
Reacties

Het geheim van het Canadees Memorial van Vimy

De zon als verbinding tussen hemel en aarde

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/het-geheim-van-het-canadees-memorial-van-vimy/

Het Canadees Memorial van Vimy in Artesië is een van de meest indrukwekkende monumenten ter nagedachtenis van de gesneuvelde Canadese soldaten van wereldoorlog I. Het monument werd sinds zijn onthulling in 1936  door miljoenen mensen bezocht. Maar bijna niemand weet dat enkele jaren geleden werd ontdekt dat het monument zo ontworpen is dat het de schijnbare baan van de zon weergeeft op bijzondere momenten van het jaar.

Vimy in Artesië

Het Canadese memorial staat op de heuvelrug van Vimy in Artesië , ongeveer 145 meter boven de zeespiegel. Deze plaats is voor altijd verbonden met de vreselijke bloedbaden van de eerste wereldoorlog. We bevinden ons op het grondgebied van de gemeente Givenchy en Gohelle, tussen de steden Lens  en Atrecht, aan de westelijke kant van de vlakte van Dowaai. Hier werd van 9 tot  12 april 1917 de slag bij Vimy uitgevochten.

Het was de eerste keer dat vier Canadese divisies samen deelnamen aan een veldslag. Een overwinning voor de Canadezen, dat wel. De Duitsers werden teruggedrongen en één dag later werden de meeste Duitse posities op de heuvelrug veroverd. Maar dit gebeurde ten koste van  enorm veel mensenleed. Bijna 4.000 Canadese soldaten verloren er het leven en nog  7.000 soldaten moesten gewond het slagveld achterlaten.

Toen de Canadese autoriteiten deze, voor hen, zeer symbolische plaats kozen voor het bouwen van het Memorial, schonk Frankrijk in 1922  de heuvelrug en het hele slagveld van 100 ha rondom. Vandaag lijkt de omgeving op een ruw golfterrein, maar het is nog  bezaaid met loopgraven, tunnels, kraters en mijnenvelden. Het grootste deel is nog steeds ontoegankelijk voor bezoekers wegens ontploffingsgevaar.

Beeldhouwer van monumentale beelden

In 1920 besloot Canada om een memorial te bouwen voor al haar gesneuvelde soldaten in Frankrijk. De  ontwerpwedstrijd stond  open voor alle Canadezen en inspireerde  architecten, beeldhouwers, ontwerpers  en kunstenaars. De jury ontving 160 ontwerpen  en 17 ervan werden weerhouden.

Dit resulteerde in oktober 1921  tot de keuze van het winnend project ingediend door Walter Seymour Allward, een beeldhouwer van monumentale beelden uit Toronto. Allward had al heel wat monumentale beelden op zijn actief,  onder meer de  Boer War Memorial in Toronto en  de Alexander Graham Bell Memorial in Brantford. Nog een tweede ontwerp, nl dat van Frederick Chapman Clemesha werd eveneens weerhouden.

Steen uit Kroatië

In 1922 verhuisde Allward naar Londen. Van daar uit begon zijn moeilijke zoektocht naar de juiste steen met de juiste kleur, structuur en helderheid. Zijn dure, maar schitterende keuze viel uiteindelijk op witte steen uit het paleis van Diocletianus in Kroatië en afkomstig uit een Romeinse steengroeve nabij Seget. 6.000 ton steen werd per schip naar Frankrijk getransporteerd en vervolgens per spoor en per vrachtwagen tot de site van Vimy.  Men kon pas in 1925 aanvangen  met de bouw van het monument die elf jaar zou duren.

Monumentale kunst

Het voetstuk  van het memorial symboliseert een onneembare verdedigingsmuur van zeven meter hoog en  is uit 11.000 ton beton vervaardigd. Aan de uiteinden van het voetstuk staan twee beelden: ze symboliseren het breken van het zwaard en  de sympathie voor de hulp vanwege de Canadese natie.  In het midden ziet men de afbeelding van een vrouw gehuld in een mantel. Ze is de verpersoonlijking van  Canada Berett of Moeder Canada, de jonge natie  die treurt om haar doden.

Aan de achterzijde, aan weerszijden van de trappen, staan de beelden van een treurende vader en moeder. Op de buitenmuur van het monument zijn de namen van 11.285 Canadezen gegraveerd die in Frankrijk sneuvelden en van wie het graf onbekend bleef.

Centraal op het voetstuk staan twee reuze zuilen van zo’n dertig meter hoog, reikend naar de hemel. Een pijler draagt het blad van een esdoorn, nationaal embleem van Canada; en de andere de lelie die Frankrijk symboliseert. Boven op de zuilen zijn symbolische figuren in de steen gebeiteld. Ze staan voor recht, vrede, liefdadigheid, vertrouwen, eer en ook waarheid, kennis en opofferingsgeest.

Het geheim

Er is veel symboliek verwerkt in het beeldhouwwerk. Maar dat is niet alles. Vreemd genoeg is de waarnemers iets ontsnapt dat pas enkele jaren geleden werd ontdekt of, moet ik schrijven, herontdekt. Philipe Boukni, een plaatselijke geneesheer en amateur historicus uit de streek, geraakte geïntrigeerd door de oriëntatie van het memorial en de open ruimte tussen de twee zuilen. Na allerlei metingen gaf het monument zijn laatste geheim prijs: in de periode van de zomer- en  van de winterzonnewende komt de zon precies in de as van het memoriaal tevoorschijn.

In de periode van 21-23 juni  is het alsof de zon uit het monument wordt geboren en perfect de as gevormd door de opening tussen  de twee zuilen volgt.  Zelfde natuurspektakel in de winter, bij de winterzonnewende rond 21 december,  wanneer de zon gaat verdwijnen precies aan de voet van het monument.

Natuurlijke symboliek

Het fenomeen staat nergens in de toeristische en historische gidsen beschreven. Het is moeilijk te begrijpen hoe het komt dat, bij  een internationaal project van zulke omvang, men vergeten is wat schuilt achter de zuilen van het Canadees Memorial van Vimy. De jaarlijkse waarnemingen zijn maar van korte duur en dat is wellicht de reden dat het zolang aan de aandacht van iedereen kon ontsnappen. Onderzoek in het archief van Walter Seymour Allward bewijst nochtans dat het fenomeen gewild was. Verschillende, voorafgaande schetsen van de kunstenaar tonen dit aan.

Het  is overduidelijk dat Walter Seymour Allward  de natuurlijke symboliek van de zon als verbinding tussen hemel en aarde heeft verwerkt in de symboliek en de architectuur van het memorial. Dat de Franse en Canadese autoriteiten weinig weerklank hebben gegeven aan deze ontdekking heeft misschien te maken met het feit dat men rond een gedenkteken voor slachtoffers van de oorlog als Vimy geen heidense bedevaarten wil aantrekken in de stijl van wat zich jaarlijks op plaatsen als Stonehenge voordoet.

Gepubliceerd

23.06.2022

Kernwoorden
Reacties

De hond van Lavrov

Waarom Oekraïense taalprikkels aan België doen denken

Sergej Lavrov: ‘Hoe zou Frankrijk reageren als België de Franse taal zou verbieden?’

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/de-hond-van-lavrov/

Frankrijk was kortstondig het centrum van de internationale politiek toen de Russische minister van Buitenlandse Zaken Sergej Lavrov onlangs de vraag stelde, tijdens een interview met de Franse zender TF1, ‘Hoe zou Frankrijk reageren als België de Franse taal zou verbieden?’ Dit, om met een dwaas geformuleerde vraagstelling te suggereren dat de Russische oorlog met Oekraïne gerechtvaardigd wordt door een linguïcide: de Russen vechten voor de bescherming van hun taal en cultuur in Oekraïne.

De taalsituatie in Oekraïne

Laat ons hiermee beginnen. Het is begrijpelijk dat de taalsituatie in Oekraïne dezer dagen als inspiratiebron dient voor het Russisch kamp. De reden is duidelijk. Oekraïne telt meer Russischsprekenden dan onderdanen met de Russische nationaliteit. Cijfers verduidelijken dit: het land telt 29,7% Russischsprekenden en slechts 17,3% inwoners met een erkende Russische nationaliteit. Niet iedereen spreekt dus de taal van zijn nationaliteit.

Lavrov heeft zeker een punt als hij bedoelt dat de Oekraïners in de laatste jaren de plaats van de Oekraïense taal willen opdrijven. Hij vergeet er wel bij te vertellen van waar die Oekraïense ijver komt.

Lavrov heeft zeker een punt als hij bedoelt dat de Oekraïners in de laatste jaren de plaats van de Oekraïense taal willen opdrijven. Hij vergeet er wel bij te vertellen van waar die Oekraïense ijver komt. In zijn zeer waardevolle boek Oekraïne, een oorlogsgeschiedenis* schrijft Doorbraak-medewerker Luc Pauwels dat in de tweede helft van de negentiende eeuw, toen de nationale beweging in Oekraïne grote vooruitgang boekte, de Russische tsaristische regering er niet beter op vond dan een oekaze uit te vaardigen ‘die de uitgave van Oekraïense boeken verbood en zowat alle nationale propaganda onmogelijk maakte’.

In 1893-1907, en ook lang daarvoor, formuleerden de Oekraïners dringende eisen om de Oekraïense taal als onderwijstaal te herstellen. Ondanks de Russische politierepressie bloeiden in vele dorpen en steden een rits Prosvita-verenigingen: voorstanders van eigen Oekraïens onderwijs. Niet alleen onder het communisme, maar ook in de laatste jaren van het tsarisme was Oekraïne het onderwerp van een ware taalstrijd.

Grote principes

Op de vraag van Lavrov, ‘Hoe zou Frankrijk reageren als België het Frans zou verbieden?’, zou de journalist hebben geantwoord: ‘Niet.’ De reactie is al even problematisch als de vraag. Het correcte antwoord luidt dat men in Parijs uiteraard hysterisch zou reageren, hier en nu, juist zoals in het verleden. In 1848 heeft de toenmalige Franse minister van Binnenlandse Zaken en schrijver Alexis de Tocqueville voor altijd de realpolitik van Frankrijk — of ze nu cultureel, economisch of politiek is — tegenover België bepaald met het voorstel om:

‘… de activiteiten van Frankrijk te beperken tot de grensgebieden zoals België, Zwitserland en Piëmont. Men moet er geen georganiseerde verzetsbeweging steunen, maar tegelijkertijd nooit een gelegenheid missen om het nieuwe Frankrijk voor te stellen als het land van de principes van vrijheid en tolerantie. Ondubbelzinnig zal men deze gehechtheid duidelijk maken aan de dominerende machten in Centraal- en Oost-Europa en meedelen dat Frankrijk hun de vrije hand geeft buiten haar traditionele invloedsfeer, maar dat ze als compensatie verwacht dat niemand in vraag zou stellen wat ze als een controlerecht op de situatie van de grenslanden beschouwt.’

Rusland en Frankrijk: dezelfde strijd

Vervang in de vraag van Lavrov — of is het Lavlov? — het woord ‘Frans’ door ‘Nederlands’ en laat ons wat in de taal van Molière een ‘lapsus révélateur‘ heet, even illustreren met enkele voorbeelden.

herhaalde en niet mis te verstane dreigementen dat Frankrijk zou kunnen binnenvallen als België niet in de pas liep

Er kunnen sinds het ontstaan van België vele boekdelen geschreven worden over de tussenkomsten van Frankrijk, voor en achter de schermen, om de Belgische trein op het Franse spoor te houden. In de tweede helft van de negentiende eeuw gebeurde dit nog wel eens open en bloot. Inclusief herhaalde en niet mis te verstane dreigementen dat Frankrijk zou kunnen binnenvallen als België niet in de pas liep. Ik neem even deze periode omdat het blijkbaar het referentiekader van Lavlov bepaalde.

In november 1890 besloot de Parijse gemeenteraad om zich officieel te laten vertegenwoordigen op een Belgische plechtigheid om de Franse overwinning bij Jemappes te herdenken. Een van de voorstellers, het raadslid Chauvière, verklaarde tijdens een gemeenteraadszitting: ‘Deze deelname gaat om een politieke daad vanwege de gemeenteraad van Parijs.’ En hij voegde er nog aan toe dat het plan ‘de uitbreiding van de macht van de Franse Republiek’ was.

In 1891 schreef de Belgische afdeling van de Alliance Française dat haar doel was ‘het verspreiden van het Frans als officiële taal, meer bepaald in het Vlaamse landsgedeelte’.

In september 1905 hield men in Luik een ‘Congrès pour la culture et la langue française‘. Frankrijk speelde toen de hoofdrol in de organisatie. Tijdens dit congres pleitten de deelnemers nog altijd — we zijn toch in het begin van de twintigste eeuw — voor ‘de uitbreiding der Franse taal aan de noordelijke en noordoostelijke grens, dat is in Vlaams-België’. Opvallend was dat dit congres niet samenliep met een Waals congres dat in dezelfde stad een beetje later in dat jaar plaatshad.

Graaf d’Ormesson

In 1908, naar aanleiding van de oprichting van de Ecole Française, in een chic herenhuis op de Brusselse boulevards, verklaarde de Franse feestredenaar, graaf d’Ormesson, dat het doel van de school was, en ik citeer: ‘niet zozeer kleine chauvinisten te vormen maar goede Fransen en goede Republikeinen’.

de bijkomende jaarlijkse 270 000 fr. die Frankrijk in België toekende aan het Fransgezinde onderwijs: de Franstalige scholen in Vlaanderen incluis

Was het in een bui van enthousiasme of ging d’Ormesson ervan uit dat Brussel veroverd gebied was? Waarschijnlijk beide. Het was een publiek geheim dat Frankrijk officieel deze nieuwe Fransdolle burcht financierde met bovenop een jaarlijkse subsidie van 125 000 fr. van toen. De kranten stonden er vol van, en ook van de bijkomende jaarlijkse 270 000 fr. die Frankrijk in België toekende aan het Fransgezinde onderwijs: de Franstalige scholen in Vlaanderen incluis.

De hond van Lavlov

Als de hond van Lavlov kwijlt van de Oekraïense taaltoestanden, dan brengt het zijn baas in een ultieme, Belgische hallucinatie met het idee dat Frankrijk, met dit simpel voorbeeld, de militaire interventie van Rusland in Oekraïne beter zal plaatsen. Opvallend toch dat Rusland vindt dezelfde rechten te hebben over Oekraïne als Frankrijk over België.

*Oekraïne, een oorlogsgeschiedenis, Luc en Tina Pauwels, Aspekt, 2022.

Gepubliceerd

11.06.2022

Kernwoorden
Reacties

Portus Itius, Romeinse haven aan de Noordzee

Vlaming ontrafelt het mysterie van de vergeten haven van Caesar

Portus Itius

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/recensies/portus-itius-romeinse-haven-aan-de-noordzee/

Het is nooit te laat om goed te doen. Dr. Ghislain P. Beeuwsaert, een Vlaamse amateurarcheoloog en fervent zeiler uit Hooglede, publiceerde onlangs een boek met de resultaten van zijn archeologische ontdekkingen van meer dan twintig jaar geleden. Na lange en nauwkeurige opzoekingen had hij toen de precieze locatie van Portus Itius, de vergeten haven van Caesar, teruggevonden. Vanuit Portus Itius aan de Noordzee vertrok de Romeinse vloot om Groot-Brittannië te veroveren. Over het verhaal van deze belangrijke ontdekking, en over waar Portus Itius precies lag, gaat dit boek.

Typisch voor de onorthodoxe maar deskundige aanpak van Beeuwsaert is dat hij het raadsel van Portus Itius benadert vanuit het oogpunt van de fervente zeiler en kenner van de Noordzee die hij is. De rol en de betekenis van de Romeinse scheepvaart in de verovering van Gallië worden door de meeste historici onderschat. Onterecht, volgens de auteur die de Romeinse oorlogsschepen en vaartechnieken grondig bestudeerde aan de hand van historische bronnen. Hij voegt eraan toe: ‘Het Latijnse zeil was het eerste dat toeliet aan de wind te zeilen, met als gevolg dat bestemmingen konden bereikt worden die vroeger onmogelijk waren.’

Naar Engeland varen

De zoektocht naar de precieze locatie van Portus Itius wordt al sinds de middeleeuwen opgevoerd en is het onderwerp van vele theorieën. Maar de eerste onderzoekers besteden te weinig aandacht aan wat Caesar en zijn tijdgenoten over de ligging van Portus Itius schreven. Ook voor de Romeinse vaarroutes, rekening houdend met de beperkte vaartechnieken en met de kustlijn van toen, die inmiddels met honderden meters landinwaarts is geërodeerd.

Als ervarenn yachtman ging Ghislain Beeuwsaert alle mogelijke zeevaartroutes bestuderen, bruikbaar voor de Romeinse vaartuigen van toen, om vanuit Portus Itius de Engelse kust te bereiken.

Toch bevatten de teksten van Caesar en de Griekse historicus Strabo zeer interessante gegevens. Voorwaarde is dat de filologen op tijd uit hun dierbare boeken komen en overgaan tot het noodzakelijk veldwerk. Dat deed onze auteur wel. Als ervaren yachtman ging Ghislain Beeuwsaert alle mogelijke zeevaartroutes bestuderen, bruikbaar voor de Romeinse vaartuigen van toen, om vanuit Portus Itius de Engelse kust te bereiken.

Wat zeggen de bronnen?

Het gaat met Portus Itius en de inval van de Romeinen in Groot-Brittannië, aldus Ghislain Beeuwaert, over de vroegste geschiedenis van onze streken waarover wij een beetje gedocumenteerd zijn.

Geweten is dat Portus Itius zich bevond in de streek van Bonen (Boulogne-sur-Mer) en dat het oorspronkelijk een haven van de Morini was. Caesar meldt dat Portus Itius op 30 mijl — dat is 44 km — van de Engelse kust lag. Strabo spreekt over 57 km.

Van hieruit maakten de Romeinen zich klaar voor de invasie van Groot-Brittannië. Voor de eerste expeditie in 55 was er sprake van 80 schepen en 10 200 manschappen. Een jaar later moest men plaats weten te vinden voor een reuze vloot van 800 schepen en 25 000 manschappen. Het is onmogelijk dat een vloot van zulke omvang in één haven terechtkon. Dit kon enkel in een baai of golf. Mogelijk ging het om twee verschillende plaatsen in de omgeving van Bonen.

Eeuwige controverse

Sinds de middeleeuwen, maar voornamelijk in de negentiende eeuw, is het thema Portus Itius onderwerp voor vele theorieën en fantasieën. Ik noem hier slechts de belangrijkste, maar er zijn er nog meer:

Kales (Calais): dikwijls als hypothese genoemd, onder meer door de cartograaf Abraham Ortelius (1527-1598) en de Duitse generaal Von Göler, een negentiende-eeuwse Caesarkenner. Maar de haven van Kales bestaat maar sinds de twaalfde eeuw en kan onmogelijk gediend hebben in de Romeinse tijd.

Ambleteuse: de plaats Ambleteuse, westelijk van Kaap Zwartenes (Cap Gris Nez) gesitueerd, alhoewel veel te klein voor 800 schepen, werd wel eens als Portus Itius aanzien. Onder meer de Duitse historicus en Nobelprijswinnaar voor literatuur Theodor Mommsen (1817-1903) was deze stelling toegedaan. Maar niemand weet hoe hij eraan kwam.

Witzand (Wissant): na Bonen is het plaatsje Witzand de meest genoemde locatie. Bekende voorstanders waren de Franse historicus en filoloog Camille Jullian (1859-1933) en ook plaatselijke historici als J.F. Henry en M. Courtois. Dat was ook de hypothese van … Napoleon, die schreef: ‘Het is waarschijnlijk dat de haven van waaruit het gros van het leger moest vertrekken de haven van Witzand was, en de andere haven voorzien om de Cavalerie in te schepen, Bonen was.’

De monding van de rivier Liane was de meest geformuleerde hypothese maar dit botst met het feit dat het estuarium niet breed genoeg is om zoveel oorlogsschepen te ontvangen.

Bonen (Boulogne-sur-Mer), het Bononia van de Romeinen: met de havenstad Bonen komen we al iets dichter bij de waarheid. Maar de vraag bleef meer dan ooit bestaande: waar precies in Bonen? De monding van de rivier Liane was de meest geformuleerde hypothese maar dit botst met het feit dat het estuarium niet breed genoeg is om zoveel oorlogsschepen te ontvangen. Nog een vaststelling: men treft er zo goed als geen sporen van Gallische bewoning. Al evenmin heeft men er de aanwezigheid van een Romeins kamp kunnen aantonen.

Eeuwenoud raadsel opgelost

Een twintigtal jaar geleden onderzocht Dr. Ghislain P. Beeuwsaert nauwkeurig de vallei van het riviertje de Slack, op twaalf kilometer ten noorden van Bonen. Hij had, na jaren studies en opzoekingen ter plaatse, goede redenen om aan te nemen dat de havenplaats Bazingem (Bazinghen) het antieke Portus Itius van de Romeinen was. Dr. Beeuwsaert toetste de ligging van Bazingem aan de beschrijving van Caesar die vertelde wat hij vanaf het kamp zag, en ook de afstand tussen de binnenhaven en de buitenhaven van Portus Itius.

Enkel hier was er voldoende plaats om 800 schepen te bouwen in een veilige omgeving. Het legerkamp was, aldus Caesar, een mijl in het vierkant. Ook dat stemt overeen met de locatie van Bazingem.

De Slack — let op de Vlaamse naam — is nu gekanaliseerd, maar geologische boringen bewijzen dat het in de tijd van Caesar een zeearm vormde. De baai ging 5 km diep het land in zoals blijkt uit bodemonderzoek uitgevoerd door de universiteit Gent. De analyse van de sedimenten bevestigt dat de baai onder invloed van getijdenbewegingen stond en schepen met een diepgang van 1,5 meter toeliet. Enkel hier was er voldoende plaats om 800 schepen te bouwen in een veilige omgeving. Het legerkamp was, aldus Caesar, een mijl in het vierkant. Ook dat stemt overeen met de locatie van Bazingem. De omtrekken van het kamp kon men nog duidelijk traceren met de hulp van infraroodluchtfotografie.

Besluit: de afstand tussen Bazingem en Dover bedraagt 30 mijl of 44,3 km. Dat is precies de afstand die Caesar meldde tussen Portus Itius en de kust van Brittannië. Het mysterie van Portus Itius was hiermee definitief ontrafeld en nu, gelukkig, te boek gesteld.

Portus Itius. De vergeten haven van Caesar is verkrijgbaar bij onze webwinkel.

Gepubliceerd

09.06.2022

Kernwoorden
Reacties

Flandre

Des questions qui dérangent

Klik hier voor de Nederlandstalige tekst

Flamand de France habitant la Flandre belge l’auteur pose 38 questions qui dérangent et y répond avec toute l’impertinence de Tyl l’Espiègle. Loin des sentiers battus et à des années-lumière de la pensée jacobine hexagonale, ce livre constitue une mine d’informations sur l’histoire, la langue et l’dentité flamande.

  • Charles de Gaulle un Flamand ?
  • Hauts-de-France ou Flandre du sud ?
  • La Flandre ou les Flandres ?
  • La Flandre, une nation en devenir ?
  • Charte signalétique bilingue : tout et son contraire ?
  • Les Flamands sont-ils des Ch’tis ?
  • Flamand occidental et néerlandais : même langue ?
  • Le Lion de Flandre : avec ou sans griffes rouges ?
Titre
Flandre. Des questions qui dérangent
Description
livre en langue française
Editions
Yoran Embanner
ISBN
978 2 36747 076 4
Format
12 x 19,5 cm
Finition
paperback. 209 blz.
Prix
€ 14 + € 6 de frais d’expédition pour la Belgique.
Autres pays: nous consulter
Kernwoorden

Interview met Luc Pauwels over mijn nieuwste boek

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/moeilijke-vragen-over-vlaanderen-in-frankrijk/

Van de Frans-Vlaamse auteur Wido Bourel verscheen zopas een prachtig boek met originele antwoorden op ‘veel voorkomende vragen’ over Vlaamse geografie en geschiedenis, taal en identiteit, symbolen, samenleving en politiek: Flandre, des questions qui dérangent. Het geheel is prachtig en overvloedig geïllustreerd in vier kleuren.

Bestrijding van mythes 
Een afgezaagde vraag, maar hier wel aangebracht: waarom dit boek?

‘De Bretoense uitgever Yoran Embanner vroeg me dit boek te schrijven als een deel in een bestaande serie. In die reeks verschenen al boeken over Bretagne, Elzas, Corsica en dit jaar dus over Savoie en Vlaanderen. Het was een gelegenheid om enkele hardnekkige mythes te bestrijden.’

Hardnekkige mythes… Aan welke mythes denk je?

‘Ik geef er drie:

  • Was de Franse aanhechting van Frans-Vlaanderen een vrolijke terugkeer naar ‘la mère patrie’ of het resultaat van brutale oorlogen en volstrekt tegen de zin van de bevolking?
  • Is de Vlaamse vlag met drie kleuren de enige juiste Vlaamse vlag en heeft de geel-zwarte een ‘fascistische’ oorsprong?
  • En nog een hardnekkige mythe: wat zou er ‘Spaans’ zijn aan Vlaanderen?’

Grenzen
Waar begint en eindigt Frans-Vlaanderen? Waar beginnen en eindigen de Franse Nederlanden?

‘Alle namen op basis van Vlaanderen verwijzen naar het gedeelte van het oude graafschap Vlaanderen dat door Frankrijk is afgenomen (geel op de kaart van bladzijde 13 in het boek). Frans-Vlaanderen, Vlaanderen in Frankrijk, Zuid-Vlaanderen zijn zulke namen.’

‘Een breder referentiekader refereert naar de Zeventien Provincies: de Franse Nederlanden, de Zuidelijkste Nederlanden. Het omvat, naast Vlaanderen in Frankrijk, ook Artesië, alsook gebieden tot aan de rivier de Somme.’

Jakobijnse naamwijzigingen
Bij de territoriale hervorming van 2015 werden Nord-Pas-de-Calais en Picardië samengevoegd tot de regio ‘Hauts-de-France’. Wat een absurde naam voor de laagstgelegen regio van Frankrijk. Men had die eerder verwacht in de Franse Alpen…

‘De naam Hauts-de-France is wellicht ontleend aan de naam voor een nudistenkamp aan de zogenaamde Opalekust… Blijkbaar zijn ze in Frankrijk Jacques Brel al lang vergeten, die zong ‘Le plat pays qui est le mien’. Die term, Hauts-de-France, is de zoveelste manipulatie in het land van de jakobijnen om ons onze historische namen te ontnemen. Het reliëf is evenmin van aard om als haut te worden omschreven: de Kasselberg is met z’n 176 meter het hoogste punt. We zijn historisch een deel van de Lage Landen en niet van la France.’

Waarom niet Vlaanderen-Picardië of iets dergelijks?

‘Parijs is bang dat de historische benamingen in het noorden en oosten te veel doen denken aan de historische verbondenheid met gebieden over de staatsgrenzen heen. Hoe minder herinneringen aan Vlaanderen en de Nederlanden, hoe beter. Dit geldt ook voor de Grand Est die de namen Elzas en Lotharingen doet verdwijnen. Volgens de peilingen wou 36% van onze mensen helemaal geen naamwijziging, 11% wou de historische benamingen terug tot leven brengen: Vlaanderen-Artesië-Picardië. Samen kon je dat ook Néerlandie noemen.’

Bienvenue chez les Ch’tis
Vanwaar komt die benaming ‘les Ch’tis’?

‘Het is een afkorting van de spotnaam chtimi. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het als spotnaam gebruikt door soldaten uit andere streken van Frankrijk om hun makkers uit het Noorden aan te duiden die onder elkaar Picardisch spraken. Het Picardisch is een Romaanse taal die eigenlijk ouder is dat het Frans. Chti is een afkorting van ch’est ti en mi van ch’est mi. “Jij bent het” en “ik ben het” dus.’

Repressie
Wat was de betekenis van Jean-Marie Gantois voor de heropleving van het Vlaams bewustzijn in Frans-Vlaanderen? 

‘Zijn betekenis is dubbel: ongetwijfeld is hij de meest invloedrijke leider van de Vlaamse Beweging in Frankrijk. Gantois heeft deze beweging uit de grijze, klerikale en folkloristische hoek gehaald om er een metapolitieke beweging van te maken waarin de Nederlandse gedachte centraal staat. Mede door zijn rake kritiek op de Franse Revolutie en het jakobinisme is hij een boeiende figuur van de Conservatieve Revolutie in de Lage Landen.’

Het lukte de Franse staat niet Jean-Marie Gantois ter dood te veroordelen. Wel om de Vlaamse Beweging met hem te culpabiliseren en het engagement van de volgende generaties in een slecht daglicht te stellen.

‘Anderzijds werd hij na Wereldoorlog II dé zondebok. De repressie was in Frankrijk een ideaal moment voor de jakobijnen om mensen te doen zwijgen, liefst definitief. Het lukte de Franse staat niet Jean-Marie Gantois ter dood te veroordelen. Wel om de Vlaamse Beweging met hem te culpabiliseren en het engagement van de volgende generaties in een slecht daglicht te stellen.‘

Streektaal of standaardtaal
Hoe komt het dat de Frans-Vlamingen die hun eigen identiteit erkend willen zien, teruggrijpen naar een vage variante van het West-Vlaams en niet naar het Nederlands dat toch ruimte genoeg laat voor plaatselijke dialecten? 

‘Mensen willen de taal leren die ze thuis van hun ouders en grootouders hoorden. Het spreken en aanleren van het dialect is dus meer een sentimentele zaak. Sinds de 18de eeuw is het Nederlands geen referentiekader meer. Er ging in die tijd maar een kleine minderheid naar school. Het Nederlands werd alleen nog onderwezen in een handvol katholieke scholen. De streektaal overleefde dus in de orale traditie, zonder band met de standaardtaal. Het West-Vlaams is nu als regionale taal erkend, maar niet het Nederlands want er zijn krachten die dat tegenhouden.’

Hoe bedoel je, welke krachten?

‘Het is een beproefde methode van de Franse jakobijnen die je ongeveer in alle politieke formaties vindt, om de dialecten te ondersteunen, precies om de banden met de talen van andere landen te onderdrukken of te verbieden. Een schoolvoorbeeld is de Elzas waar deze methode eerst is toegepast. Het Duits werd verboden en de overheid ging het Elzassische dialect bewust als taal promoten. Pas na meer dan een halve eeuw strijd is men in de Elzas het Duits gaan erkennen als een van de regionale talen naast het Elzassisch.’

Sociaal en economisch gewicht
Wat is het sociale gewicht van Frans-Vlaanderen vergeleken met andere regio’s in Frankrijk?

‘Ik beschik over cijfers over Frans-Vlaanderen en Artesië (Nord-Pas-de-Calais), samen 4 miljoen inwoners. Het Noorderdepartement is het dichtst bevolkt van heel Frankrijk. De werkeloosheidsgraad is er hoog, rond 10%. Het armoedepercentage is er een van de hoogste van Frankrijk: 20% van de bevolking in Frans-Vlaanderen en zelfs 25% in Artesië.’

En hoe vertaalt zich dat economisch?

‘Traditioneel was de economie van de regio gebaseerd op drie pijlers: kool, staal en textiel. De koolmijnen zijn verdwenen, de staalsector is al decennia in een terugval. En de erfgenamen van de textielbaronnen hebben plaatsgemaakt voor nieuwe distributiekanalen.’

Nord-Pas-de-Calais bezet de eerste plaats in Frankrijk in de sector van de metallurgie

‘Nord-Pas-de-Calais bezet de eerste plaats in Frankrijk in de sector van de metallurgie (nog steeds dus) en het transport per spoor. De chemiesector staat op de tweede plaats (Duinkerke). Transport, logistiek (derde plaats) en distributie (tweede plaats) zijn er van strategisch belang: de regio is voor Frankrijk de poort naar Groot-Brittannië en de Benelux. In de vroegere mijnstreek heeft Frankrijk geprobeerd met vallen en opstaan nieuwe grote bedrijven in de automobielsector te installeren. Die sector is zeer kwetsbaar, maar staat er op de tweede rang in Frankrijk.’

‘Van eigen bodem is de reconversie van de textielsector die als eerste de nieuwe kanalen van de verkoop op afstand heeft ontdekt. Denk aan de grote spelers als La Redoute, Trois Suisses, Blanche Porte, Damart. Maar hun aanpassingsvermogen in het internettijdperk is niet altijd een succes. Meest succesvol van allemaal is de distributie, met het imperium van de familie Mulliez, stichter van Phildar: dat is de groep Auchan, Decathlon, Leroy-Merlin, enzovoorts.’

Verdeel en heers
Werken de Frans-Vlamingen samen met de Bretoenen, de Basken, de Elzassers, de Corsicanen en andere regio’s die naar meer autonomie streven?

‘Dit is een moeilijke vraag. De politiek van Parijs inzake meer autonomie is een politiek van verdeel en heers. Toegevingen voor Corsica betekenen niet dat men dezelfde toegevingen doet in een andere steek. Je kan geografisch een entiteit als Frans-Vlaanderen niet vergelijken met Bretagne of Occitanië. Frans-Vlaanderen vertegenwoordigt geen meerderheid binnen de Hauts-de-France.’

De Elzassers helpen de Frans-Vlamingen in de strijd voor de erkenning van het Nederlands naast het West-Vlaams

‘De Westhoek, waar zich de problematiek rond de taal afspeelt, is ook maar een minderheid binnen het ‘Département du Nord’. Er zijn natuurlijk vormen van samenwerking met andere regio’s, als het zinvol is. Een voorbeeld is precies de taalproblematiek West-Vlaams versus Nederlands. De Elzassers helpen de Frans-Vlamingen in de strijd voor de erkenning van het Nederlands naast het West-Vlaams en er bestaat sinds enkele jaren een samenwerkingsverband tussen de Germaanse talen in Frankrijk.’

Wanneer verschijnt je boek in het Nederlands?

‘Dit boek is voor een Frans-Vlaams publiek geschreven. De Franse versie is vanaf 19 mei beschikbaar in de boekhandel. Ik ben ook bezig aan een nieuw boek over Frans-Vlaanderen, en wel in het Nederlands. Daarover binnenkort meer. Dat moet eind volgend jaar verschijnen.’

Gepubliceerd

03.06.2022

Kernwoorden

Flandre

Des questions qui dérangent

Cliquer ici pour le texte en français

De auteur, een Frans-Vlaming die in Vlaanderen woont,  stelt 38 storende vragen over Vlaanderen en beantwoordt ze met de onbeschaamdheid van Tijl Uilenspiegel. Mijlen ver van overwoekerde paden van de Franse jakobijnse gedachte  brengt dit boek een schat aan informatie over de geschiedenis, de taal en de Vlaamse identiteit.

  • Was Charles de Gaulle een Vlaming?
  • Hauts-de-France of Zuidelijkste Nederlanden?
  • Flandre in het Frans: enkelvoud of meervoud ?
  • Vlaanderen, een natie in wording?
  • Tweetalige wegwijzers: een klucht?
  • Is een Frans-Vlaming een Ch’ti?
  • West-Vlaams en Nederlands: zelfde taal?
  • De Vlaamse leeuw: met of zonder rode klauwen?
Titel
Flandre. Des questions qui dérangent
Beschrijving
Franstalige uitgave
Uitgeverij
Yoran Embanner
ISBN
978 2 36747 076 4
Formaat
12 x 19,5 cm
Afwerking
paperback. 209 blz.
Prijs
€ 14 + € 6 verzendkosten voor België
Andere landen: contacteer ons