Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/de-moerassen-bij-sint-omaars
Als laatste artikel in onze zomerse reeks ‘De ontdekking van Frans-Vlaanderen’ breng ik u naar het prachtige landschap van de moerassen van Sint-Omaars (Saint-Omer). Het wordt een verhaal over natuur, maar ook over cultuur en identiteit. Een leuke plaats om ons bezoek aan het waterland te beginnen is het natuurreservaat De Romelaere.
De Romelaere bevindt zich op enkele kilometer van de stad Sint-Omaars, in het dorpje Nieuwerleet (Nieurlet), op korte afstand van de boerderij van de vroegere abdij van Klommeres (Clairmarais). Je komt er via de D209 en het natuurreservaat is plaatselijk goed aangeduid. Het bestaat uit een veenplassengebied, 108 ha groot, ontstaan door vervening. Je vindt er meer dan 250 plantensoorten, 200 vogelsoorten, en 17 vissoorten. Het reservaat is opengesteld voor bezoekers en wandelaars. Het domein is vlot toegankelijk voor groot en klein via verschillende makkelijke wandelpaden die soms de watergangen doorkruisen.
De Romelaere is maar een deel van het grotere watergebied van de moerassen. De streek heeft iets van een geheimzinnig labyrint van honderden kilometers watergangen en wateringen. Het verschil tussen beide: de watergangen worden onderhouden door de plaatselijke tuinboeren, ‘Broekers’ of ‘Brouckaillers’ genoemd, en de wateringen door de overheid. Het gebied werd vanaf de vroege middeleeuwen deels in cultuur gebracht door drooglegging van gronden voor de tuinbouw. Het watergebied ligt verspreid over vijftien gemeenten, samen goed voor een oppervlakte van 35 km2. Het omvat 3.500 ha waterland, 700 km watergangen en wateringen, 1.050 ha natte weiden, 436 ha tuinbouwgronden, 171 ha rietvelden. De verschillende sectoren van het moeras dragen namen die verraden dat hier ooit onze taal werd gesproken: Doulac, Lek, Meer, Bisvaert, Liennevaert, Brouckhuys, enz.
De moerassen waren vroeger bekend door een bijzonder natuurverschijnsel: de vlottende eilanden, in de streek ‘vlotten’ genoemd. Deze drijvende eilandjes, tot 100 m2 groot, konden meerdere mensen of dieren dragen. Onder deze drijvende gronden was het water koeler en talloze vissen gedijden in een biotoop van wortels, riet- en waterplanten. Van september tot in mei namen de eigenaars hun eiland op sleeptouw. De rest van het jaar lieten ze de eilandjes drijven. Keizer Karel, Filips II, Filips-Willem, oudste zoon van Willem van Oranje, Juan van Oostenrijk, Lodewijk XIV… allemaal kwamen ze in hoogsteigen persoon naar hier om dit unieke natuurfenomeen te bewonderen. Wanneer de laatste vlotten zijn verdwenen is niet geweten. In 1835 werd er door het tijdschrift La France pittoresque nog een artikel aan gewijd.
De Broekers woonden voornamelijk in twee gemeenten: Hoge Brigge (Haut-Pont) en IJzel (Lyzel) — nu voorwijken van Sint-Omaars. Ze bewaakten de toegang en het moeras en bebouwden er de vruchtbare gronden die sinds mensgeheugenis in handen van dezelfde families bleven.
Het was altijd hard wroeten in het moeras, maar het resultaat mag er zijn: de gunstige omstandigheden laten toe driemaal per jaar te oogsten. Alle soorten teelten gedijen hier. Dé specialiteit is de wereldberoemde bloemkool, jaarlijks zeven miljoen stuks. Enkele kilometer verder is het dorpje Tilleke (Tilques) bekend om zijn wortelen.
Tot in de jaren 50 van de vorige eeuw waren straten in het moeras onbestaande. Men kon zich alleen door de 700 kilometer watergangen en wateringen verplaatsen. Het enige vervoermiddel voor mens, dier en oogst was de boot. Ze bestonden in vele maten en droegen namen die, zelfs in het Frans, Vlaams aandoen. De traditionele platte boten van de streek noemen ze een ‘escute’ (schuit) en een ‘bacôve’ (bakkogge). Ze worden nog steeds plaatselijk vervaardigd. Andere maten zijn de ‘yckinghen’ of ‘halve yckinghen’. Een Broeker op zijn ycking heet in het Frans van het moeras een ‘yckenaire’. Nog grotere vaartuigen noemt men ‘bercoghe’ en ‘bélandre’ (bijlander). Om zijn schuit vooruit te duwen gebruikt de boteman een lange stok, ‘drome’ of ‘dromme’ genoemd, of een ‘ruie’, een roeispaan. Tot hier een snelcursus Frans-Vlaams in de taal van de Broekers.
In het begin van de twintigste eeuw kon je nog het Vlaams van de streek horen spreken op de wekelijkse markt van Sint-Omaars. Dat was de taal van Broekers die er hun groenten kwamen verkopen. Niet alleen spraken ze een andere taal dan de verfranste omgeving, ze hadden ook eigen gewoonten en tradities. De Broekers van Hoge Brigge en IJzel vormden een zelfvoorzienende, solidaire gemeenschap. Men noteerde er de laagste criminaliteit van de hele regio. Er werden geen scheidingen geplaatst tussen de eigendommen. De weduwe van een overleden Broeker kon rekenen op de solidariteit van de hele gemeenschap. Opvallend ook: eigendommen werden nooit buiten de gemeenschap verkocht. Bij de Broekers geen pottenkijkers!
Over onze 3.000 Broekers werd in Frankrijk ooit duchtig gesproken. In de periode van de Franse Revolutie werden ze argwanend in de gaten gehouden en overvloedig bestudeerd. Ze werden bestempeld als een vijandig volk met een eigen taal en eigenzinnige tradities dat uit de feodaliteit moest worden ‘geholpen’. In de revolutionaire literatuur staan ze bekend als een heus volk, het zogenoemde Peuple hautponnais (van Haut-Pont = Hoge Brigge). Hun klederdrachten deden de Jakobijnen vermoeden dat het ging om afstammelingen van de…Galliërs. Oordeel zelf: de mannen met hoge muts, korte jas tot aan de lenden dichtgeknoopt met zilveren knopen en een brede broek; de vrouwen met gouden oorhangers en halssnoer met kruis, een grove strohoed met neerhangende muts, een bruin lijfje en een jurk uit grove blauwe stof.
Waren de Broekers van het moeras van Sint-Omaars de laatste afstammelingen van een ‘ander’ volk? De drooglegging van gronden van het moeras was het werk van de plaatselijke Sint-Bertijnsabdij, opgericht in de zevende eeuw. De abdij staat ook aan de oorsprong van Sithiu, het latere Sint-Omaars. Men weet dat Karel de Grote Saksische families die zich niet wilden bekeren tot het christendom, naar andere regio’s van het rijk had gedeporteerd. Ooit bezocht hij de abdij van Sint-Omaars. Een mogelijkheid is dat de eerste droogleggers van het moeras Saksen waren, in opdracht van de abdij. De bijnamen ‘Sassen’ of ‘Sarrazijn’, die de inwoners van omliggende dorpen geven aan de mensen van het moeras, is mogelijk gelinkt aan deze heidense Saksen.
Voor wie een uitstap wil doen naar de moerassen van Sint-Omaars is een combinatie met een bezoek aan de historische stad een aanrader. Geen beter oord om natuur en cultuur te combineren tijdens een weekend Frans-Vlaanderen.
28.08.2021