Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/frankrijk-verbiedt-het-corsicaans-in-de-plaatselijke-raad-schijnheiliger-kan-niet/
Frankrijk neemt met één hand maatregelen om haar regionale talen te beschermen, om ze vervolgens met de andere hand te betwisten. Zo werd de erkenning van de regionale talen in 2020 onmiddellijk tegengewerkt door de Franse grondwettelijke raad. Schijnheiliger kan het niet.
Dit doet zich nu opnieuw voor naar aanleiding van een beslissing van de Corsicaanse raad om het Corsicaans als werktaal van de raad mogelijk te maken. Na een klacht van de prefect van Corsica heeft de administratieve rechtbank in Bastia deze beslissing tenietgedaan.
In Corsica legt men de lat steeds hoger. Zo had de Corsicaanse raad besloten het Corsicaans als vergader- en werktaal te erkennen. Bewust of onbewust vonden de verkozenen het niet nodig toe te voegen dat alle teksten, conform de Franse grondwet, in het Frans moeten worden gepubliceerd. Dat is een gevolg van artikel 2 van de grondwet die zegt dat het Frans de officiële taal van de Franse republiek is.
De officiële vertegenwoordiger van de Franse staat in Corsica, prefect Pascal Lelarge, was er als de kippen bij om deze zaak juridisch aan te vechten. De advocaat van de Corsicaanse raad pleitte dat het gebruik van het Corsicaans in de raad geen verplicht karakter had. Verzoenende taal dus, maar het mocht niet baten.
Het heet dat de rechters van de administratieve rechtbank van Bastia met dit vonnis louter de wet hebben toegepast. Maar is het dossier hiermee juridisch afgesloten? Het artikel van de wet die aan publiekrechtelijke rechtspersonen het gebruik van het Frans verplicht is namelijk niet geschreven voor de Corsicaanse toepassing. Deze alinea werd toegevoegd in 1992, en dat was niet toevallig in het jaar van het verdrag van Maastricht. Het was een typisch Franse maatregel tegen het oprukkende Engels in eigen land, en niets anders.
Tegen deze aanpassing van de Franse grondwet protesteerde één eenzame verkozene uit de Elzas: Adrien Zeller. Hij voelde intuïtief aan dat deze wijziging tegen de regionale talen zou kunnen worden gebruikt. Zeller stelde de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken volgende vraag: ‘Ik zou willen dat de minister bevestigt dat deze nieuwe alinea bij de grondwet niet zal worden gebruikt tegen de diversiteit van onze regionale culturen.’ En hij voegde er nog aan toe: ‘Het Frans is de taal van de Franse republiek, maar niet de enige taal van de republiek.’
De vrees van Adrien Zeller was gegrond. De Franse grondwettelijke raad misbruikt deze passus van de grondwet om de regionale talen binnen de perken te houden. Terwijl de Franse mandatarissen wetten stemmen om deze regionale talen te beschermen en te onderwijzen, treedt de grondwettelijke raad op als waakhond van de jakobijnse orthodoxie. Elke stap vooruit wordt in de praktijk onmogelijk. Hoe schizofreen is het toch te pleiten voor de redding van deze talen, terwijl men ze verbiedt in de publieke ruimte?
Michel Feltin-Palas, een Franse journalist van het weekblad l’Express die zich inzet voor de regionale talen, herinnert aan een citaat van president Emmanuel Macron in 2021: ‘De talen van Frankrijk zijn een nationale schat. Het recht moet bevrijden en nooit beklemmen. (…) Dezelfde kleuren, dezelfde accenten, dezelfde woorden: dit is ons land niet.’ Feltin-Palas voegt eraan toe: ‘Prachtige verklaring waarvoor men met twee handen applaudisseert… mits ze tenminste zou worden gesteund door een coherent beleid.’
Holle woorden en gebakken lucht waarin niemand nog gelooft. Overigens: niet alleen het gebruik van de Corsicaanse taal in de raad stelt een probleem voor de inmiddels ex prefect van Corsica. Ook de uitdrukking ‘Corsicaans volk’ is volgens hem uit den boze. Er kan en zal maar één volk zijn, het Franse, op het grondgebied van de één en ondeelbare republiek.
In een gemeenschappelijk communiqué hebben Gilles Simeoni, autonomistische voorzitter van de Corsicaanse uitvoerende raad, samen met Marie-Antoinette Maupertuis, autonomistische voorzitster van de Corsicaanse raad, officieel geprotesteerd tegen deze schandelijke gang van zaken. Ook de oppositie, bij monde van Jean-Christophe Angelini, voorzitter van de nationalistische partij ‘Partitu di a Nazione Corsa’, spreekt over een onbegrijpelijke beslissing en over onrecht.
Alle betrokken Corsicaanse instanties gaan natuurlijk in beroep en dat wordt dan de zoveelste confrontatie met de Franse staat op het eiland. Enkele dagen geleden werd al de administratieve rechtbank van Bastia door jonge Corsicaanse nationalisten bezet, en dat is maar het voorspel.
Een andere dossier beroert de Corsicanen van alle strekkingen: de moord in een Franse gevangenis op de Corsicaanse nationalist Yvan Colonna, nu een jaar geleden. De vraag blijft hoe een medegevangene, de uiterst gevaarlijke jihadist Franck Elong Abbé deze moord kon plegen. De familie en vrienden van Colonna hebben inmiddels beslist te procederen om opheldering te krijgen over deze moord.
Een onderzoekscommissie moet ook de verantwoordelijkheid en rol van het gevangeniswezen, maar ook van de Franse staat, in deze zaak bepalen. Een explosief dossier als moest blijken dat de aanslag op Yvan Colonna door een bewuste nalatigheid mogelijk werd gemaakt. Dit, en ook het verbod op de Corsicaanse taal in de Corsicaanse assemblée is niet van aard om de pacificatie op het eiland te verzekeren.
Even nog herinneren dat het gebruik van de regionale talen in Frankrijk niet alleen de Corsicanen aanbelangt. Zie hier nog eens de lijst van talen die in Frankrijk zogezegd als regionale talen zijn erkend: het Baskisch, het Bretoens, het Catalaans, het Corsicaans, het Creools, het Gallo (Romaanse streektaal gesproken in het Oosten van Bretagne), het Occitaans én de Oc-taal, de regionale talen van de Elzas, de regionale talen van de Moezelregio, het Franco-Provencaals, het West-Vlaams, het Picardisch, het Tahitiaans, de Melanesische talen (Drehu, Nengone,Paicî, Aijë), de Walllisiaanse en Futuniaanse talen (twee talen uit Nieuw Caledonië), alsook het Kibushi-Kimaore (eiland Mayotte).
Het verbod op het gebruik van een regionale taal in de publieke ruimte heeft rechtstreeks en onrechtstreeks gevolgen voor heel het Franse grondgebied. Het explosief Corsicaans dossier is maar de top van de ijsberg en wordt ook van het Baskenland tot in Frans-Vlaanderen met argusogen gevolgd.
21.03.2023
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/onze-bruegel-bleek-een-echte/
Al voor de tweede keer in enkele maanden tijd is een werk van Bruegel ontdekt in Frankrijk. In oktober 2022 kwam opnieuw een Bruegel in privébezit boven water. Het bevond zich tussen de nalatenschap van een Noord-Franse familie die onbekend wil blijven.
Je ziet ze wel eens opduiken in een tv-programma als Tussen kunst en kitsch. De eigenaars van een schilderij of voorwerp die denken een meesterwerk te bezitten en naar huis keren met een desillusie meer.
vrolijke bezitters van wat ze dachten kitsch te zijn, blijken plots eigenaar van een waardevol kunstwerk
Omgekeerd kan ook: vrolijke bezitters van wat ze dachten kitsch te zijn, blijken plots eigenaar van een waardevol kunstwerk. Dit overkwam de erfgenamen van een Noord-Franse familie. Meestal ontstaat pas zekerheid na onderzoek door deskundigen.
Malo de Lussac, een jonge schatter-veilingmeester van veilinghuis Daguerre, kreeg de opdracht om de volledige huisinboedel van een nalatenschap onder de loep te nemen. Oude meubelen, tapijten, zilverwerk, objecten, tekeningen, schilderijen, enzovoorts.
Een buitenmaats schilderij in de woonkamer, waarvan de erfgenamen dachten dat het waardevol was, bleek uiteindelijk niets waard te zijn. De aandacht van de schatter werd getrokken door een stofferig en vergeeld kunstwerk, half verborgen achter een deur in de tv-kamer. De familie noemde het ‘onze Bruegel’. Spottend bedoeld, want voor de waarde van het boerentafereel wou niemand wedden. Hoe en wanneer het daar was terechtgekomen wisten ze niet. Tussen 1900 en 1910 was de inschatting, op basis van oude foto’s.
Wat zag de Lussac, een kunsthistoricus van opleiding, in dit schilderij? Hij vertelde de pers dat de personages, de houdingen, de compositie, de thematiek en de technische vaardigheid van de schilder bij hem een belletje deden rinkelen. Hij was voldoende getriggerd om beroep te doen op een expertisekabinet in Parijs. Het kabinet bevestigde de inzichten van de veilingmeester. Uiteindelijk werd het werk naar Dr. Klaus Ertz gestuurd. Deze Duitse kunsthistoricus is een wereldautoriteit, gespecialiseerd in de werken van de kunstenaarsfamilie Bruegel.
Dr. Ertz kon de authenticiteit van het schilderij bevestigen. Geen twijfel meer: het was een werk van Bruegel de Jonge (1564-1636), oudste zoon van Pieter Bruegel de Oude.
Het doek verkeert in uitstekende conditie, is niet getekend en werd geschilderd tussen 1615 en 1617. Het is bekend als De ontvanger van de tienden, in het Engels The payment of the tithes bonhams of The tithes collector. Het tafereel toont een in het zwart geklede advocaat en zijn klerk aan het werk. Ze ontvangen negen geïntimideerde boeren die hun klachten komen uiteenzetten. Volgens sommige kunsthistorici zou de scene een satire op de Spaanse Nederlanden inhouden.
Dit werk is een kopie van een origineel werk van Bruegel de Jonge waarvan er vele bestaan. Wat het bijna uniek maakt is het formaat, ongeveer een op twee meter. Dat is, op een na, groter dan de overige nog bestaande exemplaren. De grootte van het werk maakt allerlei subtiele details zichtbaarder.
Men moet zich voorstellen dat de werkplaats van Bruegel de Jonge in Antwerpen op volle toeren draaide. De rijke adel en burgerij wilden zo een Bruegel graag in huis hebben. Dat verklaart de vraag naar en het succes van de vele kopieën.
De waarde van het doek wordt geschat tussen 600.000 en 800.000 euro. Voor de geïnteresseerden: het wordt bij Hotel Drouot in Parijs per opbod verkocht op 27 en 28 maart van dit jaar.
Zoals reeds vermeld is De ontvanger van de tienden het tweede Bruegel-schilderij dat in Frankrijk opduikt in enkele maanden tijd. In mei van vorig jaar vond men een onbekend exemplaar van het werk Winterlandschap met vogelknip van Jan II Bruegel in een appartement in Dijon. Het werk, op hout geschilderd, werd inmiddels verkocht voor 600.000 euro.
Opvallend is dat nogal wat Vlaamse kunst in Frankrijk circuleert. De Fransen hebben steeds veel interesse getoond voor de Vlaamse schilderkunst. Wij kennen de voorkeuren van de Franse Revolutionairen en van Napoleon voor onder meer de Vlaamse barokschilders. In het begin van de negentiende eeuw werd in het spoor van de Franse troepen, met voorbedachten rade, ware plundertochten georganiseerd.
Maar een zestig- tot zeventigtal Vlaamse meesterwerken van onder meer Rubens, Van Dyck, Jordaens, de Crayer zijn tot vandaag niet teruggegeven
Na de slag bij Fleurus (1794) werden panelen van het Lam Gods gestolen en met kar en paard naar Parijs gebracht. Gelukkig zijn ze terug van weggeweest. Maar een zestig- tot zeventigtal Vlaamse meesterwerken van onder meer Rubens, Van Dyck, Jordaens, de Crayer zijn tot vandaag niet teruggegeven. In Frankrijk gebruiken de musea voor deze werken een eufemisme, namelijk de uitdrukking ‘oeuvres mal acquises’. Zoiets als ‘fout verkregen’, dus. Versta het als ‘ordinaire diefstal’.
Dat voor de Vlaamse werken die in de Franse musea aanwezig zijn. Blijft nog de vraag op wat de Belgische en Vlaamse regeringen zitten te wachten om juridische procedures op te starten om deze werken te recupereren.
We hebben per definitie geen zicht op het privébezit, zoals de twee Bruegels. Laat staan hoe sommige van deze werken in handen van hun respectievelijke eigenaars zijn gekomen. Ik twijfel er niet aan dat de meeste op bonafide wijze zijn gekocht. Het zou evenwel interessant zijn een lijst op te stellen van alle hogere revolutionaire ambtenaren en officieren die in onze contreien hebben vertoeft. Zo kunnen we dan trachten het reilen en zeilen van hun nalatenschap en erfgenamen te reconstrueren. De kans is groot dat we zo nog meer ‘diefstallen’ van Vlaams kunstwerk zou kunnen traceren.
Ik ben nooit vergeten wat de Frans-Vlaamse voorman Nicolas Bourgeois (1896-1982) me vertelde. In zijn studentenjaren, rond wereldoorlog I, had Nicolas toegang tot de Parijse salons. Hij ontmoette er rijke erfgenamen van voorname actoren in de kolonies en bij de bezetting van de buurlanden. Met eigen ogen zag hij, bij de toen bekende schrijver Pierre Louys, een deel van de schatten die diens grootvader, generaal Junot, uit zijn veldtochten had ‘meegenomen’. En in de paleizen van de Parijse beau monde, bij de Doumer, de Saraut, de Varenne en de Castellane, de rijke buit van hun plundertochten in Indochina, Afrika, maar ook in onze eigenste Zuidelijke Nederlanden. Ook daar, getuigde Nicolas, zag je, naast de gouden kandelaren uit Illyrië en de sfinxen en piramides uit Egypte, topwerken van de Vlaamse schilderkunst hangen.
13.03.2023
Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/de-mora-het-vlaggenschip-van-willem-de-veroveraar/
Honfleur is een schilderachtige havenstad aan de Normandische kust. Liefhebbers van het maritiem patrimonium en de Normandische geschiedenis zijn er begonnen aan de bouw van een replica van de Mora, het vlaggenschip van de vloot die Willem van Normandië voor zijn veroveringstocht naar Engeland bracht.
Dit verhaal, dat zich in de elfde eeuw afspeelt, kleurt ook een beetje Vlaams. De bouw van het vlaggenschip de Mora werd namelijk gefinancierd door Willems echtgenote, Mathilde van Vlaanderen.
Mathilde was een dochter van de graaf van Vlaanderen Boudewijn V. Vlaams geld dus. Door haar moeder Adelheid was ze een volle nicht van de Franse koning. Dat maakte van haar een begeerde bruid in haar jonge jaren. Er hangt een romantisch verhaal boven de relatie en de voorhuwelijkse perikelen van Mathilde en Willem. Geschriften uit de dertiende eeuw vermelden gretig dat Willem, nadat hij eerst door Mathilde werd afgewezen, tot in Brugge was gekomen om haar af te ranselen en te ontvoeren. Ernstige bronnen hierover ontbreken echter.
Door haar huwelijk werd Mathilde hertogin van Normandië. En na de verovering van Engeland, werd ze als koningin van Engeland in Wesminster Abbey gekroond. Het kostte Willem evenwel heel wat energie om zijn nieuwe Engelse rijk onder controle te krijgen. In zijn afwezigheid regeerde Mathilde over Normandië, en wel tot ieders tevredenheid.
Van de vloot van Willem en van de slag bij Hastings bezit men slechts één afbeelding, maar dan wel een heel bijzondere. Het is het beroemde wandkleed van Bayeux. Je zou het een stripverhaal van borduurwerk kunnen noemen: 70 meter lang, 50 cm hoog en 350 kilo zwaar. Het wandkleed is door het Unesco beschermd als een van de meest waardevolle middeleeuwse stukken in heel de wereld.
Oorspronkelijk dacht men dat het om een werk van Mathilde en haar hofdames ging. De waarheid is wellicht minder romantisch. Vermoedelijk werd het rond 1068 vervaardigd in een Engels borduuratelier. De opdrachtgever was bisschop Odo van Bayeux, halfbroer van hertog Willem. Los van de maker, vormt het wandkleed een unieke bron van informatie over de elfde eeuw.
Het wandtapijt van Bayeux illustreert alle stappen van de voorbereiding en de verovering van Engeland tot de bekroning
Het wandtapijt van Bayeux illustreert alle stappen van de voorbereiding en de verovering van Engeland tot de bekroning. Willem wou zijn ambities op de troon van Engeland verzilveren. Tijdens de beslissende slag bij Hastings, op 14 oktober 1066, werd de zittende koning Harald gedood. Willem werd op 25 december van dat jaar in Westminster Abbey tot koning gekroond. Met Pinksteren 1068 volgde de kroning van Mathilde tot koningin.
Los van het wandkleed van Bayeux bestaat een ‘lijst van de schepen’ betrokken bij de overtocht naar Engeland. Deze inventaris wordt in Oxford bewaard. Hierdoor zijn we goed gedocumenteerd over deze indrukwekkend goed georganiseerde overtocht en slag. Het wandkleed toont 626 personen, 862 dieren waarvan 202 paarden en 41 schepen.
Volgens mediëvist Pierre Bruet was Willems leger in totaal samengesteld uit 15.000 manschappen en 5.000 paarden. Dat betekent dat er al Normandische troepen in Engeland gestationeerd waren. 700 schepen zouden de overtocht maken. De vloot met de Mora aan het hoofd verzamelde in de baai van de Somme. Ze vertrok uit Valerie-sur-Somme op 28 november 1066.
De Mora, het vlaggenschip van Willem, is uiteraard prominent vooraan weergegeven op het wandkleed van Bayeux. Het is goed herkenbaar aan het beeld van een verguld kind, drager van een ivoren hoorn en gewapend met een speer gericht in de richting van de Engelse vijand. De makers van het wandkleed hebben zich vergist: het beeld staat op de achtersteven, terwijl het zich in werkelijkheid op de boeg bevond. Volgens geschreven bronnen zou een draak of een leeuwenkop de achtersteven hebben versierd.
De Mora was een snek van 35 meter lang en 5 meter breed. Het werd in opdracht van Mathilde gebouwd in de kleine havenplaats Barfleur, zonder medeweten van Willem. Het valt op dat de Normandiërs de Noorse technieken van de schepenbouw van hun grootouders in de elfde eeuw nog niet waren verleerd. De snek was een snel vaartuig en kon 40 tot 60 roeiers vervoeren. Vikingschepen, waarmee ze niet alleen de woelige Noordzee konden trotseren, maar ook grote rivieren met weinig diepgang konden bevaren, en snel troepen met paarden aan wal konden brengen. Airard FitzStephen was de kapitein van de Mora met aan boord de leider van de expeditie: Willem de Veroveraar.
De replica van de Mora wordt vakkundig gebouwd volgens de technieken van de elfde eeuw. De initiatiefnemers kozen er voor om geen hedendaagse technieken te gebruiken. Dat betekent bijvoorbeeld dat het gebruik van een zaag uit den boze is. De planken worden met de bijl vervaardigd, conform de bouwtechnieken van toen. De bouwwerkzaamheden zijn in januari gestart. Het is de bedoeling dat de werf voor het geïnteresseerd publiek open wordt gesteld. De werkzaamheden zullen vier jaren duren en dienen klaar te zijn tegen 2027. De Mora zal gebruikt worden voor de vaart langs de kustlijn en alle Normandische havensteden aandoen. Het project heeft ook een filmisch én pedagogisch luik.
Het onderwerp van de Mora leent zich uitstekend als onderwerp voor een weekeinde Normandië. In het spoor van Willem en Mathilde. Een omweg langs het mooi gelegen Valerie-sur-Somme, met zicht op de baai waar Willem zijn vloot verzamelde, is zeker de moeite waard. De weg naar Normandië leidt verder langs de stad Eu.
Daar vind je een sober beeld van de Vlaamse beeldhouwer Maurits de Maertelaere uit Kalken. Het werd vervaardigd naar aanleiding van de duizendjarige stichting van het graafschap Eu door de kleinzoon van de Noor Rollon, stamvader van de Normandische dynastie. In Honfleur wordt de Mora gebouwd. De scheepswerf is te bezichtigen vanaf september. Het graf van Mathilde van Vlaanderen bevindt zich in Abbaye aux dames Caen. Dat van Willem de Veroveraar in de Abbaye aux hommes in dezelfde stad.
In Bayeux kan je het beroemde wandkleed bewonderen. En in Barfleur, een van de mooiste Normandische dorpjes, het haventje waar de Mora in opdracht van Mathilde werd gebouwd. Al de rest, van de prachtige door de zee uitgehouwen klippen van Etretat, tot de invasiestranden van Operatie Overlord, vindt u in alle toeristische boeken.
05.03.2023