WIDOPEDIA
Een blog over Frans-Vlaanderen, de Nederlanden en Europa
Wido Bourel

Meest recente berichten
Archieven
Kernwoorden

Archieven voor week 30, 2025

Het begrip ‘regionale taal’ in Frankrijk

(version française ci-dessous)

In Frankrijk is het begrip ‘regionale taal’ misleidend en verhult het een andere realiteit: het Catalaans is geen regionale taal, het Baskisch is geen regionale taal, het Elzassisch/Duits is geen regionale taal, en het Vlaams/Nederlands is dat evenmin. Al deze talen zijn grensoverschrijdende talen die in meerdere staten worden gesproken. Ze worden minimaal in twee landen gesproken, soms zelfs in drie, zoals het geval is voor het Vlaams/Nederlands.

Parijs beschouwt deze grensoverschrijdende talen en de bijbehorende identiteiten als een bedreiging. Daarom streeft het al eeuwenlang naar het laten samenvallen van taalgrenzen en staatsgrenzen. Om de betrokken bevolkingsgroepen te laten slikken, heeft men de status ‘regionale taal’ geïntroduceerd. Dit is een politieke strategie van meewerken om het verder te onderdrukken. Op deze wijze worden talen en identiteiten gereduceerd tot acceptabele folklore.

De internationale realiteit dat deze talen geen grenzen kennen, vormt voor Frankrijk een doorn in het oog. Het idee dat deze talen door dezelfde volkeren, die in andere landen in de meerderheid zijn, worden gesproken, wordt stilzwijgend maar doelgericht bestreden als een bedreiging voor de eenheid van de Franse staat.

Ik had ooit gedacht dat Europa hierin een verzoenende rol kon spelen en de nationale staten zou wijzen op het hogere belang van het respect van de Volkeren. Maar het moreel kompas van Ursula en van vriend Emmanuel is naar elders gericht.

————————————–

La notion « langue régionale » en France

(Nederlandse versie hierboven)

En France, la notion de « langue régionale » est trompeuse et masque une réalité bien différente : le catalan n’est pas une langue régionale, le basque n’en est pas une, l’alsacien/allemand n’en est pas une, et le flamand/néerlandais ne l’est pas non plus. Toutes ces langues sont des langues transfrontalières qui sont parlées dans plusieurs États. Elles le sont au minimum dans deux pays, parfois même dans trois, comme c’est le cas pour le flamand/néerlandais.

Paris considère ces langues transfrontalières et les identités qui leur sont associées comme une menace. C’est pourquoi il cherche depuis des siècles à faire coïncider les frontières linguistiques avec les frontières étatiques. Afin d’affaiblir la résistance des populations concernées, le statut « langue régionale » a été introduit. Il s’agit d’une stratégie politique visant à coopérer dans la poursuite de leur suppression. Ainsi, ces langues et ces identités sont réduites à une folklorisation acceptable.

La réalité internationale, selon laquelle ces langues ne connaissent pas de frontières, constitue une épine dans le pied pour la France. L’idée que ces langues soient parlées par les mêmes peuples, qui dans d’autres pays sont majoritaires, est tacitement mais délibérément combattue comme une menace à l’unité de l’État français.

J’ai longtemps espéré que l’Europe joue un rôle de médiation et rappelle aux États-nations l’intérêt supérieur du respect de nos identités charnelles. Mais la boussole morale d’Ursula et de son ami Emmanuel est dirigée ailleurs.

Gepubliceerd

27.07.2025

Kernwoorden
Reacties

Ferdinand Tönnies: een gemeenschap groeit organisch

Op 26 juli 1855 werd in Oldenswort (toen nog Denemarken, nu Sleeswijk-Holstein) Ferdinand Tönnies geboren. Hij was socioloog, filosoof, universiteitsprofessor en, in 1909, oprichter en voorzitter van de Duitse Sociologische Vereniging.

In zijn beroemde werk “Gemeinschaft und Gesellschaft”* dat in 1887 verscheen, maakt Tönnies een onderscheid tussen de organische wil (‘Wesenwille’) en de zogeheten gereflecteerde wil (‘Kürwille’), en projecteert dit op gemeenschap en maatschappij.

De kern van zijn denken:

een gemeenschap (‘Gemeinschaft’) groeit organisch, heeft wortels en onderscheidt zich door een eigen cultuur en stabiliteit in de tijd. Een maatschappij (‘Gesellschaft’), daartegenover, is gemaakt en kan worden ‘herroepen’. Een gemeenschap is solidair met elkaar: centraal staat het “zijn”. In een maatschappij daarentegen, nemen eigenbelang, belangengroepen — en daarmee het “hebben” — de overhand.

Definities:

  • Gemeenschap = familie, stam, volk, enz.
  • Maatschappij = handelaars, beroepsverenigingen, politieke partijen, enz.

Tönnies voegt daaraan toe: “De handelaars of kapitalisten zijn de natuurlijke meesters en heersers van de ‘Gesellschaft’ of ‘maatschappij’. De maatschappij bestaat voor hen. Het is hun instrument.”

In 1933 werd Ferdinand Tönnies door de Nazi’s, vanwege zijn kritische geschriften, uit zijn functies gezet. Hij overleed in Kiel op 9 april 1936. Zijn zorgen over de afbraak van sociale banden, onder invloed van de opkomst van het individualisme, blijven actueel.

*Een Nederlandse editie werd in 1990 bij Acco in Leuven uitgegeven, getiteld: “Gemeenschap en Maatschappij.”

Gepubliceerd

26.07.2025

Kernwoorden
Reacties

Mijnstakingen: respect voor de werkende mens

Op 25 juli 1872 werd in Anzin (Frans Henegouwen, bij Valencijn) een grote mijnstaking bloedig onderdrukt. Dit gebeurde in opdracht van de Franse president Adolphe Thiers (1797-1877), die persoonlijk het bevel gaf. Het was nog nooit vertoond dat een Franse president zo het eigen belang met dat van de Franse staat vermengde. Thiers was namelijk een belangrijke bestuurder van de koolmijnen van Anzin.

Thiers ging nog verder: hij feliciteerde de prefect van het departement Pas-de-Calais voor de kracht van zijn repressieve optreden. In die tijd aarzelde de macht niet om te schieten op stakende mijnwerkers. Aan de andere kant konden de mijnwerkers altijd rekenen op respect en steun van het volk. Ik herinner me nog dat ik in de jaren ’60 van de vorige eeuw, telkens wanneer er een conflict was met mijnwerkers, het hele verhaal urenlang op de radio volgde. “Respect voor het harde labeur van de werkende mens” noemde mijn vader dat. Hij had dat van zijn vader overgenomen, die het op zijn beurt van zijn vader had meegekregen. En zo landen we in de 19de eeuw, in de tijd van de grote, repressieve stakingen.

‘Respect voor de werkende mens’: dat klinkt misschien van lang geleden, maar zo ben ik opgevoed.

Gepubliceerd

25.07.2025

Kernwoorden
Reacties

Götz von Berlichingen: de ridder met de ijzeren vuist

Op 23 juli 1562 overleed op Slot Hornberg in Baden-Württemberg Götz von Berlichingen (°± 1480), de ridder met de ijzeren vuist. Götz vocht eerst tegen de Turken en de Fransen in het Keizerlijke leger. In 1504, bij de belegering van Landshut, werd hij door een kanonkogel geraakt en verloor hij zijn rechterhand. Er werd hem een mechanische voorarm gemonteerd, die hem zijn legendarische bijnaam gaf.

Later speelde hij een leidende rol in de Boerenkrijg, de zogenaamde “Süddeutscher Bauernkrieg”. Deze was tussen 1524 en 1526 een volksopstand tegen de prinsen en de geestelijkheid. Het speelde zich voornamelijk af in Thüringen, Saksen, maar ook in Franken, Tirol, Zwitserland en de Elzas. Het landvolk kwam in verzet tegen de machthebbers en Götz koos de kant van de verdrukten. Motieven waren sociaal, economisch en ook religieus. Hij was daarin niet alleen: ook Frans von Sickingen, de zogenaamde “machtigste ridder van Duitsland”, met 24.000 manschappen onder zijn bevel, steunde de opstand. Naar schatting kostte de ‘Bauernkrieg’ tussen de 70.000 en 75.000 mensen het leven.

Ooit kocht ik, ergens in het Zwarte Woud, een grote poster (zie eerste illustratie) met de naïeve voorstelling van een zestiende-eeuwse boer die dapper een vlag draagt met erop geborduurd: “FREYHEIT”. De strijd van de boeren en de onderdrukten als symbool voor de vrijheid, en de legendarische ridder met de ijzeren vuist als vendeldrager van het verzet. Götz von Berlichingen werd als vrijheidsstrijder onsterfelijk gemaakt door Goethe, die in 1773 een theaterstuk over hem schreef dat geldt als een hoogtepunt van de Sturm und Drang-literatuur.

Beroemd gebleven zijn de woorden die Goethe aan zijn held toeschreef:

“Von Ihro kaizerliche Majestät hab ich, wie immer, schuldigen Respect. Er aber, sag’s ihm, er kann mich am Arsch lecken.”

“Voor uw keizerlijke majesteit heb ik, als steeds, schuldig respect. Maar zeg hem, hij kan mijn aars likken.”

Gepubliceerd

23.07.2025

Kernwoorden
Reacties

Jacques Claes: de geborgenheid van de moedertaal

Op 22 juli 1929 werd prof. Jacques Claes, classicus, filosoof en psycholoog, uit een Franstalig gezin, en van Luxemburgs komaf via zijn moeder, in Antwerpen geboren.

In zijn boek “Mijmeringen over de twintigste eeuw: Een verhaal over een veranderde aanwezigheid” schrijft over de taal van zijn moeder:

“ik moet nog in de wieg gelegen hebben en dus niet in staat om te verstaan, maar nooit vergeet ik – het is natuurlijk meer dan niet vergeten – de rustige, bergende, bijna koesterende klanken in het spreken van mijn moeder met haar moeder.(…) De taal was Luxemburgs – als kind groei je daar vlug in – en als mij nu overkomt, af en toe, nog eens Luxemburgs te horen, dan ruik ik weer de balsem van geborgenheid.”

Treffend: dat gevoel heb ik ook met het Vlaams van Frans-Vlaanderen.

Jacques Claes overleed op 17 mei 2023 in Heverlee.

Gepubliceerd

22.07.2025

Kernwoorden
Reacties