WIDOPEDIA
Een blog over Frans-Vlaanderen, de Nederlanden en Europa
Wido Bourel

Meest recente berichten
Archieven
Kernwoorden

Vlieg de blauwvoet…

Volgens de deconstructivisten is Hendrik Conscience de grote boosdoener van de Vlaamse geschiedenis. Niemand verwijt Walter Scott fictieve helden als Ivanhoë in het leven heeft geroepen. Maar een Vlaamse romancier als Conscience wordt niet gegund dat hij zich creatief beweegt tussen mythes en geschiedenis. Alhoewel, ik heb me laten wijsmaken dat Conscience vrij goed gedocumenteerd was. Hij had onder meer contacten met Frans-Vlamingen als Edmond de Coussemaker en Lodewijk de Backer en was ooit lid van de Comité Flamand de France.

Neem nu de kreet Vlieg de blauwvoet die Conscience in zijn roman De Kerels van Vlaanderen in het leven roept en die later, dankzij Albrecht Rodenbach, een lied en de roep van een hele Vlaamsgezinde generatie is geworden.

Blijkt nu dat die blauwvoet niet refereert naar een vogel maar naar ene familie Blauwoet of Blauvoet waarvan de eerste historische sporen ons terugbrengen naar de elfde of twaalfde eeuw. De bronnen melden Pervijze, het Veurne-ambacht en het huidige Frans-Vlaanderen als wieg van de familie. Schepenen in het Veurne- ambacht heeten Blau(w)voet, evenals ridders in de omgeving van de Vlaamse graven. Ene Rickaert Blauwvoet sneuvelde in 1328 in Kassel aan de zijde van Zannekin. Een opvallende gewoonte van een familietak die in het huidig Frans-Vlaams grondgebied woonde was dat ze nog heel lang hun kinderen lieten dopen in de Sint-Niklaaskerk te Veurne.

Straffer nog, een wapenschild van de familie Blaeuvoet uit 1651 zou een “vliegend” zwart paard met … blauwe vleugels weergeven. Ik zocht tevergeefs naar een reproductie van het wapenschild van de familie Blauvoet. Is er iemand van mijn lezers die me kan helpen aan het wapenschild van Blauvoet of Blauwvoet? Moeten ons bij de kreet Vlieg de blauwvoet, storm op zee voortaan een mythologisch vliegend paard in de plaats van een jan-van-gent voorstellen? Benieuwd naar jullie reactie.

Bron: https://www.facebook.com/wido.bourel/

Gepubliceerd

22.12.2022

Kernwoorden
Reacties

Kwaakblazen aan de Schelde

De perikelen van de Boerentoren en een toren in Toulouse

Links: het boerentoren ontwerp van Libeskind in Antwerpen, rechts zijn ontwerp voor de Tour Occitanie in Toulouse.

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/kwaakblazen-aan-de-schelde/

Moderne architectuur en Antwerpen, dat is zoals vele zaken in ‘t Stad, een verhaal op zich. Wat staat ons te wachten bij het  renovatieproject van de ‘Boerentoren’? Dat de keuze van Daniël Libeskind als architect niet onmiddellijk peis en vree aankondigt, leert ons de lijdensweg van een ander torenproject van hem in de Occitaanse stad Toulouse.

Antwerpen en moderne architectuur

In de jaren ‘90 hield ik me beroepshalve bezig met uitgaven over architectuur. Wij gaven o.m. een ‘gids voor moderne architectuur in Antwerpen’ uit. Onder deskundige leiding van de auteur kreeg ik de kans om een twintigtal gebouwen, representatief voor de hedendaagse architectuur in de Scheldestad, te bezichtigen. Boeiend, dat wel. Al viel de oogst uiteindelijk vrij mager uit. Ik bezocht ook de konijnenhokken op Linkeroever. Van onze gids kreeg ik het verhaal mee over de architectuurwedstrijd om de Linkeroever in te richten. Dat was in 1933. Een wereldarchitect als Le Corbusier nam deel  aan de wedstrijd. Zijn, en alle andere ontwerpen werden uiteindelijk afgevoerd.

Ik dacht er nog aan toen ik, enkele jaren geleden, de cité radieuse van Le Corbusier in Marseille bezocht. Geen spoor van een ‘stralende stad’ maar een bunkerachtige wooneenheid, gevolg van een even theoretische  als totalitaire benadering op wonen. Ik zag daar een paar  onbemande trendy architectenbureaus en zeldzame kantoren. Verder weinig mensen te bespeuren die er nog echt wilden wonen. Uit ellende had men het gebouw deels vrijgegeven als onderdak voor  migranten. Of Antwerpen meer ‘stralende stad’ was geworden met de uitvoering van de plannen van Le Corbusier valt dus te betwijfelen.

Mijn favoriete stad

In de tijd dat ik vanuit Frans-Vlaanderen naar Antwerpen kwam wonen, was ’t stad, van de Europese steden die ik kende, mijn favoriet. Als ik Antwerpen aan Frans-Vlaamse vrienden liet zien, vestigde ik zo weinig mogelijk de aandacht op die lelijke Linkeroever. Ik vermeed angstvallig nog twee andere plaatsen: de Oudaan, het geklasseerd politiegebouw van Renaat Braem, dat leek op de betonnen kazernes die ik in Oost-Duitsland had gezien, maar dan zonder Vopo’s. En ook de omgeving van … de Boerentoren, meer bepaald de Eiermarkt, een tochtgat van jewelste tussen een ondergrondse garage en een muur van beton. Tot vandaag versnel ik nog steeds als ik er voorbij moet. Mijn gids stelde op een bepaald ogenblik de vraag of wij ons de skyline van Antwerpen konden voorstellen zonder deze twee zogenaamde iconische gebouwen. Ik antwoordde rustig van wel.

Talent van eigen bodem

Niet alleen Le Corbusier, maar ook de Duitser Hermann Josef Stübben, de Vlamingen Huib Hosten, Henry Van de Velde, Léon Stynen, en anderen stuurden ooit ontwerpen voor Linkeroever. Vlamingen dus, waarvan enkelen met roots in Antwerpen, en dat is net iets anders dan een kosmopolitisch architect als Le Corbusier.

Waarom steeds de keuze voor architecten, hoe wereldbekend ook, die gebouwen ergens neerpoten zonder enige affiniteit met de plaats waarvoor ze een ontwerp indienen?

Dat is precies mijn eerste punt met betrekking tot het project van Fernand Huts en Daniël Libeskind voor de Boerentoren. Waarom steeds de keuze voor architecten, hoe wereldbekend ook, die gebouwen ergens neerpoten zonder enige affiniteit met de plaats waarvoor ze een ontwerp indienen? Waarom is het niet mogelijk om er een wedstrijd van te maken en zo een kans te geven aan talent van eigen bodem?  Schat men het niveau van de opleiding architectuur in Vlaanderen en Europa dan zo laag in? Of staat zo’n ‘eigen volk’ gedachte  in de weg van lucratieve, niet traceerbare internationale constructies van financiële aard?

Een toren in Toulouse

De levendige herinnering aan de decennialange klucht van Oosterweel belooft niets goeds voor het project van de Boerentoren. Voor Architect Libeskind, die van conflictueuze projecten zijn handtekening heeft gemaakt, hoort dat er bij. Neem nu zijn project voor een nieuwe toren in de Occitaanse stad Toulouse. Het gaat hier  om een volledige nieuwe toren genaamd Tour Occitanie. Het ding moet komen naast het station, en in de directe omgeving van het geklasseerde Canal du Midi. Men plant een toren van 153 meter hoog, 40 verdiepingen, met 11.000 m2 kantoren, een panoramisch restaurant bovenaan, een Hilton hotel, plus kantoren van de Franse spoorwegen onderaan. Het geheel is voorlopig gebudgetteerd op een slordige 130 miljoen, voornamelijk gefinancierd door Parijse investeerders.

Verzet

Een bouwtoelating werd gegeven in 2019 en het project moest af zijn in 2022. Resultaat: er is nog steeds geen steen gebouwd aan de Tour Occitanie. Protest en juridische procedures draaien voornamelijk rond milieu en sociale bezwaren. De tegenstanders, gegroepeerd in allerlei burgerinitiatieven, verdedigen dat bouwen op zulke hoogte niet de toekomst is van het urbanisme, rekening houdend met de ecologische transitie. Libeskind voorziet in groene beplanting en spiraalvormige tuinen rond het gebouw. Ronduit even utopisch als problematisch voor bewatering, onderhoud en leefbaarheid van planten en bomen op termijn. Er is nog geprocedeerd tegen het feit dat de toren 10.000 omwonenden meer uren in de schaduw zou brengen, en ook wegens het niet passen van zulke toren naast de geklasseerde site van het Canal du midi. De bouwverplichting om een honderdtal sociale woningen in de toren te voorzien werd omzeild door deze woningen elders in de stad te plaatsen.

De burgemeester van Toulouse en de president van de regio ruiken geld en zijn uiteraard voor. Inmiddels hebben de rechtbanken zich uitgesproken over de belangrijkste klachten en mag het project doorgaan. Maar de bouwheren zijn de juridische procedures beu en aarzelen. Er dienen nog lopende juridische pijnpunten met omwonenden te worden opgelost. De financiers willen er niet aan  beginnen zo lang niet alle juridische zaken zijn afgehandeld. Het verhaal duurt nu al een half decennium en nog geen tour Occitanie aan de skyline van Toulouse. Het is de zanger Claude Nougaro die in zijn bekende lied ‘Toulouse’ zong: ‘Vandaag klimmen de buildings hoog’. Afwachten of het morgen in Toulouse nog hoger wordt.

Welke tweede toren voor Antwerpen?

Antwerpen, eerlijk gezegd, is er niet mooier op geworden. Ik denk aan de mislukte, kantoor-achtige omkadering van het Steen. Of aan de geplaveide indigestie van het plein voor het operagebouw, spuuglelijke rode lampen als openbare verlichting, en de vloek van de totaal smakeloze hoogbouw naast dezelfde opera. Moet de Boerentoren zo nodig tot een deconstructivistische kwaakblaas-toren worden veranderd in de schaduw van de kathedraal? Als Fernand Huts werkelijk te veel geld heeft stel ik voor dat hij investeert in de ontbrekende tweede toren van de Onze-Lieve-Vrouw-kathedraal, op het businessmodel van de eeuwige werf van de Sagrada Familia in Barcelona. Hij kan dan 100 jaar lang de uitbating van de eeuwigdurende werf verkrijgen. En de tweede toren benutten voor zijn kunstcollectie. Zijn standbeeld, naast die van kathedraal-ontwerper Pieter Appelmans, wijzend naar de Hutstoren en met een steen op zijn schouder, krijgt hij cadeau van ’t Stad.

Gepubliceerd

20.12.2022

Kernwoorden
Reacties

Waren de Vlaamse primitieven alles behalve Vlaams?

Over Vlaamse mythen en Zuid-Nederlandse geschiedenis

Lees dit artikel ook op Doorbraak: https://doorbraak.be/waren-de-vlaamse-primitieven-alles-behalve-vlaams/

‘Dat is toch evident’, schrijft historicus Jan Dumolyn. ‘De schilder Jan van Eyck, geboren in Maaseik, was geen Vlaming maar een Luikenaar.’ Dat is ook het geval voor Rogier van der Weyden, uit Doornik afkomstig. ‘En’, voegt de professor van PVDA-signatuur eraan toe, ‘hetzelfde geldt voor een schilder als Rubens, geboren in het Duitse Siegen, die als kind naar Antwerpen, ook al niet in Vlaanderen, verhuisde.’ Maar daarmee gaat hij veel te kort door de bocht. 

‘Wat stoort aan het begrip Vlaamse Primitieven is dat ze “Vlaams” genoemd worden, terwijl ze uit alle gewesten van de Nederlanden kwamen’, vervolgt Jan Dumolyn. Idem voor de Vlaamse polyfonisten. Op het eerste zicht heeft de mediëvist Dumolyn een punt: de begrippen ‘Vlaams’, ‘Vlaming’ en ‘Vlaanderen’ dekken meer dan de historische lading van het aloude graafschap Vlaanderen. Ze worden vandaag gebruikt om het Nederlandstalig gedeelte van de Zuidelijkste Nederlanden te duiden. Schilders en musici uit de 15de en 16de eeuw kwamen van een beetje overal uit de Nederlanden, Romaanse gouwen incluis. Doet het hedendaagse Vlaanderen de Brabanders en de Limburgers – of moet ik zeggen de Loners – onrecht aan?

Een migrant uit Maaseik

Men kan blijven discussiëren over het geslacht van de Engelen. Ben je een migrant als je Van Eyck noemt, als schilder naar Brugge komt, afkomstig bent uit het land van Loon en Diets spreekt? Dezelfde vraag voor Rogier van der Weyden uit Doornik, toen in de Vlaamse invloedssfeer en nog steeds op amper twintig kilometer van de taalgrens. Maaseik en Doornik, is dat hetzelfde als Kaboel en Bagdad? Ten slotte was Rubens helemaal geen Duitse migrant in Antwerpen, maar het kind van een Antwerpse familie gevlucht naar Siegen in Westfalen tijdens de godsdiensttroebelen, die naar het Brabants vaderland was teruggekeerd.

Volgens historici als Dumolyn is dat allemaal de schuld van het opkomende Vlaams nationalisme in de negentiende eeuw. Deze stelling gaat voorbij aan het feit dat de begrippen ‘Vlaming’, ‘Vlaams’ en ‘Vlaanderen’ reeds breder werden opgevat vanaf het ogenblik dat het graafschap Vlaanderen haar invloedssfeer ging uitbreiden. Het fenomeen kan je reeds waarnemen in de elfde eeuw toen ‘Vlaamse’ ridders Willem de Veroveraar een handje ging helpen om Engeland te veroveren. Deze zogenaamde ‘Vlamingen’ kwamen niet alleen uit Vlaanderen, maar ook uit Artesië en het Boonse (de streek van het hedendaagse Bonen, Boulogne-sur-Mer).

Eeuwen later, maakten de politieke toenaderingen tussen Vlaanderen en Brabant, als voorbode van de Bourgondische tijd, dat Vlaanderen een verzamelnaam werd voor meer dan het graafschap in strikte zin. Daarom hadden de Italianen het over de ‘I Fiamminghi’ om naar de Zuid-Nederlandse schilders en de Vlamingen in het algemeen te wijzen, de Spanjaarden over ‘Flandès’ en ‘Flamenco’ om het geheel der Nederlanden aan te duiden en de Fransen over de ‘Franco-Flamands’ om de Zuid-Nederlandse polyfonisten van de Maas tot in Picardië te benoemen.

Vlaanderen versus Holland

Het gebruik van de naam ‘Vlaanderen’ om het Nederlandstalig gedeelte van de Zuidelijke Nederlanden aan te duiden heeft wellicht ook te maken met de scheiding tussen noord en zuid, en het ontstaan van Nederland als natie. Het dubbel gebruik van dezelfde naam heeft wellicht meegespeeld om de Zuidelijke Nederlanden anders te duiden. Men kan zich ook de vraag stellen of het gebruik van de benaming ‘Holland’ voor Nederland niet op dezelfde wijze is ontstaan.

Men mag rustig aanbrengen dat de naam ‘Vlaanderen’ vanuit een historisch standpunt onnauwkeurig gekozen is

Persoonlijk gebruik ik nooit ‘Holland’ als synoniem voor Nederland. En was ik een Brabander of een Limburger, zou ik me uiteraard zo noemen. Men mag rustig aanbrengen dat de naam ‘Vlaanderen’ vanuit een historisch standpunt onnauwkeurig gekozen is. Maar deze vaststelling alleen zal de hedendaagse evolutie niet veranderen.

De Franse perceptie

Het is de roem van het graafschap Vlaanderen in Europa en de wereld, die de perceptie van het buitenland dat naar ons keek, heeft bepaald. Een interessant verhaal is de visie van Frankrijk en van de Franstaligen in het algemeen. Na de annexatie van de stad Kamerijk (Cambrai) en van het aartsbisdom Kamerijk bij Frankrijk in de zeventiende eeuw noemde de nieuwe Franse aartsbisschop Fénelon zijn Kamerijkse onderdanen ‘brave Vlamingen’. Kamerijk behoorde nochtans niet tot het graafschap Vlaanderen.

Een halve eeuw later schreef Voltaire over Brussel: ‘Il n’y a à Bruxelles que des Flamands.’ Ten onrechte dus, maar ik wil hiermee enkel aantonen dat de term ‘Vlaams’ al langer dan de negentiende eeuw in Europa in voeg was om de Zuidelijke Nederlanden aan te duiden. De oorzaak van dat alles heeft de Duinkerkse dichter Michiel de Swaen – die als nieuwe Frans-Vlaming een Nederlander avant la lettre bleef – mooi samengevat, wanneer hij Vlaanderen bezong als ‘de bloem van Europa, de pronk van alle landen’.

De schuld van Hendrik Conscience

Sinds Geert van Istendael en Marc Reynebeau enkele jaren geleden probeerden het standbeeld van Hendrik Conscience neer te halen, is de auteur van de Leeuw van Vlaanderen de grote boosdoener van politiek-correct Vlaanderen. Deze deconstructivisten verwijten Conscience van alles en nog wat: door de historische onjuistheden in zijn boeken heeft het belang van de slag der Gulden Sporen proporties aangenomen die het niet zou verdienen.

De Vlaamse nationale feestdag dekt niet de hele zuidelijke Nederlanden, want de Vlaamse coalitie op het slagveld in Kortrijk werd versterkt met Romaanssprekende Henegouwers. Tegelijkertijd stonden de Brabanders aan de kant van de Franse vijand, foei. Alleen Pieter de Coninck verdient in Brugge een standbeeld in Brugge, want de enige echte Jan Breydel nam in werkelijkheid geen deel aan de strijd. De Vlaamse graaf kon niet aanwezig zijn in Kortrijk, want hij vertoefde toen in een Franse gevangenis. En ook de leuze ‘schild en vriend’ is nooit gebruikt tijdens de Brugse Metten.

Mythen en geschiedenis

In zijn boeiende biografie over Hendrik Conscience merkt Johan Vanhecke terecht op dat ‘een historische roman geen geschiedkundig essay is’. Hij stelt rustig de vraag: ‘Heeft iemand kritiek op Walter Scott omdat Ivanhoe een verzonnen figuur was?’ Het is toch vreemd dat schrijvers en historici zoveel last ondervinden om mythen te onderscheiden van hun vakgebied. De beroemde dichter, toneelschrijver en filmmaker Jean Cocteau drukt het zo uit: ‘Mijn voorkeur  gaat steeds naar de mythen, meer dan naar de geschiedenis, want de geschiedenis wordt gemaakt uit waarheden die leugens worden, terwijl de mythen worden gemaakt uit leugens die waarheden worden.’

Terwijl de meeste academische historici hun gal uitspuwden tegen de idee alleen al steekt de Gentse historicus Jan Demolyn zijn nek uit en werkt mee aan de Vlaamse kanon. In de leer bij de Italiaanse communistische politiek denker Antonio Gramsci, en als PVDA militant, weet  Dumolyn als geen andere dat om de politieke macht te veroveren  je eerst de culturele macht moet veroveren, en dus aanwezig moet zijn in de debatten rond het samenstellen van de verfoeide canon.

Dit gezegd zijnde, om de Vlaamse canon op te stellen is een serieuze dosis pragmatisme nodig. De deconstructie van de hele geschiedenis van de Zuidelijke Nederlanden kunnen wij missen als kiespijn. Het project van de Vlaamse canon is inmiddels tot een ideologisch en politiek steekspel gedeclasseerd en riskeert een schot in de leegte te worden. Vertrekken van de Vlaamse realiteit als ze is belet niet om een Zuid-Nederlandse visie op na te houden.

Een confederatie met…

Als Frans-Vlaming – en dus als een echte Vlaming – én Heel-Nederlander zie ik op termijn maar één oplossing om de verwarring ‘Vlaanderen = Zuidelijke Nederlanden’ op te lossen: dat betekent dat de Vlaamse emancipatie de motor moet zijn van een toenadering tot Nederland met het oog op een latere confederatie met dat land.

In afwachting kan men al een deel van de Nederlandse canon, tot aan de scheiding tussen noord en zuid maximaal integreren in de Vlaamse. Verder zal een toenadering tot Nederland de dubbelzinnigheid rond het onnauwkeurig gebruik van namen opgeven en mogelijk maken dat onze provincies, en de naam ‘Nederlanden’ wijd en zijd vrij kunnen uitspreken.

Gepubliceerd

08.12.2022

Kernwoorden
Reacties