Meer dan een half eeuw geleden, in juli 1973, verbleef ik kort in Groningen om mijn Nederlands te verbeteren. Tijdens mijn verblijf maakte ik ook een uitstapje naar Emden, waar ik kennismaakte met de figuur en het denken van de calvinistische denker Johannes Althusius (1583-1638).
In het toenmalige centralistische Frankrijk was Althusius totaal onbekend. Johannes Althusius wordt beschouwd als de vader van het begrip ‘soevereiniteit in eigen kring’. Hij stelde dat “de soevereiniteit bij het volk ligt, niet bij de vorst” en pleitte daarom voor sterke, autonome lokale overheden.
Aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw werd de notie van soevereiniteit in eigen kring geïntegreerd in het gedachtegoed van de Nederlandse neocalvinistische staatsman en oprichter van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Abraham Kuyper (1837-1920). Kuyper beschreef het als volgt:
“zonder soevereiniteit in eigen kring is de staatsmacht onbepaald gebiedend; beschikkend over de personen, over hun leven, over hun rechten, over hun consciëntie, tot zelfs over hun geloof.”
Prof. Matthias E. Storme verwoordde dit in 2000* zo:
De soevereiniteit moet opnieuw uitgaan van de eigen kring. In een wereld waarin het nihilisme steeds toeneemt moeten we wellicht onze prioriteit inderdaad leggen bij kleine kringen en gemeenschappen waarin de traditie levend kan worden gehouden.
De gedachtegang van soevereiniteit in eigen kring is nog altijd toepasbaar. In Frans-Vlaanderen en voor alle onderdrukte minderheden en groepen kan het in de toekomst een krachtig instrument vormen tegen het absolutisme en de onderdrukking door de centrale staat. Ook in Kern-Vlaanderen, dat wordt overspoeld door diverse bevolkingsgroepen, biedt het model van soevereiniteit in eigen gemeenschap perspectieven om onze identiteit te behouden.
*citaat van Prof. Matthias E. Storme, uit zijn “dankrede”, uitgesproken bij de ontvangst van de André Demedtsprijs op 26 november 2000.
20.07.2025
Op 18 juli 1100 overlijdt te Caesarea, nabij Jeruzalem, Godfried van Bonen (°1060), die dus niet “van Bouillon” was. Men weet dat hij gedoopt werd in het bisdom Terwaan, omdat hij wellicht in Bonen (Boulogne-sur-Mer) of in de buurt van Bonen in de Zuidelijke Nederlanden geboren was.
Godfried was een afstammeling van Karel de Grote en ook van de legendarische Zwaanridder. Dit verklaart ook de zwaan in het blazoen van de stad Bonen.
Godfried was de voornaamste leider van de Eerste Kruistocht. Hij werd in deze positie gekozen omdat hij zowel Diets als Romaans (Picardisch) sprak.
In augustus 1096 sloot hij zich, samen met zijn broers Eustaas en Boudewijn (de latere Boudewijn I van Jeruzalem), aan bij de Eerste Kruistocht. Hij vertrok met een leger van 40.000 man. Onderweg werden nog edellieden en allerlei vrijwilligers aangevuld, waaronder veel avonturiers, tot een troepenmacht van ongeveer 100.000 man.
Drie jaar later, op 15 juli 1099, plantte hij de standaard van de kruisvaarders op de muren van Jeruzalem.
Vergis u niet, deze kruistocht was aanvankelijk een reis van ontberingen, gevolgd door een bloedige verovering van de Arabieren. Er was weinig christelijks aan: Jeruzalem en haar inwoners — moslims, joden en oosterse christenen — werden vernield, geplunderd, verkracht en vermoord. De strategie om de vijand van angst te verlammen is niet nieuw: ook toen werd terreur gebruikt.
Godfried weigerde de titel ‘Koning van Jeruzalem’. Hij werd uitgeroepen tot ‘Beschermer van het Heilige Graf’. Zijn koninkrijk bestond ongeveer uit het grondgebied van het huidige Israël, inclusief de Gazastrook en Libanon, en strekte zich uit tot aan het vorstendom Antiochië, aan de Turks-Syrische grens.
In 1100 breidde hij zijn macht verder uit en plande hij nog meer veroveringen, maar hij stierf datzelfde jaar. De kroniekschrijver Albert van Aachen beschrijft dat Godfried van Bonen vergiftigd werd door tijdens een maaltijd een cederappel te eten die hem door de emir van Caesarea werd aangeboden.
Op zijn sterfbed gaf Godfried opdracht aan zijn broer Eustaas, die naar huis wilde terugkeren, drie relikwieën van het Heilig Bloed van Jezus mee te nemen. Hij wilde deze schenken aan de Frans-Vlaamse steden Bonen en Lens, en aan Antwerpen.
Zijn stoffelijk overschot werd begraven in de Heilig Grafkerk op Golgotha. Dat grafmonument is daar inmiddels verdwenen, maar in de crypte van de basiliek van Bonen kan je nog een replica van zijn cenotaaf zien op ware grootte (zie rechts op de foto).
18.07.2025
Op 17 juli 1345, tijdens een oproer van de Gentse wevers onder leiding van Gerard Denijs, werd Jacob van Artevelde, bekend als “de Wijze Man van Gent,” in zijn huis aan de Kalandeberg door Thomas Denijs vermoord.
Met zijn dood verloren de Nederlanden een belangrijk boegbeeld van de eenmaking. Artevelde slaagde erin Vlaanderen te verenigen tegen de Franse koning door de stedenalliantie Brugge-Gent-Ieper. Later bracht hij ook Vlaanderen, Brabant en Henegouwen samen in één verbond.
Daarnaast speelde Artevelde een belangrijke rol in de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland. Toen de Franse koning een verbod op de handel met Engeland afkondigde, kwam Gent in de problemen. Artevelde zette zich in om de handel voor zijn stad te redden, ondanks de Franse richtlijnen. Een opvallende episode in dit verhaal is dat hij in 1340 de Engelse koning Edward III liet bekronen tot koning van Frankrijk op de Gentse Vrijdagmarkt.
17.07.2025
Op 16 juli 1530 werd een liedjesmaker en wederdoper uit de Westhoek Willem Cousture — ook bekend als Willem de Cleermaker — na martelingen onthoofd. De terechtstelling vond plaats op de Ravensberg, langs de oude heerweg tussen de gemeenten Nieuwkerke en Belle. Met zijn liedjesteksten had Willem de machthebbers op de tenen getrapt.
Dertig jaar later werden zijn liederen nog door bewonderaars in Antwerpen gezongen. Zijn levensverhaal maakte destijds veel indruk en werd bezongen in het Antwerps lied: Herdooperslied van Willem de Cleermaker (zie tekst hieronder).
Willem Cousture, of de Kleermaker, geldt als de eerste bekende liedjesmaker en zanger in de Europese geschiedenis die ter dood werd veroordeeld vanwege zijn muziek en teksten.
WB
HERDOOPERSLIED WILLEM DE KLEERMAKER (1560)
1
Een nieuwe liet,
Vat dit bediedt,
TAntwerpen geschiet
Al in den jare
Van tsestich, siet,
En verwondert niet,
Een man voorware
Met groter schare
Van diefleyders, hoort,
Gebracht werd voort
Van die Steenpoort
In de vierschare.
2
Willem hiet hy:
Hy was so bly,
Cleermaker vry
Binnen der stede.
Als hy nu by
Den heeren, fy,
Quam, ende sy
Hem vraechden mede:
‘Sijt gy herdoopt?
Ons hier ontcnoopt
Waer gy op hoopt
Met recht en rede!’
3
Hy sprac tot haer:
‘Wat vraecht gy daer
Naer mijnen doop claer?
En niet naer mijn leven?
Op dat voorwaer
Ghy al te gaer
Een oordeel daer
Naer soudet gheven?
Ic ben een roof
Naer mijn gheloof,
Der werelt doof,
Die my doet sneven.’
4
Die schout gemeen,
Hert als een steen,
Was niet te vreen
En vroeg met lagen.
Willem sprac: ‘Hoort reen!
Ghebt my voorheen
Gevraecht alleen:
Mach ic ooc vragen?’
Die schout sprac: ‘Beydt!
Gheeft eerst bescheyt
Al van u feyt;
Dan sal ict wagen.’
5
Willem, sonder vaer:
‘In Marcus claer
Int sestiend daer
Daer moecht ghijt lesen:
Wie ghelooft voorwaer
En gedoopt is eenpaer
Die sal hier naer
Eens salich wesen.’
Die schout sprac fijn:
‘Men vraecht, hoort mijn,
Op dit termijn
U niet naer desen.’
6
Terstont, verstaet
Die heeren quaet
Met haren raet
Quamen te voren.
Willem sprac: ‘Vaet1,
Mijn heeren, u baet!
Wijst niet naer ’t placcaet;
Het ware verloren.
Denck toch op den dach
Dien men voorby niet mach,
Als ghy sult roepen: ach,
Ach ware ic herboren!’
7
Sy hebben terstont,
Ghelijc in het ront,
En met eenen mont,
Hem toen verwesen.
O Heere, doet cont
Haer quaden vont,
Dat sy werden gesont
Ende schrifture lesen!
Maect dat haer hert,
Hard als een bert,
Toch soeter wert,
Dat biddic met desen!
8
Smorgens, vroechtijt,
Op de marct wijd,
Met cleender jolijt,
Sy Willem brachten:
Aen den staec, sonder strijdt,
Sy hem met nijt,
Sonder langer respijt,
Gingen versmachten.
Och Godt, o Heer!
Siet toch eens neer
Op u leden teer,
Die sy nu verachten!
9
Ghy, prince jent,
Mijn liedt bekent
Is nu ten ent
Voor u ghesongen.
Ick wasser present
En hem omtrent,
Als hy was ghesent
Voor ouden en jongen,
Daer hy, gereet,
Zijn gheloof beleet
Voor d’overheet.
God loven alle tonghen!
16.07.2025
Na Isabelle A, die op 11 juli de Vlaamse leeuw passend bezingt met ‘eh lekker beest’, en de zelfvoldane stemmen van onze Vlaamse ministers aan de macht, volgt in Vlaanderen traditioneel komkommertijd.
Voor een minister met welverdiende vakantie vertrekt worden nog enkele beslissingen vluchtig genomen: de aankondiging tijdens de schoolvakantie van extralessen – met of zonder leerkrachten – voor wie het niveau van onze scholen naar beneden haalt; de welgekomen miljardenfactuur van vriend Donald, al is het me niet duidelijk of dit hoort bij de 5%; en wat dan met de resterende extra 30%, of misschien 50%, uiteraard allemaal voor de vrienden.
Maar de Vlaamse apotheose moest nog komen: de Franstaligen zoeken en vinden een “oplossing” voor de Vlaamse vertegenwoordiging in Brussel. Een beschamende, maar steeds voorspeelbare Vlaamse apotheose.
Als Frans-Vlaming, en dus als geboren vrijbuiter, bemoei ik me niet met de platvloerse politiek in dit land. Ook niet in Frankrijk, trouwens. Ik pas niet in de traditionele maffia’s of camorra’s, met partijkaart, vriendjespolitiek en dergelijke. Toch bestaat er bij ons een spreekwoord dat zegt: ‘nog krupp’n noch stupp’n’ (niet kruipen en ook niet stuipen).
Ik wil me dus hier en nu beperken tot opmerkingen over de gevolgde strategie:
Als de Vlamingen niet willen wat de Franstalige Brusselaars niet willen, en deze laatste dat weten, zullen ze nooit willen wat wij willen – en zelfs dat nooit begrijpen.
Hierbij past dit citaat van politicus Lode Claes (1913-1996):
‘Het volstaat voor de niet-Vlamingen in dit land mee te delen wat ze niet willen, om de Vlamingen ertoe te brengen te willen wat zij (de niet-Vlamingen) willen. Dit betekent afstand doen van hun bewegingsvrijheid, van hun macht als meerderheid, en daarna van de legitimiteit van die macht.’
Wat de, nochtans diep verdeelde, Franstaligen in dit land verenigt, is de eeuwige handhaving van hun historische voorrechten en macht. Al moeten ze hiervoor nieuwe kamikaze-allianties bedenken met vertegenwoordigers van de feitelijke Brusselse meerderheid van zogenaamde nieuwe Belgen.
En ook om te eindigen met Lode Claes:
Wij (de Vlamingen) zoeken iets dat anderen ook willen. En er verandert dus niets.
15.07.2025
Voor de verjaardag van de jonge Franse republiek werd door de revolutionairen, en met terugwerkende kracht, 14 juli gekozen. Dit was de datum van de inname van de Bastille in Parijs. In werkelijkheid werd de Franse republiek officieel uitgeroepen op 22 september 1792. Vóór die datum werd Frankrijk vaak beschreven als een hel, en vanaf dat moment als een paradijs op aarde.
Fervente republikeinen willen nooit toegeven dat de inname van de Bastille minder glorieus was dan vaak wordt voorgesteld, namelijk door een bende zatlappen en krapuul. De officiële geschiedschrijving vertelt slechts de gekuiste versie van het verhaal. In werkelijkheid waren de gevechten bloediger en het verzet harder dan wat de aanhangers van de koning hebbenaverteld. De Zwitserse garnizoen van het regiment van Salis-Samatte, die de burcht bewaakte, telde nochtans niet meer dan 32 grenadiers en 82 invaliden. Ze hield, trouw aan hun opdracht, moedig stand—totdat ze allemaal werden uitgemoord.
Voor de chauvinistische Parijzenaars waren dat maar “vreemde troepen”, en daarom maken ze deel uit van het ‘onzuivere bloed’ dat in La Marseillaise wordt bezongen.
Napoleon I, ook een kind van de Revolutie, vroeg zich later af of de Franse koning toen niet te laks was geweest. Volgens hem had Lodewijk XVI kordaat en repressief moeten optreden. De conclusie van de keizer over Lodewijk XVI was dan ook niet mals: “Qe coglione” (wat een idioot), zei Napoleon in de enige taal die hij vlot beheerste.
14.07.2025