WIDOPEDIA
Een blog over Frans-Vlaanderen, de Nederlanden en Europa
Wido Bourel

Meest recente berichten
Archieven
Kernwoorden

Archieven voor week 14, 2025

Een Franse, Waalse, of Zuid-Nederlandse hugenote?

Op 6 april 1652 arriveert de Nederlander Jan van Riebeeck in de Tafelbaai, aan de Kaap in Zuid-Afrika. Zijn vrouw, Maria de la Quellerie, vergezelt hem. Maria stamt af van een familie van calvinisten die afkomstig is uit het Land van het Vrije Leen en het Leiedal. Meer specifiek komt haar familie uit het huidige Frans-Vlaamse stadje Armentiers.

Sommige Franse auteurs beweren ten onrechte dat zij afstamt van Franse hugenoten, maar dat klopt niet, aangezien Armentiers toen nog tot de Zuidelijke Nederlanden behoorde. Dergelijke vormen van geschiedschrijving behoren tot de mythes van het eeuwige Frankrijk. Andere schrijvers zijn van mening dat zij afstamt van Waalse hugenoten, omdat de familie De la Quellerie, eenmaal in Nederland, zich had ingeschreven bij de ‘Waalse kerk’. In feite was de familie De la Quellerie Zuid-Nederlandse, meer bepaald Vlaamse, maar Picardisch sprekend.

Jan en Maria richtten, namens de VOC, een verversingspost en tussenstop voor proviandering op de Kaap op. Dit landingspunt markeert het prille begin van wat later zal uitgroeien tot de Republiek Zuid-Afrika.

P.S. Meer info over Maria de la Quellerie vind je in mijn boek “Kinderen van de Beeldenstorm.” Meer informatie en laatste exemplaren zijn beschikbaar op mijn blog widopedia.eu.

Gepubliceerd

06.04.2025

Kernwoorden
Reacties

Ook niet taalkundigen hebben een mening over taal

In de jaren ’70 van de vorige eeuw bedacht en verspreidde ik samen met Jan Pol Sepieter de slogan: “Ons Vlaamsch is een steektaal van het Nederlands, de taal van 25 miljoen Europeanen.” Onze bescheiden poging om de streektaal te redden was nooit tegen het Nederlands gericht; integendeel. Jaren later kwamen er krachten op die onze boodschap verdraaiden en het Nederlands als vreemd aan de streek en elitair bestempelden.

Ik ben geen taalkundige, maar ik heb mijn verantwoordelijkheid genomen en getuigd dat dit nooit onze bedoeling is geweest. Ik heb hierover verschillende artikelen geschreven en zelfs een boek, Olla Vogala. Nu lees ik dat Jan Pekelder, een taalkundige van Nederlandse afkomst, mij beschouwt als iemand die de “voortdurende tweespalt” onderhoudt. De man weet wat ik denk al heb ik nooit met hem gesproken. Daarom geef ik hier nogmaals een samenvatting van mijn visie, die ik al meer dan een halve eeuw verdedig. Vandaag precies en jaar geleden schreef ik hierover nog een artikel met de titel ‘Honden in het kegelspel’.

Frans-Vlaams

Cyriel Moeyaert noemde zijn levenswerk “woordenboek van het Frans-Vlaams,” niet van het West-Vlaams. Hiermee maakte hij duidelijk dat dit woordenboek specifiek over de streektaal over de schreve ging. Deze taal is niet zo anders dan die in Heuvelland of Bachten de Kupe, maar de Frans-Vlaamse streektaal heeft eigenaardigheden en woorden bewaard die elders verdwenen of in onbruik geraakt zijn.

We schreven Nederlands en spraken de streektaal.

Wij schreven Nederlands en spraken de streektaal. Van Cyriel Moeyaert leerde ik dat de geschreven taal van de Frans-Vlamingen in de zeventiende, achttiende, negentiende en begin twintigste eeuw altijd Nederlands is geweest. Het Nederlands van die tijd. De geschreven taal van Michiel de Swaen, Andries Steven of Renaat Despicht vertoont soms regionale kleuren en woorden, maar is onmiskenbaar Nederlands.

Streektalen als geheugen van de standaardtaal

Van Cyriel onthield ik ook hoe belangrijk de standaardtaal is en waarom ik de taalerfenis van mijn ouders moet koesteren. De streektalen van het Nederlands zijn het geheugen van onze taal voor alle mensen van goede wil. De liefde voor het Nederlands betekent niet automatisch oppositie tegen de streektaal; integendeel.

Taal evolueert voortdurend

Ooit was het gebied van de huidige Nederlanden in Frankrijk de bakermat van onze taal, waar men het Noordzeegermaans sprak van hier tot aan de Engelse kust. Wat mij betreft had men de standaardtaal Diets kunnen noemen. Het punt is dat het Nederlands de standaardtaal is geworden van de streken die tot de historische Nederlanden behoren. Voor wie problemen heeft met de taal boven de Moerdijk is pragmatisme nodig: het is wat het is. Ook onder de Moerdijk hebben ze misschien vragen bij de evolutie van onze taal. Laten we niet te bekrompen denken: de afstand van Duinkerke tot Amsterdam is amper 300 km, niet veel verder dan Parijs, behalve in onze hoofden.

De geschiedenis is wat het is

Dat onze standaardtaal meer “Hollands” klinkt dan ons in Vlaanderen lief is, heeft te maken met de geschiedenis, de wet van de grote getallen, en de afstand. Het lijkt me logisch: hoe verder men van het centrum staat, hoe minder invloed. Dit geldt niet alleen voor het West-Vlaams; ook Limburgers hebben reden tot klagen. Het zuiden had een tweede centrum kunnen aanduiden, maar is in 1830 een andere weg opgegaan. Een troost: mijn Nederlandse vrienden onder de Moerdijk klagen ook wel eens over de taal van de Randstad.

Nederlands: geen ‘vreemde taal’ in de Westhoek

Er zijn mensen in Frans-Vlaanderen die de onwetendheid van de plaatselijke bevolking en van liefhebbers van de streektaal misbruiken om hen allerlei onzin wijs te maken. Vlaenderen, met ‘ae’, zou Frans-Vlaams zijn, en Vlaanderen, met ‘aa’, zou een andere, vreemde taal zijn: het Nederlands. De Frans-Vlaamse naam voor de gemeente Sercus zou Zurkel zijn en niet het duizendjarige Zerkel. En het Frans-Vlaams zou meer verwant zijn met het Engels en zelfs met het Duits, maar niet met het Nederlands. Dit alles komt van dezelfde zelfgeproclameerde academici van de Vlaemsche taele, die soms niet eens tot vuuve kunnen tellen. Laat staan tot vijf.

West-Vlamingen moeten zich niet vergissen in de strijd

Er zijn mensen aan deze kant van de schreve, liefhebbers van het West-Vlaams, die deze onzin beamen en aanmoedigen. Ze stimuleren deze Frans-Vlamingen om een nieuw Volapük te creëren. De rijkdom van de streektaal is precies in de verscheidenheid, en niet in de standaardisering ervan. Ze moeten ook weten dat zelfs Guido Gezelle, nochtans een hardnekkige verdediger van het West-Vlaams, nooit dialectisch heeft geschreven.

De Nederlandse gedachte helpt

Dat onze standaardtaal meer “Hollands” klinkt dan ons in Vlaanderen lief is, heeft ook te maken met de geschiedenis, de wet van de grote getallen, en de afstand. Hoe verder men van het centrum staat, hoe minder invloed. Dit geldt niet alleen voor het West-Vlaams. Over dat centrum nog dit: het zuiden had een tweede centrum kunnen aanduiden, maar is in 1830 een andere weg opgegaan. Een troost: mijn Nederlandse vrienden onder de Moerdijk klagen ook wel eens over de taal van de Randstad. Het is dus geen specifiek Vlaams probleem.

Vlamingen moeten niet zeuren, maar handelen

Met 25 miljoen sprekers behoort het Nederlands tot de top tien van de meest gesproken talen in Europa. Niet meer, maar ook niet minder. Laten we dus niet kleiner denken dan we zijn en onze plaats innemen. Eenheid in verscheidenheid is al een tijdje de norm. De tijd van de stugge ABN-normen is voorbij. Het zuiden moet, in plaats van de rol van slachtoffer te spelen, de Taalunie en alle mogelijke taalinstanties overspoelen met ideeën en voorstellen voor een betere stem in het kapittel.

Gepubliceerd

05.04.2025

Kernwoorden
Reacties
Jan Achten
15.04.2025 - 07:00

Men leze van Jelle Stegeman: Grote geschiedenis van de Nederlandse taal, deel 2 (deel 1 behandelt de vroege historie, vanaf het Indo-Germaans). In de 16e eeuw was het Nederlands een verzameling streektalen die onderling slecht waren te verstaan. Daarom ontwikkelde zich voor de commercie een bovenregionale taal en in de tweede helft 18e eeuw werd die officieus gecodificeerd, op basis van geschriften van Vondel en P.C. Hooft, allebei Hollanders. De Bataafse republiek maakte die codificatie officieel. Na de scheiding hebben Nederland en Vlaanderen in de tweede helft 19e eeuw die codificatie afzonderlijk opnieuw vastgesteld, aldus werd Hollands officieel Nederlands.
Regio speelt bij ons weinig een rol, we hebben het geluk veel minder last te hebben van de Franstalige overheersing. Nee, het is de erfenis van Vondel en P.C. Hooft!

Beantwoorden

De ‘Zunnekeuning’ die geen zon bracht

De Vlaamsgezinde directeur van het College van Hazebroek, priester Dehaene (1809-1882), stelde ooit de vraag: “Moeten wij onze voorouders vergeten? Zouden zij niet terecht verbaasd zijn als ze ons zien dansen op hun beenderen bij het bezingen van hun schaamte?” Deze woorden schreef de gezaghebbende Dehaene als protest tegen de oprichting van het gedenkteken voor de drie veldslagen van het Frans-Vlaams Kassel.

Ik moest hieraan denken bij het lezen van een tweetalig straatnaambord in Sint-Winoksbergen: “Voetbruggetje van den zunnekeuning.” Het feit dat dit bord een mengeling is van geschreven folklore-Vlaams en Nederlands, maakt het nog niet acceptabel. De zunnekeuning bracht immers geen zon, maar dood en verderf. De kronieken uit de zeventiende eeuw vertellen ons dat de meeste inwoners waren gevlucht en dat wie achterbleef, ziek of dood was. De hele streek was geplunderd, afgebrand of verwoest.

In de woorden van priester Dehaene: in Sint-Winoksbergen is de schaamte voorbij, zelfs met maar een voetbruggetje, om Pietje XIV te eren. De katholieken onder ons zouden kunnen zeggen: vergeef de initiatiefnemers, want ze weten niet wat ze doen. Maar ik ben een pantheïst. Dit bord ontsiert het stedelijk landschap van deze Vlaamse stad en mag wat mij betreft zo snel mogelijk worden verwijderd of overgeschilderd.

Gepubliceerd

03.04.2025

Kernwoorden
Reacties

Een lezing in een historisch muziekcafé

Vandaag, 31 maart, houd ik een lezing over mijn boek FRANS EN TOCH VLAAMS, HET VERHAAL VAN FRANS-VLAANDEREN op uitnodiging van TROUVAILLES, een groep onder leiding van Bern Paret, regiocoördinator Westhoek, die jaarlijks een auteur uit de streek uitnodigt.

De lezing vindt plaats in Café des Orgues in Herzele, dat wordt uitgebaat door onze vriend Wartje. Wartje is ook de animator van de Frans-Vlaamse vereniging Zannekin (niet te verwarren met de stichting Zannekin) en brouwer van het Zannekin-bier (zie ook logo hieronder).

Deze lezing wordt in besloten kring gehouden. Maar je kunt op eigen initiatief eens een bezoek brengen aan Café des Orgues voor een uurtje muzieknostalgie. De openingstijden zijn elke vrijdagavond, zaterdag en zondagmiddag.

De drie instrumenten van het muziekcafé zijn dansorgels, vervaardigd door Mortier, de bekende dansorgelmaker uit Antwerpen. Dit bedrijf werd opgericht in 1885 en verdween in 1952. Mortier heeft meer dan 600 orgels geproduceerd, maar de meeste zijn inmiddels verloren gegaan. In Café des Orgues kun je nog dansen op de muziek van een van de weinige Mortier-orgels die de tand des tijds heeft doorstaan. Een unieke belevenis!

Gepubliceerd

31.03.2025

Kernwoorden
Reacties